De kachel brandde. De kamer was opgeruimd. Er was niet veel meer in huis, maar ik had met zorg en aandacht gekookt. Ik had er iets van gemaakt. De meisjes aten het met smaak. Ze vertelden over wat ze die dag gedaan hadden op school. Wat het leukste was en het minst leuke. Ik luisterde. Ik vroeg dingen. Zij antwoordden. Ik schonk voor mezelf een glaasje wijn in. 'We moeten eigenlijk een robot aanschaffen,' zei de elfjarige, 'die papa's werk kan doen.' We lachten. De meisjes wilden nóg meer eten en ik schepte hun borden nog eens vol.
Moet je ons zien zitten, dacht ik. Zo ontspannen. Moet je ons toch zien. Wat hebben we het goed met z'n drieën. Wat zijn we leuk ook. Zo gezellig. We hebben - buiten een eventuele huishoudrobot - helemaal geen vierde persoon nodig.
Op het moment dat ik zo begon te denken, veranderde er - achteraf gezien - al iets in de atmosfeer.
Misschien kwam het door de stilte die viel, waarin ik ineens glashelder het ploeteren zag, van ons, aangepaste meisjes. Hoe we met z'n drieën in een toneelstuk zaten en, onder de lampen van onze eettafel, vol verve het gezin speelden waaraan niets ontbrak. De lege stoel werd kort uitgelicht. Nee, helemaal niets.
vrijdag 27 januari 2017
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten