Voor we de Balie binnengingen, draaide ik me naar haar toe. 'Ziet mijn gezicht er raar uit?' fluisterde ik. 'Zit ik helemaal onder make-up.'
'Wat?' Ze ging meteen met haar handen naar haar gezicht.
'Nee, jij niet. Ik! Ik had net de fotografe op bezoek en...'
'O, ik dacht ik dat je zei dat ik helemaal ónder make-up zat.' Ze liet haar handen zakken.
We inspecteerden elkaars gezichten. Toen duidelijk was dat we er niet raar uitzagen en niet onder make-up zaten, gingen we naar de avond van het Zwijgende Verbond. Die zou gaan over vriendschappen in de letteren. Literaire vriendschappen en wat daar bij komt kijken. Vier schrijvers lazen brieven voor die ze aan elkaar geschreven hadden. Een criticus hield een praatje over of het mogelijk is criticus te zijn en ook bevriend met schrijvers.
Wij zaten op de achterste rij te luisteren. Als ervaringsdeskundigen. Met een dagelijkse fax- en later emailwisseling die al twintig jaar duurt. Er kwamen twee schrijvers aan het woord die elkaar nog niet zo lang geleden ontmoet hadden en besloten brieven te gaan schrijven. Nadat ze hun eerste brief voorgelezen hadden, werd mij meteen duidelijk dat deze vriendschap geen lang leven beschoren was. Twee andere schrijvers die veel samenwerken, ze organiseren literaire avonden, lazen hun brieven voor. Dat zou nog wel meer kunnen worden, tussen die twee.
Het mooie aan de avond was dat ik zin kreeg om een brief te schrijven. Echt met de hand. En dan opsturen. Ik dacht erover wie ik een brief zou willen gaan schrijven. Het gekke was dat ik vooral aan haar dacht. Zij die naast me zat. Die ik toch nog niet alles geschreven heb, blijkbaar. Dat moet dan wel vriendschap zijn.
woensdag 29 mei 2013
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten