Toen hij aan kwam lopen in het café schoot het door mijn
hoofd dat het best een knappe man was. We dronken iets en we praatten over van
alles. We hadden het over een voorstelling van hem waarin ik mee zou doen. Door de jaren heen was ik hem vaker tegengekomen, maar had ik nooit aan knapte gedacht. Nu was het ineens een man zonder vrouw. Tenminste dat vermoed ik. En ik
was nu een vrouw zonder man. Tenminste
dat vermoed ik.
Ik had het over vervreemdend proza dat ik net met mijn studenten behandeld had. Maak een lijstje met momenten van vervreemding die je zelf ooit had. Werk één moment uit. Maak het zo logisch mogelijk. Dat was de opdracht. Ik vertelde dat ik zelf hoe langer hoe realistischer ging schrijven. Eigenlijk was alle vervreemding uit mijn werk verdwenen sinds mijn leven één groot vervreemdend moment geworden was.
'Misschien komt het weer een keer terug,' zei hij.
Toen ik laat in de avond naar huis fietste, rookte ik een
stompje sigaret op dat ik nog in m’n jaszak had zitten, gleed daardoor met fiets en al
uit over het gladde wegdek. Daar lag ik in het licht van een lantaarnpaal. Ik
krabbelde overeind, pakte mijn fiets op en racete verder.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten