In haar nachthemd staat ze op de stoep. De te volgepakte Peugeot staat klaar, de meisjes nestelen zich op de achterbank. Ze voelt de vakantiestemming. Maar op de plek waar zij anders zou gaan zitten, ligt nu het campingmeubilair.
'Ik bedenk me net dat ik een stoel te véél heb ingepakt.' Man stapt uit om er een weg te halen.
'Och ja! Jullie hebben er geen vier nodig.' Ze lacht.
'Nee, we zijn met drie!'
'Ja, jullie zijn met drie.'
Hij smijt de stoel in het halletje, gaat weer in de auto zitten, wil wegrijden. Er staat nog een deur wagenwijd open. Het meubilair trekt 'm niet dicht, denkt ze. Dat niet.
'Ja, jullie zijn met drie.'
Hij smijt de stoel in het halletje, gaat weer in de auto zitten, wil wegrijden. Er staat nog een deur wagenwijd open. Het meubilair trekt 'm niet dicht, denkt ze. Dat niet.
'De déúr staat nog open!' roept hij vanachter het stuur.
'Och ja! De deur!' Ze duwt ertegen en zwaait. Zodra de auto de straat uit is, draait ze zich om, nog vóór ze binnen is flikkert ze over die ene stoel die daar ligt.
Ik kan er op zitten als ik wil, denkt ze.
Ik kan er op zitten als ik wil, denkt ze.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten