Nog nooit zoveel tijd op het trottoir doorgebracht als de laatste weken. Door de week zitten we er tussen vier en zes. En op zaterdag zowat de hele dag. Tussen de boodschappen door. Op de stoep gebeurt het. De kinderen spelen er. Er wordt gefietst, gestept, geskelterd en gekrijt. Er wordt verstoppertje gespeeld. Er zitten zwarte randjes onder hun nagels van het verboden gegraaf in het gemeenteplantsoentje.
Elke avond is iedereen even plakkerig en roetig van het stoephangen.
De buurmannen en vrouwen kletsen met elkaar. Of we lezen ons krantje, we maken er de post open, iemand neemt een glaasje rosé mee. Als er een auto aankomt, schreeuwen we als viswijven. We draaien tegen de zon in maar de kinderen spelen overal. Van 0 tot 12. Als je onze straat inkomt, ziet het er uit als een kinderspeelplaats. Mensen uit belendende buurten stallen hier hun afgedankte driewielers.
'Mijn vriendinnen zeggen dat de straat zo achteruit gegaan is,' zegt mijn 80-jarige bovenbuurvrouw. 'Ik vind het niet erg hoor. Ik hou wel van kinderstemmen. Maar vroeger was het hier allemaal keurig. Dit was een hele nette straat.'
In het boek Amsterdam, stad van mijn leven van Eddy Posthuma de Boer zie ik foto's van Amsterdam 1955. Precies dezelfde taferelen: De huizen waren klein, de armoede was groot. Buren zaten samen op de stoep en kinderen speelden op straat: hutten bouwen, touwtje springen, hinkelen en karren maken.
zondag 5 juli 2009
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
2 opmerkingen:
niets veranderd, inderdaad, schreef ik ook net, dus zou het echt zo zijn?
hartstikke leuk, zo'n buurt. Ik heb het gezien en meegemaakt.
Een reactie posten