woensdag 24 juni 2015

Anderhalve dag voor vertrek

'Mama, waarom ga jij eigenlijk in Duitsland werken?' vraagt Deetje.
Ja, waarom ook alweer?
'Het is toch leuk om eens in Duitsland te schrijven?' zeg ik. 'Wie wil dat niet?'
De laatste keer dat ik drie dagen alleen in een ander land verbleef, heb ik mij drie dagen opgesloten in de hotelkamer, mailt een vriendin me. Daarom durf ik dat niet meer zo goed.
De laatste keer dat ik twee weken alleen in een kasteel in een Frans gebergte zat om te schrijven, sliep ik geen enkele nacht en stond ik de grootste doodsangsten uit die ik ooit heb meegemaakt, herinner ik me.
De dagen van de komende week zie ik ineens glashelder voor me. Meestal vliegt de tijd, soms ook kruipt-ie voorbij. In het Eifel dorpje waar 127 mensen wonen, is dat laatste natuurlijk het verhaal. Als je je iedere seconde bewust bent van jezelf kan iets eindeloos duren. Misschien komt de tijd in Duitsland zelfs stil te staan.
Hele lange dagen waarin ik me 's avonds van mijn appartement naar het hotel begeef. Alwaar ik in mijn eentje ga zitten eten. Aan een ronde tafel, gedekt voor vier personen. Tussen de bejaarde vakantiegangers. Met opgeheven hoofd natuurlijk. Mijzelf opperbest vermakend. Het laptopje binnen handbereik. Er moet in het hotel ergens WiFi zijn, las ik al bij de klantbeoordelingen. In een bepaald hoekje bij de bar. Een hele trage verbinding. Alles is er traag.
Het is er muisstil. Voor het boodschappen doen is een auto vereist, las ik. Dat is jammer voor mij, zonder rijbewijs. Hoe kom ik aan brood en andere dingen?
Ik moet denken aan Het Buitenleven van Rachel Cusk. In die roman laat het hoofdpersonage huis en haard achter zich en begint een totaal nieuw leven in een gehucht ergens. Maar dat was niet mijn bedoeling.

zaterdag 20 juni 2015

Dood

Deetje zegt: 'Ik wou dat jullie dood waren.' Ze wijst haar liefhebbende ouders aan. 'Jullie gaan toch dood of niet?'
'Nu nog niet,' zeg ik. 'Maar iedereen gaat een keer dood, hè.'
'Ik wou dat iederéén nu dood was.' Ze maakt een weids armgebaar.
'Mooi is dat.'
'Iedereen, behalve ik!'
'En wat ga je dan doen als iedereen dood is, behalve jij?'
'Televisiekijken.' Ze kijkt er gelukzalig bij.  'Alleen maar televisiekijken en snoep eten.'

'Ja daarvoor hoeven ze niet dood,' merkt Jeetje op, 'als je achttien bent mag je het ook zelf weten. Dan mag je de hele dag televisiekijken en snoep eten. En dan wil je het niet eens meer, Deetje.'
Dat zal allemaal wel, zie ik Deetje denken. Maar nu wil ik het. Dus als het toch gebeuren moet, laat die uitsterving dan nu beginnen.
Moeder vraagt zich af waarvoor de ouders volgens Jeetje dan wel dood moeten, als het niet is voor het kijken van televisie of het eten van snoep.

dinsdag 16 juni 2015

Buik

Deetje wilde zich niet laten insmeren op het strand afgelopen vrijdag. Ze kreeg ter plekke een woedeaanval en verkoos een legging en een jurk met lange mouwen boven het badpakje. Het was zeker dertig graden. Ik vroeg haar vanochtend waarom ze zich eigenlijk niet gewoon in liet smeren.
'Ik wil niet dat iedereen dat ziet,' zei ze. 'Als jij me insmeert.'
'Waarom niet?'
'Ik wil niet dat de mensen mijn buik zien.'
'Maar wat is daar erg aan? Iederéén heeft toch een buik? Alle mensen hebben er één.'
'Niet! Oma D. niet!' zei ze meteen. 'Oma D. heeft geen buik.'
'Nee, oké, zij heeft geen buik, maar...'
'Oma D. is alleen nog een skelet,' zei Deetje.
'Dat is waar, maar...'
'Dus niet iedereen heeft een buik, mama!'
'Nee,' zei ik.

zondag 14 juni 2015

Kunstenares

De verkoper van de kledingwinkel geeft me een klein zwart T-shirt met witte verfspatten.
'Hier. Trek eens aan,' zegt hij. 'Hierin lijk je precies een kunstenares.'
'Nou, dát hoeft niet hoor,' zegt man. Hij zit op een krukje toe te kijken. 'Dáár moeten we juist vanaf.'
Ik glimlach op mijn gebruikelijke wijze, trek het zwarte T-shirt met de verfspatten aan en daarna meteen weer uit.
 'Ik vind het té,' zeg ik.
'Dus geen kunstenares?'
'Nee,' zeg ik.
Hij kijkt me glazig aan. Meewarig misschien eerder.
De vorige keer wou dezelfde verkoper me ook al een blouse verkopen omdat ik daarin op een kunstenares zou lijken. Wat is daar toch het voordeel van? vraag ik me af. Weet die man wel wat hij zegt? En waarom ik?

dinsdag 9 juni 2015

Grens van het betamelijke

Ik wilde iets radicaals doen. Ik dacht: ik hef dit weblog op. Nou, dat was me een gedachte wel. Ik moest er even van bijkomen. Dus dacht ik even aan andere dingen: de grens van het menselijke. Waar lag die grens? En waarom trok me dat zo aan? Iemand had gezegd: 'dan bereik je de grens van het menselijke.' En ik dacht: Ja! Dat is het. Daar moet ik naartoe! Alsof het toverwoorden waren. Een vakantiebestemming. Het paradijs.
Maar wat wil ik daar precies gaan doen? Bij de grens van het menselijke?  Ik zie me er al staan, in mijn nieuwe bikini.
Gisteravond Belle de Jour van Bunûel gezien. De film werd ingeleid door een psychoanalyticus. Hij sprak over spiegeling, leegte en perversie. De film moesten we zien als een droom, verinnerlijking, van een volkomen gestoorde vrouw die probeert 'heel' te worden.
We zagen volgens de analyticus haar gevecht met haar demonen op het witte doek. Ik geloof niet dat het een film was die eigenlijk een droom is van het hoofdpersonage. Zoals ik niet geloof dat ons leven eigenlijk een droom is van onszelf.  Maar ik 'geloof' sowieso nogal weinig. Dus misschien moet ik daar niet al te veel waarde aan hechten.
Goed, ik hef dit blog niet op. Het enige radicale wat ik doe is dit weekend in een strandhuisje op camping Bakkum doorbrengen.

donderdag 4 juni 2015

Het verwaarloosde paard

Ik werd die dag pas rustig toen ik oog in oog stond met het verwaarloosde paard. Het regende dat het zeek. Ik schuilde bij haar in de stal. Het paard had nog geen zin om te draven, had mijn tienjarige verteld. Het wilde alleen op haar gemak lopen. Het had tijd nodig. Ze begon hooi te eten, ik maakte een foto van haar.
Om ons heen verwerd alles langzamerhand tot één grote modderzooi. De blubber strekte zich uit. Ik zag dat er zich een eilandje om het verwaarloosde paard en mij heen begon te vormen.
Mijn dochter was in geen velden of wegen meer te bekennen. Zelf ben ik nooit een paardenmeisje geweest. Om de huizen van mijn opa en ooms liepen vroeger overal paarden. Ik kan wel zeggen dat ik ben opgegroeid tussen de cowboys, maar naar hun paarden keek ik niet om. Ook mijn beste vriendin was er zo eentje. Ze had een verzorgpaard op de manege waar ze elk vrij moment naartoe ging om mest te scheppen, de staarten te borstelen, stallen schoon te maken. Ik vroeg me af wat daar nou precies de meerwaarde van was. Nee, dat vroeg ik me niet af. Ik vond het idioot. En dat ze er ook nog voor betáálde. Ik zou me daar wel gek zijn.
Maar eergisteren, toen het paard en ik elkaar in de ogen keken, begreep ik er misschien iets van.

woensdag 3 juni 2015

De beproevingen van het huwelijk


Man zit aan de keukentafel achter zijn laptop als ik beneden kom. Hij is met zijn identifier in de weer, vraagt hoe mijn dag was. Ik vertel hoe mijn dag was. Halverwege mijn verhaal begint man driftig te typen, zijn wenkbrauwen gefronst.
'Hoor je me wel?’
'Wat?' Hij kijkt me kort aan door zijn leesbrilglazen en tuurt dan weer naar het scherm. Met twee vingers ramt hij op de toetsen.
Zodra ik weer achter mijn computer zit, drie verdiepingen hoger, begint hij dingen naar me te roepen.
'Ik kan je niet verstaan,' roep ik terug.
'Zal ik J. en D. zo halen? Of doe jij dat?' 
'Nu praat je wel tegen me. Nu ik hier helemaal zit.'
'Ja, ik moest even iets afmaken.'
'Je vroeg net zelf hoe mijn dag was.'
'Ik had op een kort antwoord gehoopt.’

Zo blijven wij naar elkaar schreeuwen, de longen uit ons lijf, met al die kamers en trappen tussen ons in. 

dinsdag 2 juni 2015

De beproevingen voor de kikkervis


We houden kikkervisjes in een bak in de tuin. Onze vijfjarige heeft ze meegenomen uit  Limburg.
Ze hebben volgens mij een groeiachterstand. Dat komt omdat onze poezen elke dag wel een paar keer hun pootje in het water steken. Ook heeft onze vijfjarige al één van hen geofferd.
Vanuit de kamer zag ik hoe ze razendsnel met haar handje het water inging, er ééntje pakte, en hoe ze het arme ding daarna aan Ronnie voerde. Onze zwarte kater begon er aan te likken. Ze bleef gebiologeerd staan toekijken hoe het kikkervisje, tot de helft, door hem verorberd werd.
'Voer jij nou een kikkervisje aan de poes?' vroeg ik.
Ze huilde dat ze dat niet gedaan had. Echt niet! Hoe kom ik daar nou toch bij? Ze haat me! Alleen de stomste moeder die er bestaat, verzint zoiets. Dat halve kikkervisje is helemaal geen kikkervisje!
Het is geruststellend dat ze hier blijk geeft van iets als een geweten.
'Kikkervisjes keren altijd terug naar waar ze geboren zijn,' zegt man, 'mooi is dat hè?'
Ik denk aan het kleine vijvertje in de tuin van mijn ouders en aan hoe mijn kikkervisjes straks in Godsnaam heelhuids, via snelwegen en diepe wateren, de weg terug daarnaartoe moeten zien te vinden.
En daarom willen onze kikkervisjes dus liever geen pootjes krijgen.