donderdag 15 augustus 2013

Docentschap

Op dag vier van mijn cursus 'Vervreemdend Proza' gaat het mis. Net na de pauze loop ik met nóg een stapel gekopieerde verhalen in mijn hand lokaal 1.23 in. De lucht is dik en muf omdat de ramen er niet open kunnen. Mijn hoofd moet al rood zijn. De tafels staan in een rechthoek en zijn bezaaid met papieren, honderden vellen, kris kras door elkaar. De twaalf cursisten lopen er omheen en proberen de boel voor zichzelf compleet te krijgen. Juiste volgorde. Juiste naam. Iedereen heeft meerder pagina's geschreven. De meeste vellen zijn zonder naam, zonder nummering. Ik sta aan het hoofd van de tafel en leg er nóg een stapel papier bij. Er wordt naar elkaar geroepen en er worden dingen aan mij gevraagd. Deze verhalen kunnen we onmogelijk allemaal bespreken in een paar uur. Het lokaal is net groot genoeg voor zoveel mensen, als ze op hun stoel blijven zitten. 'Orde,' wil ik roepen. En: 'Ho, ho.' De tijd loopt.
'Ik ben beter in tekstanalyse dan in de logistiek,' zeg ik maar.
'Ja, we willen allemáál alleen de leuke dingen doen,' zegt de cursist die naast me staat.


Geen opmerkingen: