Eénentwintig jaar was ik en woonde bij een kunstenares op zolder. De douche was in haar keuken. Ze had me vrijwillig in huis genomen maar had ook weer geen keuze. Iemand moest dat huis voor haar betalen. Ze had mij uitgezocht op onzichtbaarheid, onhoorbaarheid en gehoorzaamheid. Mijn kwaliteiten. Ze vond het ook leuk dat ik iets met kunst te maken had, zei ze. Elke dag liep ik naar de Bijenkorf, ging de roltrappen op en af, en terug. Ik was na mijn studie naar Amsterdam gekomen omdat je daar moest zijn. De beweegreden van de meesten. Maar toen ik er eenmaal was, had ik geen flauw idee wat ik daar moest doen.
zondag 10 maart 2013
Het eerste jaar
In de Kleine Komedie bezocht ik de eerste Avond van de Stadsdichter en aan de dichters en schrijvers werd gevraagd wanneer ze naar Amsterdam verhuisden en hoe ze het vonden. De meesten bekenden dat het eerste jaar eenzaam en ellendig was. Mijn eerste jaar in Amsterdam, ik woonde in één van de duurste straten van stad, was zo mogelijk nog eenzamer en ellendiger. Maar het is natuurlijk geen wedstrijd. We zijn allemaal op onze eigen manier eenzaam en ellendig.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten