Ik werd die dag pas rustig toen ik oog in oog stond met het verwaarloosde paard. Het regende dat het zeek. Ik schuilde bij haar in de stal. Het paard had nog geen zin om te draven, had mijn tienjarige verteld. Het wilde alleen op haar gemak lopen. Het had tijd nodig. Ze begon hooi te eten, ik maakte een foto van haar.
Om ons heen verwerd alles langzamerhand tot één grote modderzooi. De blubber strekte zich uit. Ik zag dat er zich een eilandje om het verwaarloosde paard en mij heen begon te vormen.
Mijn dochter was in geen velden of wegen meer te bekennen. Zelf ben ik nooit een paardenmeisje geweest. Om de huizen van mijn opa en ooms liepen vroeger overal paarden. Ik kan wel zeggen dat ik ben opgegroeid tussen de cowboys, maar naar hun paarden keek ik niet om. Ook mijn beste vriendin was er zo eentje. Ze had een verzorgpaard op de manege waar ze elk vrij moment naartoe ging om mest te scheppen, de staarten te borstelen, stallen schoon te maken. Ik vroeg me af wat daar nou precies de meerwaarde van was. Nee, dat vroeg ik me niet af. Ik vond het idioot. En dat ze er ook nog voor betáálde. Ik zou me daar wel gek zijn.
Maar eergisteren, toen het paard en ik elkaar in de ogen keken, begreep ik er misschien iets van.
donderdag 4 juni 2015
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten