Op weg naar huis, met de vioolkoffer op mijn rug, glipte ik de kledingwinkel nog even in. Ik ken de verkoopster. Kennen is een groot woord. Maar toen ik daar een maand of vier, vijf geleden naar binnen liep, vertelde ze mij dat de broek die ik droeg ècht niet kon. Dat die niet stond.
'Wil je die nooit meer dragen?' riep ze uit.
'Het is een oude broek,' zei ik.
'Je lijkt er voller in, dan je bent.'
'Vertel mij wat ik aan moet,' zei ik. 'Ik heb geen idee.'
'O,' zei ze, 'dit had ik nooit mogen zeggen. Sorry. Maar het is zo'n lelijk ding.'
'Verontschuldig je niet,' zei ik, 'ik apprecieer eerlijkheid. Jij bent de specialist, niet ik. Jij redt mij. Ik zou gewoon met deze broek verder de stad ingetrokken zijn.'
Ze kwam met een hele bleke, strakke spijkerbroek. Een beetje gevlekt. Ik moet zeggen; die stond ook beter. Ik leek er minder vet in. Zelfs mijn hoofd leefde op. Ik vroeg of ik 'm meteen aan mocht houden en beloofde haar dat ik de oude broek weg zou gooien.
'Ik heb 'm nooit meer aan gehad hoor!' zei ik nu ter verwelkoming.
'Je moest 'm weggooien,' zei ze.
De verkoopster herkende mij nog wel, maar wist niet wat ze me tenslotte verkocht had.
Deze keer haalde ze meteen een glanzende, zwarte pantalon uit het rek. Een paar andere klassieke broeken met vouw passeerden de revue. Je hoeft maar een vioolkoffer bij je te dragen, dacht ik. Zo simpel is het.
Ze zei: 'Ik zoek kleren voor je uit. En dan speel jij er een mooi stukje viool bij.'
'Jij schat mij verkeerd in.'
'O,' zei ze.
'Ik speel helemaal geen viool.'
'Maar...' Ze wees naar de koffer.
'Ja,' zei ik. 'Ik heb wel een viool bij me.'
maandag 12 september 2011
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten