De vaste telefoon gaat. Ik rol van de bank. Daar zal je Harry eindelijk hebben! Harry die zegt dat hij in de buurt is. Harry die naar mijn kapotte koelkastdeur komt kijken. Hij kon niet precies zeggen hoe laat hij kwam, maar hij heeft belooft dát hij kwam. En dan komt Harry ook. Zo'n type is het.
Er is een vrouwenstem aan de andere kant van de lijn. Harry is geen vrouw.
'Is de heer Man er ook?' vraagt de vrouw.
'Nee, die is weggelopen.'
'Pardon?'
'De heer Man is weggelopen.'
'Vandaag bedoelt u?'
'Weggelopen bedoel ik.'
'Wanneer komt hij terug?'
'Misschien wel niet meer.'
'Is er iemand anders in uw huis die beslissingsbevoegdheid heeft.'
'Nee niemand.'
'Niemand?'
'Nou ja; Harry. Maar die is er nog niet.'
'Nou, ik hoop dat de heer Man terugkomt.'
'Ja, ik hoop het ook.'
'Een fijne dag verder, mevrouw.'
'U ook, mevrouw.'
dinsdag 26 juli 2016
maandag 25 juli 2016
Weg
Het is maandag. ( Dinsdag nog. Woensdag. Donderdag. Vrijdag. Zaterdag.)
En de koelkastdeur hangt scheef. De kaas is warm, de boter zacht. Het ergste: de witte wijn blijft lauw. De reparateur belt niet terug. Ook de douchecabine is kapot. Het bad lekt. De badkamervloer barst.
'Ons huis valt uit elkaar,' zei Jeetje voor ze vertrokken.
'Dat is waar,' zei ik. 'Het stort langzaam in.'
Ik heb nu de tijd om te schrijven. Maar in plaats daarvan denk ik steeds aan een leuk vliegreisje voor mezelf. Weg van de koelkastdeur die scheef hangt. Weg van het huis dat uit elkaar valt. Weg van..
Voor de rest is alles al weg.
En de koelkastdeur hangt scheef. De kaas is warm, de boter zacht. Het ergste: de witte wijn blijft lauw. De reparateur belt niet terug. Ook de douchecabine is kapot. Het bad lekt. De badkamervloer barst.
'Ons huis valt uit elkaar,' zei Jeetje voor ze vertrokken.
'Dat is waar,' zei ik. 'Het stort langzaam in.'
Ik heb nu de tijd om te schrijven. Maar in plaats daarvan denk ik steeds aan een leuk vliegreisje voor mezelf. Weg van de koelkastdeur die scheef hangt. Weg van het huis dat uit elkaar valt. Weg van..
Voor de rest is alles al weg.
zondag 24 juli 2016
Een kijkje achter de schermen dan maar
Mijn schoonzus merkte op: 'Je wordt de laatste tijd wel héél persoonlijk in je blog.'
Ik schrok.
Ik kon haar niet peilen door haar zonnebril. Vond ze het heel persoonlijke verwerpelijk? Hoorde ik hier de subtekst: 'Pas op je woorden jij.' Of was het niet meer dan een constatering. Een droge observatie?
'Dat is nu eenmaal zo als je met mij te maken hebt,' zei ik kortaf.
'Dus dan hebben we pech.' Ze giechelde.
In wezen wel, dacht ik. Ik vond het niet erg aardig gedacht van mezelf. Het had iets van: 'Pas maar op of ik schiet.' Dat zit er - eerlijk is eerlijk - toch óók bij. Iets links.
Ik dacht aan de bijbeltekst: 'Wat gij niet wil dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet.'
Ik dacht ook: maar ik bén niet veel persoonlijker dan anders. Het onderwerp van mijn observaties verschuift met de tijd, met de dingen die er in mijn leven gebeuren. Dit is een onrustige fase. Het is maar een splinter op een dag die ik hier opschrijf. Een splinter die ik heel bewust uitkies. Ik probeer niemand anders dan mijzelf onder de loep te leggen. En dan ook nog maar eens een klein stukje van mezelf. Ik abstraheer verschrikkelijk. In een poging van het hele persoonlijke iets universeels te maken.
Maar goed: ik leef niet alleen. Man wordt tegenwoordig inderdaad weleens op een tekstje van mij aangesproken. Terwijl hij daar niet om gevraagd heeft. Dat is zeker waar. Híj vindt het trouwens prima wat ik opschrijf. Hij weet heel goed dat Man niet meer dan een afsplitsing van hem is, en identificeert zich er nooit één op één mee. Op mijn beurt weet ik heel goed wat ik wel en niet op kan schrijven als het over ons gaat. En als ik twijfel, laat ik het eerst lezen. 'Kan dit denk je?'
Het lijkt toch op rechtvaardigen, wat ik nu aan het doen ben.
Gisteren zei een vriendin: 'Jullie leven is meteen materiaal.'
'Ja, nou ja...'
Ze zei: 'Hij zou niet eens dúrven zeggen als hij het niet prima vond.'
Ik schrok.
Ik kon haar niet peilen door haar zonnebril. Vond ze het heel persoonlijke verwerpelijk? Hoorde ik hier de subtekst: 'Pas op je woorden jij.' Of was het niet meer dan een constatering. Een droge observatie?
'Dat is nu eenmaal zo als je met mij te maken hebt,' zei ik kortaf.
'Dus dan hebben we pech.' Ze giechelde.
In wezen wel, dacht ik. Ik vond het niet erg aardig gedacht van mezelf. Het had iets van: 'Pas maar op of ik schiet.' Dat zit er - eerlijk is eerlijk - toch óók bij. Iets links.
Ik dacht aan de bijbeltekst: 'Wat gij niet wil dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet.'
Ik dacht ook: maar ik bén niet veel persoonlijker dan anders. Het onderwerp van mijn observaties verschuift met de tijd, met de dingen die er in mijn leven gebeuren. Dit is een onrustige fase. Het is maar een splinter op een dag die ik hier opschrijf. Een splinter die ik heel bewust uitkies. Ik probeer niemand anders dan mijzelf onder de loep te leggen. En dan ook nog maar eens een klein stukje van mezelf. Ik abstraheer verschrikkelijk. In een poging van het hele persoonlijke iets universeels te maken.
Maar goed: ik leef niet alleen. Man wordt tegenwoordig inderdaad weleens op een tekstje van mij aangesproken. Terwijl hij daar niet om gevraagd heeft. Dat is zeker waar. Híj vindt het trouwens prima wat ik opschrijf. Hij weet heel goed dat Man niet meer dan een afsplitsing van hem is, en identificeert zich er nooit één op één mee. Op mijn beurt weet ik heel goed wat ik wel en niet op kan schrijven als het over ons gaat. En als ik twijfel, laat ik het eerst lezen. 'Kan dit denk je?'
Het lijkt toch op rechtvaardigen, wat ik nu aan het doen ben.
Gisteren zei een vriendin: 'Jullie leven is meteen materiaal.'
'Ja, nou ja...'
Ze zei: 'Hij zou niet eens dúrven zeggen als hij het niet prima vond.'
Ik zal even goudeerlijk zijn: in het stukje dat ik gisteren postte, waren het in werkelijkheid geen vier stoelen, maar nog een paar meer. Ik geloof zes. Als ik op zou hebben geschreven dat man een stuk of wat stoelen weghaalde, was het niets geweest. Het ging om vier min één. Ik gebruikte de stoel als symbool. Om de tekst sterker te maken, liet ik er een paar weg. Is het nu je dit weet een minder wáár stukje?
Ik wilde het gevoel van buitengesloten worden, beschrijven.
Ook zijn we vóór ze vertrokken twee nachten met z'n vieren aan zee gaan kamperen. (Met z'n vijven zelfs om de volledige waarheid te vertellen. We namen een buurmeisje mee.)
Ook zullen we nadat ze terugzijn uit Frankrijk met het gezin twee weken in de Dolomieten gaan wandelen. Als God het blieft.
Meer weet ik niet over de toekomst.
Ik wilde het gevoel van buitengesloten worden, beschrijven.
Ook zijn we vóór ze vertrokken twee nachten met z'n vieren aan zee gaan kamperen. (Met z'n vijven zelfs om de volledige waarheid te vertellen. We namen een buurmeisje mee.)
Ook zullen we nadat ze terugzijn uit Frankrijk met het gezin twee weken in de Dolomieten gaan wandelen. Als God het blieft.
Meer weet ik niet over de toekomst.
Ik lees net het interview met Hagar Peeters in Trouw, met als kop De waarheid moet je liegen. Ze zegt: 'Door de essentie eruit te halen, doe je de waarheid geweld aan. Je gebruikt wat je nodig hebt. Dat is de kunst.'
Dat is allemaal best ingewikkeld uitleggen aan mensen die daar niet hun vak van hebben gemaakt. Het is soms ook ingewikkeld als je er wel je vak van hebt gemaakt. Zo modderen we voort.
vrijdag 22 juli 2016
Och ja!
's Morgens heel vroeg bakt ze de eitjes voor de lunch, straks, ergens langs de snelweg. Ze heeft de tassen voor de meisjes ingepakt, een dikke trui voor 's avonds als het koud wordt, genoeg t-shirts en onderbroeken voor acht dagen, sokken, ook heeft ze er een groot kleed bij gedaan, voor een huiselijke sfeer in de voortent. Nadat ze nog wat onnodige instructies heeft gegeven als - 'denk erom je moét elke dag je haren kammen anders krijgen we de knopen er niet meer uit straks, je wéét dat papa dat vergeet' - is het toch zover.
In haar nachthemd staat ze op de stoep. De te volgepakte Peugeot staat klaar, de meisjes nestelen zich op de achterbank. Ze voelt de vakantiestemming. Maar op de plek waar zij anders zou gaan zitten, ligt nu het campingmeubilair.
'Ik bedenk me net dat ik een stoel te véél heb ingepakt.' Man stapt uit om er een weg te halen.
'Och ja! Jullie hebben er geen vier nodig.' Ze lacht.
'Nee, we zijn met drie!'
'Ja, jullie zijn met drie.'
Hij smijt de stoel in het halletje, gaat weer in de auto zitten, wil wegrijden. Er staat nog een deur wagenwijd open. Het meubilair trekt 'm niet dicht, denkt ze. Dat niet.
'Ja, jullie zijn met drie.'
Hij smijt de stoel in het halletje, gaat weer in de auto zitten, wil wegrijden. Er staat nog een deur wagenwijd open. Het meubilair trekt 'm niet dicht, denkt ze. Dat niet.
'De déúr staat nog open!' roept hij vanachter het stuur.
'Och ja! De deur!' Ze duwt ertegen en zwaait. Zodra de auto de straat uit is, draait ze zich om, nog vóór ze binnen is flikkert ze over die ene stoel die daar ligt.
Ik kan er op zitten als ik wil, denkt ze.
Ik kan er op zitten als ik wil, denkt ze.
donderdag 14 juli 2016
Dijenkletser
Ik beluisterde de final mix van het hoorspel dat ik geschreven had. Het halfproduct dat nu een heelproduct is geworden. Het verhaal was veel sinisterder dan ik gedacht had toen ik het opschreef. Eenzamer ook. Het was een soort bad trip, een nachtmerrie. De hele verdere dag werd ik achtervolgd door de nachtmerrie. Het geluid was in alle kieren en gaten van mijn lichaam gaan zitten. Als één groot muziekstuk was het hoorspel rechtstreeks bij me binnen gekomen. En het wilde er die hele dag niet meer weggaan. Wat ik ook deed; een blokje om lopen, muziek hard zetten en tomatensoep maken voor de hele buurt, het vergezelde me als mijn schaduw. Dat is feitelijk een heel goed teken.
Wel nam ik me weer eens heilig voor voor de volgende keer echt een dijenkletser te schrijven. Iets mega vrolijks. Iets lichts. Iets gelukkigs. Iets zonnigs. Iets vakantie-achtigs.
Wel nam ik me weer eens heilig voor voor de volgende keer echt een dijenkletser te schrijven. Iets mega vrolijks. Iets lichts. Iets gelukkigs. Iets zonnigs. Iets vakantie-achtigs.
maandag 11 juli 2016
Voor pampus liggen
Op zondag voeren we naar het eiland Pampus met de boot van de buren. Man achter het roer, geflankeerd door mijn broer en mijn vader. Op de kussens op het dek lagen Jeetje, haar vriendinnetje, Deetje, mijn moeder en ik. Ik had mijn ogen dicht, pet op, handen onder mijn hoofd. Zon. Opspattend water. Alles golfde. Ik had maar een paar uur geslapen omdat ik diep in de nacht thuis was gekomen van een feestje met veel goede wijn en goed eten.
Daar lag ik - zachtjes deinend - op een bootje met mijn familie, niets te denken, een fles gekoelde witte wijn binnen handbereik, de zekerheid dat er even helemaal niemand wegloopt.
Daar lag ik - zachtjes deinend - op een bootje met mijn familie, niets te denken, een fles gekoelde witte wijn binnen handbereik, de zekerheid dat er even helemaal niemand wegloopt.
vrijdag 8 juli 2016
Uitzoomen
Ochtend. Grijze lucht. De deuren van het moderne blauwe schoolgebouw zijn al even gesloten. Daarbinnen zitten alle kinderen. Ook het laatste groepje kletsende moeders verlaat nu het plein, stapt op hun fiets, verdwijnt.
In het midden zit nog één vrouw op een houten blok, voorovergebogen, ineengedoken, een telefoontje in haar hand. Ze typt berichtjes naar haar moeder, een vriendin, een collega. De sandalen met de punten van haar tenen naar elkaar toegedraaid, natte haren, haar armen dicht tegen haar lichaam gedrukt. Een grote zwarte rugzak.
Naast haar is het omheinde speelplaatsje voor alleen de kleuters. Er staan drie grote driewielers. Er is een zandbak. Een klimrekje met glijbaan. Een plek waar ze niet niet omver gelopen kunnen worden door de groten.
'Ik zit hier eigenlijk heel mooi,' schrijft de vrouw.
'Dat je daar zo mooi zit, het is goed dat je dat ziet.'
'Uitzoomen werkt.'
'Altijd uitzoomen. Daar zit je dan. Ook prima.'
'Ja precies.'
'Alles is er gewoon. Een schoolplein. Jij. Ik. De wolken.'
De eerste kleuterklas komt alweer naar buiten. De vrouw kijkt naar de spelende kinderen. De zandbak. De glijbaan. Het ijzeren hek waar sinds kort een gat in zit.
'Dat je daar zo mooi zit, het is goed dat je dat ziet.'
'Uitzoomen werkt.'
'Altijd uitzoomen. Daar zit je dan. Ook prima.'
'Ja precies.'
'Alles is er gewoon. Een schoolplein. Jij. Ik. De wolken.'
De eerste kleuterklas komt alweer naar buiten. De vrouw kijkt naar de spelende kinderen. De zandbak. De glijbaan. Het ijzeren hek waar sinds kort een gat in zit.
woensdag 6 juli 2016
Toekomst
In de vroege ochtend voor we naar school zouden gaan, lag ik even languit op het tapijt. Eerst kwam de zesjarige bovenop me liggen en na een tijdje voegde ook de elfjarige zich erbij. Ze legde haar handen op mijn buik en haar oor op mijn hart. Het was een van de zeldzame momenten waarop ze dat nog deed. Misschien was het voor het laatst. De zesjarige begon zachtjes te snikken omdat zij óók precies op die plek had willen liggen. 'Maar jij hebt daar al steeds gelegen. Nu mag zij even. Straks jij weer.' Daar nam ze genoegen me. De meisjes drapeerden alle kussens over ons heen. De zijkanten, bovenkant, voeten, hoofd. Een buitenstaander zou nu nog alleen een berg kussens zien, met één lange uitstekende arm. Met die arm kon ik precies de IPad bedienen.
Ze mochten allebei een liedje kiezen en daarna zouden we de dingen gaan doen die we nog moesten doen. 'Pa,' riep de zesjarige meteen. 'Ik wil pa.'
'Pa?'
'Ja, PA.'
'Van Doe Maar?'
Dat wist ze niet. Ik typte 'Pa' in en de zesjarige bleek inderdaad de song van Doe Maar te willen horen. Zo luisterden we 'Pa.' En daarna mocht de elfjarige haar muziek uitkiezen. Ze koos 'Papaoutai' van Stromae. We luisterden ook deze song. Mijn ene hand op de rug van het ene kind en de andere op de rug van het andere kind. Een paar kussens waren van ons af gevallen.
dinsdag 5 juli 2016
Uitkijkposten
Als ik ons hier zie zitten, - vier buurvrouwen, vier totaal verschillende levens in sportpakjes, neergestreken aan één picknicktafel, met een fles wijn, op een maandagavond nog wel, het zweet van onze shirtjes alweer drooggewaaid, omdat we na het sporten via een omweg terug naar huis zijn gewandeld -, overvalt een gevoel van mededogen me, liefde, de grap die het leven is, de sit com waar we in figureren, dit decor, hoe móói het wel niet is, hoe ontroerend en hoe wij gekke mensen elkaar eigenlijk nodig hebben.
En ik weet weer hoe we zes jaar geleden vol verwachting hiernaartoe verhuisden, hoe de één tegelijk met ons in deze straat kwam wonen, de ander vier jaar later pas mijn directe buurvrouw werd, en hoe ik de buurvrouw die hier al vanaf het allereerste begin woont, steeds beter leer kennen.
Hoe we allemaal in hetzelfde verhaal rondlopen.
Als ik het hele verhaal nog even van hieraf mag blijven bekijken, alsjeblieft, alsjeblieft, kan ik ook de buurman helder zien die inmiddels naast me zit, en daar is dan de man van de overkant, tegen het eind van de avond ook nog eventjes bij ons aangeschoven, een glaasje wijn in zijn hand, zijn lichtblauwe blouse, de gebruinde huid, zijn haar wordt alweer wat langer, hij praat met deze of gene, we glimlachen naar elkaar, ik vanaf mijn uitkijkpost en hij vanaf de zijne.
En ik weet weer hoe we zes jaar geleden vol verwachting hiernaartoe verhuisden, hoe de één tegelijk met ons in deze straat kwam wonen, de ander vier jaar later pas mijn directe buurvrouw werd, en hoe ik de buurvrouw die hier al vanaf het allereerste begin woont, steeds beter leer kennen.
Hoe we allemaal in hetzelfde verhaal rondlopen.
Als ik het hele verhaal nog even van hieraf mag blijven bekijken, alsjeblieft, alsjeblieft, kan ik ook de buurman helder zien die inmiddels naast me zit, en daar is dan de man van de overkant, tegen het eind van de avond ook nog eventjes bij ons aangeschoven, een glaasje wijn in zijn hand, zijn lichtblauwe blouse, de gebruinde huid, zijn haar wordt alweer wat langer, hij praat met deze of gene, we glimlachen naar elkaar, ik vanaf mijn uitkijkpost en hij vanaf de zijne.
Uitkijkposten
Als ik ons hier zie zitten, - vier buurvrouwen, vier totaal verschillende levens in sportpakjes, neergestreken aan één picknicktafel, met een fles wijn, op een maandagavond nog wel, het zweet van onze shirtjes alweer drooggewaaid, omdat we na het sporten via een omweg terug naar huis zijn gewandeld -, overvalt een gevoel van mededogen me, liefde, de grap die het leven is, de sit com waar we in figureren, dit decor, hoe móói het wel niet is, hoe ontroerend en hoe wij gekke mensen elkaar eigenlijk nodig hebben.
En ik weet weer hoe ik hier zes jaar geleden, net bevallen, kwam wonen, hoe de één tegelijk met ons naar deze straat verhuisde, de ander vier jaar later pas mijn directe buurvrouw werd, en hoe ik de buurvrouw die hier al vanaf het allereerste begin woont, langzaam beter heb leren kennen.
Hoe we allemaal in hetzelfde verhaal rondlopen.
Als ik het hele verhaal nog even van hieraf mag blijven bekijken, alsjeblieft, alsjeblieft, kan ik ook de buurman helder zien die inmiddels naast me zit, en daar is dan de man van de overkant, tegen het eind van de avond is hij ook nog eventjes bij ons aangeschoven, een glaasje wijn in zijn hand, zijn lichtblauwe blouse, de gebruinde huid, zijn haar wordt alweer wat langer, hij praat met deze of gene, we glimlachen naar elkaar, ik vanaf mijn uitkijkpost en hij vanaf de zijne.
En ik weet weer hoe ik hier zes jaar geleden, net bevallen, kwam wonen, hoe de één tegelijk met ons naar deze straat verhuisde, de ander vier jaar later pas mijn directe buurvrouw werd, en hoe ik de buurvrouw die hier al vanaf het allereerste begin woont, langzaam beter heb leren kennen.
Hoe we allemaal in hetzelfde verhaal rondlopen.
Als ik het hele verhaal nog even van hieraf mag blijven bekijken, alsjeblieft, alsjeblieft, kan ik ook de buurman helder zien die inmiddels naast me zit, en daar is dan de man van de overkant, tegen het eind van de avond is hij ook nog eventjes bij ons aangeschoven, een glaasje wijn in zijn hand, zijn lichtblauwe blouse, de gebruinde huid, zijn haar wordt alweer wat langer, hij praat met deze of gene, we glimlachen naar elkaar, ik vanaf mijn uitkijkpost en hij vanaf de zijne.
maandag 4 juli 2016
Brieven
Hier op de vloer van mijn bovenkamer liggen half vermolmde Hema plastic zakken vol brieven van mijn hand, honderden flinterdunne velletjes aan man gericht, ooit, tien kantjes zijn eerder regel dan uitzondering. Er is weinig dat ik onvermeld laat. Geen normaal mens zou dat allemaal van een ander willen weten.
Omdat ik de opleiding Dramaschrijven gevolgd had, of er net mee begonnen was, oefende ik me duidelijk in omgevingsschetsen, concrete details, show don't tell, ik bedoel: niet alléén oeverloos gezwets over gevoel. Daarom zitten er nu nog interessante beelden tussen van de jaren negentig.
Al die verschillende Hema zakken duiden op een ordening, ooit.
Ik vis er ook volgeschreven schriftjes tussenuit. Verbleekte inkt. Meestal ook aan man gericht. Er zitten dialogen van ons samen tussen. Om de beurt een regel schrijven. Het chatten van weleer.
Toen ik nog niet in opdracht schreef, notuleerde ik kennelijk mijn halve leven. Het lijkt wel een ziekte.
Ik dreg fragmenten uit mijn verleden op. Niets is compleet, niets op volgorde, er ontbreken velletjes. En ik herken mezelf er maar ten dele in.
Een constante is dat ik me in elke brief wel een keer afvraag of hij zich misschien bedacht heeft. 'Het was leuk toen we elkaar daarnet zagen, maar je kunt, nu ik weer thuis ben, heel anders over mij zijn gaan denken. Misschien vind je er al wel niks meer aan. Vind je me niet meer leuk?'
In een andere koffer ben ik nog zo'n overvolle Hema tas tegenkomen met zijn brieven aan mij. De liefde die eruit spreekt is opvallend, en zijn neiging om zichzelf uit te willen leggen. Op een gegeven moment hou je daar als stel mee op. Verduidelijking. Dan denk je dat je het allemaal wel weet. Dan neem je daar de tijd niet meer voor. De hele gangvloer is inmiddels bezaaid met zijn schrijfsels, ik lees de tijd terug, de tijd in, de tijd verdwijnt. Dat kan gewoon.
Omdat ik de opleiding Dramaschrijven gevolgd had, of er net mee begonnen was, oefende ik me duidelijk in omgevingsschetsen, concrete details, show don't tell, ik bedoel: niet alléén oeverloos gezwets over gevoel. Daarom zitten er nu nog interessante beelden tussen van de jaren negentig.
Al die verschillende Hema zakken duiden op een ordening, ooit.
Ik vis er ook volgeschreven schriftjes tussenuit. Verbleekte inkt. Meestal ook aan man gericht. Er zitten dialogen van ons samen tussen. Om de beurt een regel schrijven. Het chatten van weleer.
Toen ik nog niet in opdracht schreef, notuleerde ik kennelijk mijn halve leven. Het lijkt wel een ziekte.
Ik dreg fragmenten uit mijn verleden op. Niets is compleet, niets op volgorde, er ontbreken velletjes. En ik herken mezelf er maar ten dele in.
Een constante is dat ik me in elke brief wel een keer afvraag of hij zich misschien bedacht heeft. 'Het was leuk toen we elkaar daarnet zagen, maar je kunt, nu ik weer thuis ben, heel anders over mij zijn gaan denken. Misschien vind je er al wel niks meer aan. Vind je me niet meer leuk?'
In een andere koffer ben ik nog zo'n overvolle Hema tas tegenkomen met zijn brieven aan mij. De liefde die eruit spreekt is opvallend, en zijn neiging om zichzelf uit te willen leggen. Op een gegeven moment hou je daar als stel mee op. Verduidelijking. Dan denk je dat je het allemaal wel weet. Dan neem je daar de tijd niet meer voor. De hele gangvloer is inmiddels bezaaid met zijn schrijfsels, ik lees de tijd terug, de tijd in, de tijd verdwijnt. Dat kan gewoon.
Abonneren op:
Posts (Atom)