donderdag 21 april 2016

Doel

Ik was in een lelijk vergaderzaaltje beland waarin niet meer kon staan dan één gigantische ovale tafel.
'Wat is het doel van je boek?' De vrouw keek me strak aan.
'DOEL,' zei ze weer.
Er zaten twee vrouwen tegenover me aan de vergadertafel. Het was wachten op de derde die bezig was sollicitatiegesprekken af te nemen. Het was voor het eerst dat ik bij zo'n grote organisatie binnen kwam, overal waren ruimtes waar mensen werkten achter computers. Facebook en twitter op de schermen. Mensen liepen heen en weer met kartonnen bekertjes, ze bezochten het toilet of ze stonden twee aan twee in de gang met elkaar te smiespelen. Een mierenhoop. Het deed me denken aan de middelbare school.
'Doel?' vroeg ik zacht.
'Ja, wat is het doel van je boek?'
'Eh, gewoon.'
'HOE KOM JE OP HET IDEE?' De vrouw dacht misschien dat ik hardhorend was. De andere vrouw staarde me intussen met open mond aan, zakte achterover in haar stoel toen ik weer 'gewoon' zei.
'Het is ontzettend warm hier, hè?' Ik trok mijn vest uit.
Ze vonden het helemaal niet ontzettend warm daar. Totaal niet zelfs.
'Je weet dus niet wat je DOEL is?'
'Ik dacht dat ik hier was gekomen om jullie verhaal te horen?' Ik hakkelde. De vrouwen keken elkaar aan trokken hun wenkbrauwen op.
Ik zou met drie dames van deze organisatie gaan praten die problemen hadden met dezelfde leidinggevende en daar een verhaal over maken. 1500 woorden. Dat was het doel. Nu ging het bij het voorstellen  - ze hadden gevraagd wat ik deed in het leven - al totaal de verkeerde kant op.
Om een lang verhaal kort te maken: 's Avonds heb ik de meisjes op het hart gedrukt dat ze nooit maar dan ook nooit voor een baas moeten gaan werken. Dat ze nooit in een bedrijf terecht moeten zien te komen. Dat het daar niet anders gaat dan op de basisschool en straks de middelbare school. Het gedoe tussen mensen: macht, pesten, meelopers en bij de populairste willen horen. Het werk is maar bijzaak.
'Jullie moeten ervoor zorgen dat jullie later eigen baas worden. Denk erom.'

maandag 18 april 2016

Gisteren

We genoten de zondagslunch in café Krom - man, zijn moeder, Jeetje, Deetje en ik. We zaten aan een ronde tafel met de knakworstjes, de tosti's, de tomatensoep en het broodje kalfsleverworst. De zon scheen naar binnen. Naast ons zat een stel vermoeide toeristen aan rietjes te zuigen. Er waren nog een paar locals die op hun gemak de zaterdagkranten doornamen. Midden in het café stond de jukebox. Man typte een nummer in en even later schalde 'Is dit alles' van Doe Maar door de ruimte.
'Heb jij dít liedje opgezet?'
'Een Italiaans liedje,' zei man, 'leuk toch?'
Ik knikte. Al vond ik het op zich wel tegenvallen. Dat Italiaanse. Ik nam een hapje van mijn tomatensoep - Is dit alles wat er is aha aha - en keek kort naar mijn schoonmoeder. Ze knipoogde naar me, maar het kan ook zijn dat ze tegen de zon in keek. Toen Jeetje aan de knoppen van de jukebox zat, kregen we een vrolijke wals te horen. Dat paste prima bij de sfeer in het café. We babbelden over de tweeweekse trip naar New York die ik in juni met een vriendin ga maken. Dat het daar zo levendig schijnt te zijn allemaal. New York is life changing, appte iemand me. De wasserettes zijn inspirerend daar, had een ander me gemaild. Je kunt er uren in de wasserettes zitten genieten. Toen ik het waagde een willekeurig nummer in te typen, toverde de jukebox meteen de stem van Paul McCartney tevoorschijn. 'Yesterday, all my troubles seemed so far away.'
'Ook al zo'n Italiaans liedje,' zei ik.
'Leuk, toch?' zei man. Weer dacht ik mijn schoonmoeder te zien knipogen.
'O, I believe in yesterday,' zong ik zachtjes mee.
Toen gingen we naar de kledingwinkel om de hoek, en kochten twee truitjes, eentje voor Jeetje en eentje voor Deetje.

vrijdag 15 april 2016

Ik trof twee truitjes

Na het badderen liep ik nietsvermoedend de slaapkamer in en zag mijn twee favoriete truitjes van dit moment, ze lagen messcherp gevouwen, boven op elkaar, op zijn helft van het bed. Op de plek waar ooit een deken lag. Een hoofdkussen.
En ik zag meteen hoe hij, met mijn prachtig gevouwen truitjes tussen zijn handen, van de logeerkamer naar de slaapkamer moest zijn gelopen. Ze op de lege bedhelft had neergelegd. Gewoon neergelegd, zonder enige bijbedoeling, opdat ik het stapeltje zo mijn kledingkast in kon schuiven.
De werkster was vanmorgen namelijk geweest. Ze had de was gevouwen en op het logeerbed achtergelaten, we hoefden de kleren alleen nog maar in de kasten terug te stoppen. Dat was geweldig.
Het was het onverbiddelijke feit dat mijn lievelingstruitjes niet op het logeerbed konden blijven liggen. Maar wel hier.
Als ik een dichter was, zou ik over dat gevoel een gedicht schrijven. Nu blijft het behelpen met een stukje proza.





dinsdag 12 april 2016

Een wens van niks

We liepen van school naar huis, Deetje, haar vriendje, en ik. Ze plukten paardenbloemen onderweg. Ze konden er nog twee afblazen. Ze deden allebei een wens.
'Ik heb een wens gedaan,' zei het vriendje.
'Wat heb je gewenst?' vroeg ik.
'Ik zeg het niet.'
Maar na flink aandringen van mijn kant zei hij het uiteindelijk toch. Hij had een skateboard voor zijn verjaardag gewenst.
Ook Deetje wilde haar wens niet verklappen, maar ook zij kon geen weerstand bieden aan de straffe verleidingstechnieken van haar moeder.
'Ik heb gewenst dat wij voor altijd en altijd vrienden blijven,' zei ze, 'óók later als we groot zijn.'

Het vriendje keek haar stomverbaasd aan.
'Maar we zíjn al zéker voor altijd vrienden, Deetje,' zei hij. 'Voor altijd en eeuwig.'



maandag 11 april 2016

Noir Desir

Er was een verrassingsfeestje voor de overbuurvrouw, een Zweeds salonbootje waarop we met tien vrouwen twee uur door de Amsterdamse grachten gleden. We zaten dicht op elkaar. We leerden elkaar snel kennen. Er was een gigantisch cruise schip dat voor het centraal station op ons lag te wachten. We stapten aan boord en de trossen werden losgegooid. Ik wist bij God niet waar we naartoe voeren, maar dat gaf niet. God was er niet. Er was duisternis, flikkerende discolichtjes. Er waren loungebanken waarop gegeten kon worden, maar het was al voorbij etenstijd. Er was de dj, die ik ken omdat hij mijn buurman is, hij draaide een flard van 'Le vent nous portera' van Noir Désir en ik ging even kopje onder in de tijd. Ik kwam weer boven. Er was de travestiet die achter de bar stond met absurde borsten in een klein bh-tje.
'Ik ben hier voor het eerst,' zei ik.
'Leuk,' zei hij en knipperde met zijn mascara ogen.
Er was gin-tonic. Er waren sigaretten. De serveerster was lang, mager en droeg alleen een bh, een kort spijkerbroekje, blote voeten. Ze lachte niet. Het was niet de bedoeling dat je hier veel kleren aanhad. Dat was helder. Er lagen overal groepjes mensen op loungebanken. We trokken onze schoenen uit en gingen er ook op liggen. 'I am sexy and I know it', draaide de buurman. Ik moest heel sterk denken aan de film Lost in Translation. Hier waren andere regels. Ik kende ze niet. Op deze boot leek alles mogelijk. Hier was iedereen verloren, in elk geval waren we zonder anker.
Er was het moment dat we weer aanmeerden, de loopplank afliepen, dat we ons gewone zelf weer moesten zijn.

donderdag 7 april 2016

Voor het te laat is

Over de dingen die me het meest bezighouden, kan ik nu niet schrijven. Al ben ik van mening dat niets te persoonlijk is. Het is nu juist de kunst er iets van te maken dat het persoonlijke gezever overstijgt. Het boven die dooie werkelijkheid uit te tillen. Soms ook schrijf ik iets geweldigs niet op omdat het mensen in mijn directe omgeving zou schaden. Misschien is dat laf. Misschien ben ik te scrupuleus?
Mijn voettype kan daar meer over vertellen. Je hebt namelijk vier voettypes.
Ik heb typ 2. Diagonale voet.
'Dit is een vorm waarin de tenen geleidelijk kleiner worden, uitgaande van de grote teen. Mensen met dit soort tenen worden gekenmerkt als mysterieus en hebben stemmingswisselingen. Ze zijn vaak angstig en impulsief.'
Deze informatie kwam ik daarnet tegen op de site blijf-positief.com.
Met mijn voeten is het droevig gesteld. De meeste schoenen kan ik niet meer aan. Mijn kleine tenen zijn aan het verdwijnen onder de andere tenen. Mijn voeten worden lelijker en lelijker, het lijkt de realiteit wel. Een grote teen buigt steeds meer af naar rechts, de andere naar links. Knobbels. Knellingen. Eelt. Eén zwarte kleine teennagel die er steeds af valt, er kom al snel een nieuwe nagel op, die dan binnen een paar dagen onherroepelijk weer zwart is en opnieuw loslaat.
'Je moet echt naar een podoloog,' waarschuwt iedere pedicure mevrouw me met steeds meer klem, 'of je krijgt straks last van je knieën, of je kunt over een paar jaar helemaal niet meer sporten, of je belandt nog in een rolstoel of...'

dinsdag 5 april 2016

Iemand die hielp

Het is onmogelijk om het niet over Wim Brands te hebben.

Wim Brands die me net na mijn debuut voor het eerst voor de radio interviewde, en me in de pauze zei: 'Je moet niet steeds tussendoor lachen hoor. Je lacht veel en veel te veel uit ongemak. Dat hoeft niet.'

Ik sprak hem voor het laatst op één van die zaterdagmiddagen in de docentenkamer van de schrijversvakschool. Het ging onder andere over zijn epileptische vader. Hoe de meeste volwassenen hem als kind alleen lieten met zijn stuiptrekkende, schuimbekkende pa.
'Nog altijd als ik ergens ben, check ik de mensen,' zei hij, 'zijn het mensen die me helpen of mensen die weglopen.' Hij keek me aan. Hij checkte me. Was ik iemand die hielp of wegliep?
Ik ben degene die valt, dacht ik. Het lag voor op mijn lippen. Maar in plaats daarvan lachte ik.

Omdat het zo'n aardige man was. Waarbij je je op je gemak voelde. Iemand die hielp.

vrijdag 1 april 2016

Ik sport

De Schoenmakerij IJburg tas met daarin mijn sportschoenen hangt aan mijn stuur. In mijn sportieve pakje fiets ik naar de fitnessschool op Haveneiland. Mijn knie raakt de tas steeds. De circuittraining is net twee minuten begonnen als ik erbij kom staan. Er zijn nog twee andere dames en één man.
'Daar hebben we de verloren dochter,' zegt de Surinaamse sportinstructeur. En dan zegt hij streng: 'Je bent laat.'
Ik pak de gewichten op en doe mee met de oefening voor de bovenarmen. Mijn armen naar rechts, naar voren, omhoog. De sportinstructeur, voormalig Nederlands kampioen bodybuilden, komt recht voor me staan - 'Zet die gewichten naast je,' gebiedt hij- en legt zijn armen op die van mij.
'Wegduwen,' zegt hij.
'Moeilijk hoor.'
Hij glimlacht:  'Waar was je zolang gebleven? Had je problemen?'
Ik probeer zijn armen opzij te duwen. De muziek is luid. Don't let me go, wordt er steeds gezongen. Don't let me go. Don't let me go. Bij de cardio-oefeningen merk ik meteen dat ik stiekem gerookt heb. Sterk spul. Na een uur is de training afgelopen. Ik heb de gekte weer mooi buiten de deur gehouden vanavond, denk ik.
Ik neem me voor op te schrijven wat ik gezien heb, wat er is, mij te houden aan een precieze beschrijving van de feiten, zoals de schoolmeester van de Nederlandse letteren ons voorschrijft op zijn weblog. Ik ben gevoelig voor autoriteit. Het is jammer dat ik geen vogels tegenkwam onderweg, maar ik ga er niets bij liegen. Dat ontspoort al gauw.
De instructeur zit achter de receptie en wenkt me als ik weg wil gaan.
'Kom eens hier.'
'Wat is er?'
'Je moet niet zien wat er is, Elke.'  Hij kijkt me strak aan. 'Je moet kijken naar wat er níet is. Wat je ogen niet kunnen zien. Dáár gaat het om.'
'Nu fucking dát weer.'
'Het gaat er om dat je gelóóft dat het er is.'

Na een tijdje laat hij me gaan, maar niet nadat hij me bevolen heeft The book of Enoch te lezen. Er is maar één waarheid, namelijk. Hij vindt het belangrijk dat ik dat begrijp.
'Jij durft niet buiten jouw pinksterGod te denken,' zeg ik.
'Dat heeft niets met durven te maken, ik wil het niet.'
'En je dúrft niet, want stel,  stel nou dat het niet waar is..?'
Maar daar heeft de sportinstructeur geen boodschap aan.