vrijdag 31 oktober 2008

Vodou

We bezochten de opening van de Vodoutentoonstelling in het Tropenmuseum. We waren genodigden. Onze overbuurvrouw heeft er banden mee. De Vodou.
'De poppen staan 'uit' hoor,' zo had ze ons van tevoren gerustgesteld.
Tussen de bezoekers liepen Vodoupriesters en andere Ingewijden. Vodougeesten - Lwa - genoeg, die plotseling bezit van je zouden kunnen nemen. Het was een beetje laveren tussen de mensen en de Lwa's. Steeds zag ik in de menigte dezelfde vrouw met een brede witte haarband in en ogen van spiegelglas. Op het laatst verscholen we ons - als we haar weer recht op ons af zagen komen - achter zo'n pop.
Gelukkig was er ook gewoon een auteur van Querido.
Ze droeg een wit gewaad. In een benedenzaal vertelde zij over genezingen die ze verrichtte door chakra's met rum te besproeien. En zodoende te reinigen. Ze vertelde dat ze behalve Vodou-priesteres en Querido auteur ook nog wetenschapster was maar toch niet uit kon leggen hoe 'de krachten' werkten.
'Je weet niet in welk museum jij nog belanden zal als Nieuw-Amsterdam auteur', zei ik tegen mezelf. Toen voelde ik een hand op mijn schouder. Ik gilde. Alsof ik uit een trance ontwaakte.
'De poppen staan uit hoor,' fluisterde de overbuurvrouw, 'maar ik hoorde net wel van Ingewijden dat er een paar boos zijn, omdat ze hier zo tentoongesteld worden.'

Toen we vertrokken kocht ik een boek over Vodou. Bij thuiskomst bleek het onleesbaar. De woorden in mijn boek waren door elkaar gedrukt.

donderdag 30 oktober 2008

Het schrijven van een blog

Op mijn laatste blog kreeg ik bezorgde mailtjes.
Toen ik het stukje gisteren plaatste, twijfelde ik nog of ik er wel goed aan deed. Ik twijfelde langer dan normaal. De twijfel was ook hardnekkiger. Maar ik had geen ander stukje. En voor ik het wist, stond het er al op. Omdat ik graag elke dag iets plaats.
Ergens voelde ik dat het niet iets was dat ik nastreefde. Het overschreed een zekere grens tussen de private en de publieke zaak. Maar ik wist niet precies waar het 'm in zat. Niet in de vorm. Een opsomming kan erg grappig werken. En ook niet persé in de inhoud. Hoe persoonlijker, hoe interessanter. Vaak. Zeker niet altijd. Er is een grens. Maar die is dun. Dus die kan zo overschreden worden.
De ene keer kan mijn griepje namelijk heel interessant zijn voor een blog, de andere keer is datzelfde griepje iets minder boeiend. Dan kun je er eigenlijk niets anders van maken dan een particulier griepje dat een particuliere klaagzang voortbrengt. Waar geen enkele andere particulier iets aan heeft. Het griepje overstijgt zichzelf niet. Het schrijven van een blog werkt anders dan het schrijven van proza. Maar ook weer anders dan het schrijven in een dagboek. Er is hier een intern onderzoek gestart.

woensdag 29 oktober 2008

De stand van zaken

1. Eind november ga ik op een soort van tournee. Drie dagen, drie steden. Utrecht - Nijmegen - Amsterdam. Terwijl ik vroeger nooit een podiumbeest was.

2. Ik heb net een heel droevig verhaal ingeleverd voor de laatste Bunker Hill.

3. Ik blijf maar verkouden. Ik ben uitgeput. Ik zeg noodgedwongen avond-afspraken af.

4. Volgens mij doe ik de laatste tijd iets niet helemaal goed met de energiehuishouding. Misschien staat er ergens een onbekend deurtje open. Zodat ik hele hoge stookkosten heb.

5. Een gezellig weekend. Een leuk etentje. De dag erna verscheen er in de spiegel een dweil. Echt waar, een uitgewrongen dweil zag ik. Heel griezelig.

6. Sinds mijn boek uit is, moet ik vaker en sneller switchen tussen binnen en buiten. Van buiten naar binnen, en dan van binnen snel weer naar buiten.

7. Aan het eind van de dag kom ik in regenpak, met natte haren omdat de capuchion niet blijft zitten, de crèche binnen. En zoek mijn kind tussen de anderen. Een vader zegt: 'Hee! Volgens mij ben er niet helemaal bij. Je staart zo.'

8. De tegenstelling is ook groter geworden. Tussen alleen achter de computer zitten, of alleen op het podium staan. Het is zoeken naar de juiste balans.

9. Iemand zegt: 'Ik ben je boek aan het lezen.'
Het boek gaat haar eigen weg. Zonder mij.

10. Het gaat goed. Het gaat goed!

dinsdag 28 oktober 2008

Niet goed

De muziek is niet goed. De temperatuur is niet goed. Het moment is niet goed. Het lichaam is niet goed. Het hoofd dat erbovenop staat is niet goed. De sjaal om de nek is niet goed. De energie die om haar heen hangt is niet goed. De kamer waar ze in zit is niet goed. Het hele verhaal is niet goed.

maandag 27 oktober 2008

Donkere nacht

We stookten een vuurtje in de straat. Op het brede gedeelte van het trottoir.
Ik bedoel: er was een vuurtje gestookt. Er brandden fakkels. Mensen hadden hapjes meegenomen. Die ochtend hadden we een briefje in de bus gevonden. Vanavond vuurtje. Vanaf 20.00. Zo verzamelden we ons tijdens de donkere nacht met flessen wijn op de stoep. Soms kwam er een straatgenoot bij en dan ging er weer eentje naar huis. Tot het aantal stabiliseerde. Hoe later het werd, hoe dichter we bij het vuur gingen staan. Soms stak er een gek grillig windje op. En draaiden we weer een kwartslag, als spiezen, omdat we anders in de rook stonden. Iemand had glühwein gemaakt die misschien sangria was. We wisten het niet. Vlammen dansten. In de huizen sliepen de kinderen.

zondag 26 oktober 2008

Wat ik dit weekend onder andere te weten ben gekomen:

Dat je echt helemaal geen donder van mensen weet, zelfs niet diegenen die je al honderd jaar meende te kennen, zodat alle oordelen automatisch vooroordelen worden en elke aanname een vergissing. Iedereen is echt anders dan je denkt. Geen enkele uitzondering daargelaten. Nee, geen enkele.

En dat als je al dertig jaar lang specialist bent op het gebied van peutertheater, het best moeilijk kan zijn te blijven onthouden waar het je in den beginne om draaide. Na dertig jaar toneelspelen voor peuters, sla je gemakkelijker door. De grens tussen het leuk pesten van je publiek of het overspoelen met pure agressie is, voor je het weet, vervaagd. Je passie omgeslagen. In aversie. En die breng je dan routineus over op een zaal vol open mondjes en grote oogjes.

vrijdag 24 oktober 2008

Vete

En passant schafte ik een nieuw uiterlijk aan. Ik draaide trage rondjes voor de spiegel. De juffrouw zweeg nadrukkelijk. Ik zei dat ik er normaliter zo niet uitzag. De juffrouw deed haar armen over elkaar en keek de andere kant op. Ik dacht al steeds dat ik de juffrouw ergens van kende. Dat we misschien in een vete zaten. Maar ik wist niet waarvan, en welke vete. Hier en daar slingeren mijn oude vetes. Als losse sokken. Soms duikt er eentje op, in een uithoek van de stad. Of als spam op mijn scherm. Maar dit moest een totaal vergeten vete zijn. Van mijn kant.
We rekenden af. In stilte natuurlijk.

donderdag 23 oktober 2008

Nut

Laat ik het vermaarde haast-gevoel nog eens aansnijden. (nee geen haat) Waarom word ik voortgestuwd door de zinnen: ik heb geen tijd, geen tijd. Het had al af moeten zijn, allang af moeten zijn. Ik ben te laat, veel te laat. Doorgaan, doorgaan. Door. Nooit stoppen.
En als je dan toch per ongeluk tot stilstand bent gekomen, denk je alleen maar: dit is verrekte efficiënt. Stilstand. Dat schiet op. Omdat je daarna juist veel sneller vooruit komt. Daarna. Vooruit.

Mensen vragen me of het niet moeilijk is om de hele dag achter de computer te blijven zitten, je eigen tijd in te delen (etc). Het is moeilijker om niet te blijven zitten. Veel moeilijker om vrij te nemen. Tijd te nemen. Beter nog: te niksen. Eigenlijk wil ik alleen maar goed kunnen niksen, omdat het niksen nut heeft. Veel nut. Omdat het onbewuste dan beter werkt. En het onbewuste toch ook weer van groot belang is. Voor straks.

woensdag 22 oktober 2008

Meneer Leeuwendael

De ING-man, Friets Leeuwendael, levert zijn zoontje - al telefonerend, strak in het krijtstreeppak, gladgeschoren - af bij school. Hij stapt in zijn BMW, claxonneert en scheurt weg. De juf - weer slecht geslapen vannacht, bruine rijglaarzen, pillend H&M truitje - kijkt de knappe heer Leeuwendael na.
'Mijn papa stopt zijn piemel altijd tussen zijn benen,' zegt het zoontje, 'dan praat hij met een gekke stem en doet hij net alsof hij een meisje is.'

dinsdag 21 oktober 2008

De mannen van Sikkens

Het stortregent. 8 uur. Jeetje en ik zitten net aan het ontbijt als de bel gaat. Er staan twee mannen onder aan de trap.
'Dag mevrouw!' roepen ze. 'We komen controleren hoe uw balkon in de verf zit.'
'O, ja?'
'Daar heeft u bericht over gehad,' zeggen ze. En dat ze de mannen van Sikkens zijn.De mannen van Sikkens stommelen naar boven.
'Sorry, wat kwam u ook alweer precies doen?' Het is nog vroeg. Ik heb m'n medicijnen nog niet ingenomen.
'Uw balkon controleren.'
'O, ja.'
De natte mannen lopen de keuken door. Het balkon op.
'Het zijn de mannen van Sikkens maar,' fluister ik tot Jeetje. We kijken naar de mannen van Sikkens op ons balkon. Als de mannen alles gecontroleerd hebben, komen ze weer naar binnen. Hoofdschuddend.
'Ik snap niet dat ze ons er niet eerder bijhalen,' zegt de één.
'Wij kunnen problemen voorkomen,' zegt de ander. 'Maar nu is het te laat.'
'Ja. U gaat ons binnenkort weer terugzien, mevrouw.'
'O, leuk!'
De mannen salueren, lopen de keuken uit, trap af. We horen de deur dichtslaan.
'Dat waren de mannen van Sikkens,' zeg ik tot Jeetje. 'Eet maar lekker door.'

maandag 20 oktober 2008

Smoedie

Bij de Vorlesebühne in Perdu zong een meisje lieve liedjes tot en over haar mama. Ze zong oprecht. Maar ingehouden. Zodat je dacht dat ze de mama in kwestie elk moment kon gaan vermoorden. Of het misschien al gedaan had.
En ik zag Jeetje staan. Met een paarse gitaar. En haar haren in een slordige staart. Afgetrapte cowboylaarzen over haar spijkerbroek. Zingend over de lekkere smoothie die ze voor mij zou maken. 'Mama, ik maak een smoothie voor je klaar. Mama, ik maak een smoedie voor je klaar. MAMA, IK MAAK EEN SMOEDIE VOOR JE KLAAR!'
En dan had je Jeetjes blik erbij moeten zien.

zondag 19 oktober 2008

Verdeel maar

Er was een oudere mevrouw die, toen de kinderen uit de straat samen buiten speelden, aan kwam lopen met een plastic tas vol goede kinderboeken. Ze gaf de zak aan ons en zei: 'Hier! Verdeel maar. Ik zie mijn kleinkinderen toch nooit meer.'
Toen liep de mevrouw terug naar haar huis.

zaterdag 18 oktober 2008

Geruststelling

Mijn gezin waar ik zoveel van hou. Als ze me uitzwaaien, heb ik dat het sterkst. Als ik me van hen af beweeg, voel ik me één met die twee.
Als dat mechanisme ook zo werkt als je doodgaat, is alles altijd goed op het eind. Niets om bang voor te zijn dus.

vrijdag 17 oktober 2008

Alsof het tóch een wiskundesom betreft

Want op die dag stonden er alleen mensen uit 1953 bij de overlijdensadvertenties. (Zo ongeveer het geboortejaar van mijn ouders) In een ander deel van het land maar op dezelfde dag, stuk voor stuk totáál onverwacht, uit het leven gerukt. Hun nabestaanden waren allemaal verbijsterd, geschokt of verslagen. En ik vermoedde weer eens verbanden. Dat alle mensen uit 1953 die op die dag aan de dood ontsnapt waren, zonder het te weten geluk hadden gehad (etc).
En wat we allemaal nog meer niet wisten. Maar beter ook, maar beter ook.

donderdag 16 oktober 2008

Goddomme

Weer werd ik geconfronteerd met het gezicht van een vrouw in een tijdschrift. Geboren in de jaren zeventig stond in de kleine lettertjes. Goddomme, het is dus een vróúw. Een bijna oude al. Het is een vrouw. Met een serieus leven, een baan, een gezin (etc). Het is een vrouw met doorgroeimogelijkheden (nog net). Het is een vrouw. Een vrouw. Echt een vrouw. Goddomme, geen meisje meer. Geen meisje meer. Dit is echt geen meisje meer.
En dat wil ze ook vast niet, omdat ze alles nu zoveel meer op een rijtje heeft en de weg waar ze op zit goed is. Na jaren echt goed is. Daar is zo'n vrouw vast echt blij om.

woensdag 15 oktober 2008

De groentevrouw

Ik treed buiten mijn boekje vandaag en bestel tòch een kilootje geschilde aardappelen plus een pond gesneden & gewassen andijvie. De groentevrouw staart me aan.
'We zitten hier al 36 jaar.' Ze weegt. Ze schilt er een aardappeltje bij om de kilo vol te maken. 'Het is allemaal zo veranderd. Dat kun jij je niet voorstellen.'
'Doe ook maar een bakje stoofpeertjes,' zeg ik snel. Profiterend van mijn moed om te overtreden. Ja, het is heel duur, zo'n bakje. In verhouding. Ik weet het, ik weet het. En als ik het niet meer weet, vertelt de groentevrouw het wel weer. En over de groentes van het seizoen die niet meer gekocht worden. Behalve door mij, haar toegewijde klant. Met kluiten aarde en al. Nee, de andere mensen willen die dure bakjes met gedopte erwten, ze willen de kant-en-klare schotels, ze willen...
'Weet je hoe duur dit is?' zegt de groentevrouw, 'in verhouding. Het zijn er maar een paar.' Het bakje dieprode peertjes staat op haar eeltige handpalm.
En als ze me het wisselgeld geeft, kijkt ze naar me alsof ik een voorgoed verloren schaap ben. Haar zoon, de groenteman, geeft me een knipoog en stuurt zijn moeder - hup - naar achteren, om te schillen. Hij geeft haar in 't voorbijgaan een klapje op haar billen.
'Vroeger deden die vrouwen het nog allemaal zelf,' zegt ze.

dinsdag 14 oktober 2008

Grenzen stellen

Ze was zo oud als Jeetje nu, drieënhalf, toen ze hem om een sigaretje vroeg. Het was laat in de avond. Bloedheet. Hij stond buiten te roken. Ik had cola aangeschaft om de bacteriën te doden en kwam aanlopen.
'No,no, no!' hoorde ik hem zeggen,'no cigarette for you! Ben jij helemaal mal, meisje. Waar zijn je ouders?'
Ze stond voor hem op blote voeten, en keek op. Naar hem. Ze was uitzonderlijk knap maar haar haar moest gekamd. Haar t-shirt gleed telkens van haar schouder.
'Hee, zij vroeg net om een sigaret!' riep hij verontwaardigd naar mij.
Het meisje wachtte, maar wij zaten helemaal op één lijn in deze. Dit was een grens. Wij-geven-geen-sigaretten-aan-driejarigen.
Ze verdween geruisloos in het donker. We rookten. We dronken om de buikloop tegen te gaan. We keken naar het land waar we terechtgekomen waren.
Plotseling dook de peuter weer op. Met een halve peuk in haar mond.
'Mag ik een vuurtje?' vroeg ze. 'Sir? Please?'
Hij boog zich diep voorover. Haar gezichtje lichtte kort op toen hij haar vuur gaf. Ze inhaleerde diep. Toen ze weg was, kibbelden we nog een tijdje over principes.

Ze moet nu acht of negen zijn.

maandag 13 oktober 2008

Als wie

Ik
(Na dit woord bleef het scherm heel lang leeg, ze keek en zag niets, en dacht niets, en was niets. Ja, een beetje verkouden.)

Ik besta.

Ik was gisteren jurylid bij de voorronde van de NK Poetryslam in Utrecht. Milla Braat won. Het was een indrukwekkend meisje. Hoe ze daar stond op het podium, hoe ze keek. En over identiteit sprak. Waar nooit genoeg over te zeggen is.

Ik heb geen energie meer over, op de eerste dag van de week al niet.

Vijf achtereenvolgende avonden zat ik in een andere omgeving te praten, te schreeuwen om boven de muziek uit te komen of de andere mensen. Ik als debutante, schrijfster, vriendin, buurvrouw, dochter, kleindochter, zus, jurylid, moeder, interessante tante, als wat je maar wil.

Maar als wie zit ik hier nu?

vrijdag 10 oktober 2008

Ze

Ik zag een paar schrijvers; ze verschansten zich achter planten, hingen tegen muren, wisten het zweet van hun voorhoofd. Het was ook druk daar. En warm.
Maar wat me opviel, en altijd weer als ik ze in het wild zie, is het hoge grijze muizen gehalte. Het levensgrote verschil tussen woord en beeld, het uitgesprokene en het onzichtbare, verbeelding en daadkracht. Zoiets.
Ik heb ook het ook altijd met ze te doen. Ik vind ze lief. Als ik ze zie. Maar als ik ze lees, is het anders. Heel anders.
Dat is zo leuk aan 'ze'.

donderdag 9 oktober 2008

Geluk

Het moment voordat ik mij definitief omdraaide, en mijn voeten op de trappers zette om weg te rijden, ik stond midden op straat, met de lange rode tas, omgehangen alsof het mijn pijl en boog was, mijn fiets tussen mijn benen, en ik keek nog even - onwillekeurig - omhoog. Daar zag ik hen naar me kijken. De één in een mintgroene nachtjapon, de ander met een warrige krullenbol en een sportief vest aan. Zodra ze zagen dat ik opkeek, lachten ze naar me. Zodra ik hen zag, begon ik te lachen. Hier was niets gespeeld. Soepeltjes fietste ik daarna de schemer in. Het jachtveld in. Ze zwaaiden tot ik de hoek om verdween.
En ik wist dat ik straks weer terug zou keren.

woensdag 8 oktober 2008

Gekke wereld

Ik ben niet helemaal van deze wereld. Nooit echt geweest. Gelukkig kan ik er steeds beter van leven, die eigenschap. En vooral mee leven. Alsof ik niet lang geleden eindelijk uit de kast kwam. 'Ik ben niet van deze wereld en dat hoeft niet,' toeterde ik. 'Het is juist leuheuk!'
Sinds ik uit die kast gekomen ben, ben ik meer van deze wereld. Ik kwam midden in de kredietcrisis terecht. Er blijken hier zaken te spelen waar ik weinig weet van had. Er is hier een echte economie, die draait - tot op heden - gewoon door. En er is op deze wereld een schijn economie, die is volledig ingestort. Amerika draaide enkel en alleen op schijn. (Geld dat er wel lijkt te zijn maar er niet is) Toen was er daar crisis. De kredietbanken - onechte banken - gingen failliet en besmetten daarmee de echte banken. Ook die van ons hier. Omdat we dus allemaal met elkaar gelinkt zijn. Echt en onecht, niet en wel. Zo. En niet zo.
Behalve dan met Azië.

dinsdag 7 oktober 2008

Hoekje om

In het donker verliet ik het huis met mijn rieten mand vol lege flessen. Op weg naar de glasbak kwam ik drie nette mensen tegen - het leken wel bankdirecteuren - die me om vijftig cent vroegen. Eentje smeekte erom. Kredietcrisis, dacht ik. Dat krijg je ervan.

Iemand had een blik gekken losgetrokken in mijn buurt.
Er doolden dikke teenagers met witte stalen gezichten, capuchions over hun hoofd gesnoerd, met daarover honkbalpetten. Ze bewogen als robots. Die elk moment wild om zich heen zouden beginnen te maaien met hun gun. Alsof ze in een verkeerd decor terecht waren gekomen, in een ander werelddeel.

En toen ik de hoek omging, marcheerde daar een ex. Van achttien jaar geleden.Een kleine schreeuwlelijk met vettig haar en een grote grijns. Hij joeg me op als vanouds. Ik had weer permanent. En ik schoot.

maandag 6 oktober 2008

Samen

Ze zit tussen ons in op een stoelverhoger. Ze houdt mijn hand vast en die van hem. De zaal loopt vol. We kijken een tijdje in stilte naar het witte doek.
'Daar komt de film op,' zeg ik.
'Ja, en dan wordt het donker, hè?' repeteert ze.
'Precies.'
Ze kust ons om de beurt. Ze blijft kussen totdat de lichten uitgaan, de muziek aanzwelt en het doek oplicht. Ze grijpt mijn arm stevig vast, en die van hem. Het bange spookje Laban wordt geïntroduceerd. We kijken naar het meisje. Met haar regenlaarsjes. Ze lacht, gniffelt en gluurt af en toe van links naar rechts om te constateren dat we er allebei nog zitten. Naast haar. In het donker.
'Ik wil altijd naar de bioscoop,' fluistert ze, 'elke dag en elke dag.'

zaterdag 4 oktober 2008

In de kinderschoenenwinkel

Jeetje begint te huilen als ze het beoogde paar laarsjes aan moet passen. Het kost overredingskracht. We zetten alle zeilen bij. Uiteindelijk heeft ze de laarsjes aan. Maar dan huilt de verkoopster. Met grote uithalen.
'Ze zitten goehoed,' huilt ze. 'Deheze mahaat moet ze hebben.' Dikke tranen rollen over haar wangen terwijl ze flink op de neuzen drukt.
We zijn er alledrie stil van. De schreiende vrouw die hier op haar knieën voor Jeetje zit. Het kopen van schoenen raakt diepe snaren.
'Lohoop er maar even op, meisje,' zegt ze.
Even later loopt Jeetje op de laarzen door de zaak. Als een volleerd model. Uitdrukkingloos en kaarsrecht. Met haar ogen checkt ze de toestand van de verkoopster die net een adempauze neemt.
'Ik wil ze meteen aanhouden,' zegt Jeetje snel.

vrijdag 3 oktober 2008

Eenwording

Ik zit op onze nieuwe flexplek - de slaapkamer - als Jeetje binnenkomt met een krant onder haar arm.
'Hier staat jouw boek in,' zegt ze. Ze geeft me de bijlage Persoonlijk van het Financieele Dagblad. We bladeren.
'Was het een goed stukje?'
'Ja,' zegt ze. 'Daar staat het.' Ze wijst de oranje/rode afbeelding van mijn boek aan. Mijn ogen scannen wat Fleur Speet erover te zeggen heeft. En Jeetje drukt haar vinger op het ronddolende figuurtje dat op de voorkant staat.
'Dat ben ik, hè mam,' zegt ze trots. 'Dat is Julie.'
'Ja.' Ik hoop niet dat zij dat is, maar laat het zo. Het is op een fijne manier verenigd vandaag. In de krant. Werk en kind. Eéngeworden.

Over eenwording gesproken.
Twee dagen geleden las ik de achterkant van het NRC, mijn neus raakte het krantenpapier bijna. Ik ben bijziend als hel. Ik lees als een bejaarde. Maar dan zie je nog eens wat. Want op de krantenfoto zag ik onmiskenbaar de rug van mijn boek. Tussen andere boeken. Een snapshot van een boekwinkel - en Dola was gesnapt.
Toen pinkte ik pas echt een klein onzichtbaar traantje weg.

donderdag 2 oktober 2008

Het Ademen

'We gaan eerst de neuzen poetsen.'
De Italiaanse yogajuf deelt papieren zakdoekjes uit. We zitten op onze matjes. In onze joggingbroekjes. Met onze beentjes in de lotus. Vijf centimeter tussen het ene matje en het andere. Minder dan vijf centimeter scheidt het ene mens van het andere; mij. Dat maakt ons niets uit. Het is ons even niet om de buitenwereld te doen nu. Geen economische crisis hierbinnen. Wij zijn bij onszelf. Ik hier.
Er wordt flink gesnoten. De neuzen moeten he-le-maal leeg zijn, heeft de juf gezegd. Voor als we dadelijk gaan Ademen. Mijn buurvrouw aan de ene kant snuit luid. Die aan de andere kant ook. Het is volle-neuzen-tijd. Dat viel me op de crèche ook al op. Met mijn doekje dep ik het zweet van mijn voorhoofd. De ruimte is klein. Maar er is sfeer gecreëerd. Veel sfeer. En ook licht. Een boeddha met een brandend waxinelichtje in zijn geopende handpalmen. Hier en daar een kaarsje. Wat zijn we blij dat we niet meer in die lekkende, koude gymzaal liggen. Tussen de koekkruimels van de overblijfkinderen. Met beschimmelde baklava aan je voeten. Waar we de ander nauwelijks konden zien. Zóveel plek was er. Waar we snuitenden in de woestijn zouden zijn geweest.
Buiten barst het onweer los. Binnen begint het Ademen.

woensdag 1 oktober 2008

Geen grapje

'DUREX!' schreeuwde de man aan de tafel achter ons. 'DUUUREX!' Het galmde door de volle fabriekshal waar we zaten te eten. Alle hoofden richtten zich op. Oren spitsten zich even. In de richting waar de schreeuw vandaan kwam. Het geroezemoes stopte een tel.
'Denk je dat ie een grapje maakt?' fluisterde mijn vriendin. Ze zat met haar rug naar hem toe.
'Ik denk het niet,' zei ik.
De man hield zijn hand steeds krampachtig tegen zijn mond gedrukt. Alsof hij bang was voor de woorden die er nog uit zouden kunnen komen. Zijn hoofd was rood. Hij zweette. Zijn hele lichaamshouding gespannen. Als een boog.
'GLIJMIDDEL!' De mensen met wie hij dineerde, besteedden er verder geen aandacht aan. Ze deden ook niet lacherig. Of beschaamd. Ze aten gewoon door en converseerden een beetje. De man at zijn pasta met pesto. Telkens als hij zijn vork naar zijn mond bracht, moest hij zijn hand daar weghalen en weer snel terugleggen.
'GEIL. GEIL. GEIL!' krijste hij.
Je hoorde onderdrukt gegiechel. Hier en daar een geamuseerde lach. Mensen aan belendende tafeltjes zochten oogcontact met elkaar. Nieuwkomers keken verbaasd op naar de roepende. Het geluid droeg ver hier. Vanwege de beroerde akoestiek.
En tijdens het verdere diner van de man zouden alle oren in de hal gespitst blijven. Op hem. Op wat hij nog meer voor geks zou gaan roepen.