donderdag 27 februari 2014

Ander leven

In de douchecabine stond ik, een cel met een ingebouwde radio die ruist en stoort, overal knoppen en knipperlichten, het leek meer op een raket, en toen ik de damp van de plastic deuren veegde, zag ik in het bad tegenover mij heel duidelijk twee meisjes zitten. Ander leven.
Een met lang blond haar en een met lang donker haar. Ik waste mijn haar en begon ze bespioneren. Ze maakten ijsjes met bekertjes en schuimkoppen erop, in hun handen hadden ze naakte vrouwenpopjes die ze van de reuzenijsjes lieten eten, ééntje duwde het plastic hoofdje er helemaal in, het enorme paard en de kleine dinosaurus wachtten op de badrand geduldig op hun beurt.
Ik kon er geen genoeg van krijgen.
Later die dag zagen diezelfde meisjes en ik in het Flevopark twee jongedames wandelen in het lentezonnetje, onophoudelijk kletsend, ze trokken allebei een boek aan een lijntje achter zich aan.
'Dat zijn nou pubers,' zei ik.

dinsdag 25 februari 2014

Een ritje naar onze geboortestad

Toen ik met de winnares van de Frans Kellendonkprijs 2014 het café van de Vereeniging binnenkwam, hing er een slaperige atmosfeer. Er zaten hier en daar een paar oudere stellen op fluistertoon te praten, ze dronken koffie en gebruikten er iets bij. Niemand besteedde aandacht aan haar en mij. Eerst gingen we naar het toilet. Ik dacht: is dit het nou? Zijn we hiervoor met de Greenwheelsauto helemaal naar Nijmegen afgereisd. Al was Nijmegen in het geheel geen vreemde stad voor ons. Ooit waren we er geboren, beiden met de initialen E.G. in het Canisiusziekenhuis dat inmiddels niet meer bestaat. Zoiets schept een grotere band dan je zou verwachten. Nu kwamen we hier weer terug. Zij als winnares, ik haar entourage. Het Keizer Karelplein, al sinds de vorige eeuw het meeste gevreesde plein voor autobestuurders, hadden we overleefd. Ergens midden op de rotonde zoefden de auto's ons links en rechts voorbij. Maar ze zette meteen alle knipperlichten van de Greenwheels aan.
'Dat is altijd goed,' zei ze, 'dan denken ze dat je pech hebt. Dan kijkt iedereen wel uit.'
Na ons toiletbezoek was het café waar we onze entree gemaakt hadden, verdwenen. Dezelfde deur kwam nu uit op een grote zaal vol sjieke heren en dames. Er klonk geroezemoes. Ik zag schrijvers en bekenden. Iedereen stond en glom en had een glas wijn in handen. De winnares en ik werden overal hartelijk begroet, de jassen werden aangenomen, etcetera.
Nu kon het pas echt beginnen. Eerst was er de prijsuitreiking voor haar hele oeuvre en toen kwam de Kellendonklezing van Afth van der Heijden. Het was een mooie, feestelijke middag. Pas na negenen stapten we weer in de Greenwheels en reden we terug naar de stad waar we nu wonen. 

maandag 24 februari 2014

Het leven bezocht.

Op zondag het leven bezocht in Noord. Dat moet soms als je op dit nieuwbouweiland woont.
'Maar voor kinderen is het bij ons echt geweldig,' zeiden we in de auto nog tegen elkaar. 'Waar in Amsterdam kun je je achtjarige nou gewoon buiten laten spelen als je weggaat?' Dat wisten we niet.
Wat we ook niet wisten is dat er op datzelfde moment een gewapende overval werd gepleegd in het café op de hoek van onze straat. Gemaskerde mannen en spelende kinderen. Als dat geen leven is!
Nee, wij waren op de kermis. Probeerden met de grijper een neonroze horloge te pakken te krijgen.
In de brandweerauto zwaaide de driejarige steeds opnieuw naar ons -  opa, oma, vader, moeder - almaar hetzelfde rondje draaiend. Een loempia besteld, tegelijk met de authentieke tandeloze alcoholist in de grote gevlekte spijkerbroek.
'Mama, die meneer moet spugen.'
'Ja, kom we gaan snel weg hier, anders spuugt hij nog per ongeluk op ons.'
'Die meneer is ziek.'
'Heel ziek. Bah. Vies. Kom. Weg.'

donderdag 20 februari 2014

Blauwdrukken

Sinds ik lesgeef, nu al jarenlang, geef ik steeds dezelfde groep cursisten les.
Om de acht weken dragen ze wel andere jasjes, hebben ze andere namen, doen ze nieuwe studierichtingen of werken ze in branches waar ik eerder nog niet van gehoord had, maar meestal ook wel. Om de acht weken hebben ze hoogstens een andere achtergrond, het aantal broers en zussen wisselt en de leeftijden kunnen een paar jaar verschillen, soms zelfs twee decennia, de hobby's waarschijnlijk ook, dat weet ik niet precies, van de hobby's van mijn cursisten kom ik nooit veel te weten, of ik moet ze toevallig opvangen in de wandelgangen,  zijn hobby is 'insecten' las ik gisteren in een verhaal van D.Hooijer, hun hobby is schrijven,  natuurlijk.  Oké, ze hebben zeker andere eigenaardigheden, zenuwtrekjes, ook de blik in hun ogen verandert om de acht weken wel iets en het gevoel voor humor is tijdens de ene cursus zwarter dan de andere. Maar voor de rest zijn het allemaal exact dezelfde types. Dat begint nu echt ontzettend in de kijker te lopen.

dinsdag 18 februari 2014

Pluk het beeld

Daarnet op de Bert Haanstrakade rende ik een huilende jonge vrouw voorbij, ze liep tegen de wind in, voorovergebogen, het krullende haar danste rond haar hoofd. Ik dacht: ik had mijn duim op moet steken of ik had tenminste even naar haar kunnen glimlachen. Er is iemand die je ziet. Maar het bleef weer eens bij denken. Toen ik even later door het Diemerpark holde, zag ik in de verte nog een beeld dat ik kan gebruiken. Bij die huizen als doorzichtige blokkendozen, trimde achter het glas, een man op een loopband, in pak en das. Ik dacht aan Shady Hill, Revolutionairy Road en Arlington Park. En er zijn nog een paar van die buitenwijken in de literatuur met die specifieke milieus en specifieke problemen. Of eigenlijk niet zo erg specifiek.
Thuisgekomen ging ik meteen zitten, opende mijn online klasje dat deze week het plot van hun verhaal moet inleveren. Ik zou dat zelf nooit zo kunnen. Maar goed, tijdens het lezen van de plots, nog altijd in sportkleding, dronk ik gekookt water en at ik gezouten pecannoten.

maandag 17 februari 2014

Het is tijd

Mijn kiezen zitten los en vallen één voor één uit m'n mond. Mijn voortanden trek ik eruit als grassprietjes. Dit is de meest klassieke droom aller tijden. Daarvan ben ik me bewust. In de droom herken ik de droom.Tegelijkertijd probeer ik doodstil te blijven zitten want telkens als ik beweeg, rolt er weer een kies uit mijn mond, als een knikker. En ik moet er toch een paar overhouden om te kunnen eten.
'Zo erg is het niet,' zegt iemand, 'je kunt ook kauwen met je tandvlees.'
Maar zo erg vind ik het wel.
De volgende ochtend  ren ik door het park en luister naar het radioprogramma Nooit meer Slapen. Een fijn lang gesprek met Marte Kaan. Zij heeft net een verhalenbundel gepubliceerd en is daarvoor naar Nederland gekomen, maar ze woont met haar gezin in Dehli.
Dit Wil Die Droom Van Jou Zeggen, weet ik ineens. En: Als je het echt wil, moet je er nu werk van gaan maken. Het is tijd.
Met die gedachten hups ik door het Diemerpark. Heen en weer.

vrijdag 14 februari 2014

Geen recensie

Wij, kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen, schreden achter de kist aan door het gangpad van de kerk. Langs een haag van mensen. De klokken beierden. De kleintjes schreiden.
'Waarom ligt oma D. niet een glazen kist?' fluisterde Deetje, 'ik wil oma D. zien.'
Tot zover werkte het goed. Het katholieke ritueel.
Meneer Pastoor (41) opende de ceremonie met de schuldbelijdenis.
Hij had de familie op het hart gedrukt de voordrachten vooral kort te houden. Anderhalve minuut. Het gebeurde vaak dat nabestaanden te lang spraken, was zijn ervaring. Ze konden de aandacht en de spanning niet vasthouden.
Na de schuldbelijdenis was ik meteen al aan de beurt. Het ging prima met de aandacht van de mensen. Ook toen andere kleinkinderen en een zoon voorlazen, haakte er niemand af. In tegendeel. Op die momenten kon je een speld horen vallen.
Zodra meneer pastoor zelf aan het woord was echter, verslapte de concentratie. Nog geen anderhalve minuut nadat hij begon te spreken, verloor hij al het contact met zijn publiek. Zijn monoloog haalde de vaart en emotie uit de dienst. Wat wij opgebouwd hadden, brak hij in een paar zinnen weer af. Zijn tekst was ook te vaag en abstract, met veel te veel herhaling. Daarnaast sprak hij alles op één toon uit. Het belangrijkste: ik geloofde hem niet.
Maar goed, dit is geen theaterrecensie. Het was een uitvaartmis. Het was de twee uur durende dienst van meneer pastoor die wij af en toe onderbraken met onze stukjes. De kerk was steenkoud. De kleintjes begonnen de zuurtjes heel door te slikken. De man in de jurk bleef er tot vervelens toe op hameren dat onze zuster nu bij de heer was. Terwijl iedereen wist dat onze zuster daar zelf het hare van dacht.
'Ligt oma D. eigenlijk zonder kleren in de kist?' vroeg Deetje.
Het einde van het ritueel was wel mooi. De klokken luidden. De zes grijze zonen gingen voorop en droegen hun moeder de kerk uit. Ze brachten haar naar de de begraafplaats aan de overkant van de straat. Naar hun vader. We verzamelden ons met z'n allen nog eenmaal rond oma. Het regende hard maar meneer pastoor sprenkelde wat extra water over de kist. Dat vond ik heel aandoenlijk. De toewijding waarmee hij dat deed. Ik zou hem adviseren voortaan alleen nog dingen op locatie te doen. Een koor van oude mannen zong Latijnse liederen. Het Onze Vader werd gebeden. Onze schoenen zakten steeds dieper de modder in. We werden kleddernat. We waren een familie.

maandag 10 februari 2014

Wat niet klopte

We, mijn moeder, broer en ik, liepen door de gang van het bejaardentehuis naar oma's kamer.
Het eerste wat al niet klopte was dat de deur op slot was. In de tijd dat mijn moeder de sleutel aan het halen was, maakte ik een foto van het naambordje op de deur. Ik weet ook niet waarom ik dat deed. Toen kwam moeder terug met de sleutel. Het tweede wat niet klopte was de koude wind die ons tegemoet kwam, de gordijnen die opbolden. Het raam dat wijdopen stond.
Het derde was dat de radio uit was.
Het vierde wat niet klopte was oma.
Ze lag op bed, zoals ik haar de laatste maanden steeds op dat bed had zien liggen. Maar toen lagen er nooit bloemen op haar sprei. Mijn moeder en broer liepen al naar binnen, maar ik ging terug de gang op. Waar alles nog goed was. Tl-licht. Hitte. De rolstoel met 'Geurts' erop geschreven.
Uiteindelijk kwam ook ik de drempel over en stonden we met z'n drieën aan haar voeteneinde te kijken.
Ik had de neiging om te gaan zoeken. Er was hier duidelijk iets kwijt. Weg. Dat moest gevonden worden. En wel nu. Ver weg kon het niet zijn. Er moest iets terug die fles in.
Daarna had ik de neiging om te gaan roepen. Oma, waar ben je? Joehoe, waar ben je gebleven? Ja, hé, het is nu niet meer leuk. Waar zit je nou? Ik haat dit soort van verstoppertje spelen.
Maar ik deed natuurlijk niets met al die neigingen. Na een tijdje liep ik naar haar toe en bekeek haar van heel dichtbij. Hoe onnatuurlijk stil ze lag. Al had ik heus niets anders verwacht.
Het liefst had ik aan haar willen vragen wat ze er nu zelf van vond. Deze toestand. Of het nu goed was, of niet. Dat ging dus ook al niet.

zaterdag 8 februari 2014

Het sterven

Ik heb nu geen oma meer.  En mijn vader heeft geen moeder meer.
'We zijn er intussen ook oud genoeg voor,' zei hij daarnet aan de telefoon.
Dat is wel waar. Maar toch heb ik het gevoel dat dat niet waar is. Dat we er nooit echt oud genoeg voor zullen zijn.
Ze was vanmiddag bezig met sterven toen ik - met een gigantische hoofdpijn - van het van Gogh museum naar huis tramde. Die pijn hield op toen ik aan de keukentafel zat, naar later bleek precies het tijdstip van haar overlijden. Het één heeft niets met het ander te maken - ook al zou ik zoiets graag willen - want ik nam eenmaal thuis gewoon een Ibuprofen. Oma geloofde ook niet in wonderen. (Maar ik wel)
Toen ik het de meisjes vertelde, ze waren aan het prikken, prikten ze door met hun prikpennetjes. De één een hertje en de ander een tijgertje.
'Dood,' zei Deetje. Ze fronste haar wenkbrauwen. 'Wie is er dood?'
'Oma D.' zei ik nog een keer.
'O?' zei ze. 'Maar hoe is oma D. doodgegaan?'
'Ze was heel oud, hè? En ze sliep en toen gebeurde het.'
'O,' zei Deetje. Weer zag ik die wenkbrauwen fronsen. Even later vroeg ze: 'Maar gaat óma ook dood dan?'
'Ja.' Haar grote zus hield op met prikken. 'Oma ook,' zei ze. 'En opa. Iederéén gaat dood.'
'O,' zei het zusje dat nog van niets wist. 'Maar wij niet hè? Wij niet.'
'Jawel. Wij gaan dood. Papa en mama. En ik. En jij ook,' zei haar oudere zus. Toen legde ze haar pennetje weg en zei: 'Ik heb geen zin meer in prikken.'
'Maar gaat het huis dan ook dood?' vroeg Deetje.

vrijdag 7 februari 2014

Driehuis

In de trein naar Driehuis zat ik. Alleen. We zouden met vijf mensen bij iemand gaan eten en dan met z'n zessen naar een underground toneelstuk in IJmuiden of zoiets, maar op het laatste moment was er één geveld door griep, één kon toch geen oppas krijgen, weer één was te brak van de avond daarvoor en de laatste was te slecht gehumeurd om zich te verplaatsen.
Zij stond al op het perron van Driehuis op me te wachten. Aan haar zijde twee van haar vriendinnen. Met z'n vieren reden we naar daar waar het te doen was.
Het stuk bleek in een woonhuis te zijn. De deur werd opengemaakt door een mevrouw in jaren '50 schort.  Ze leidde ons naar de woonkamer die ook de sfeer van de jaren '50 ademde. We wachtten. De kamer stroomde langzaam vol vrouwen. Steeds voller werd het. De meesten waren een jaar of vijftig, zestig. Met wat uitschieters naar boven of naar beneden (een enkeling had haar moeder of dochter meegenomen). Ik dacht aan sleutelfeesten en revolutie: 'Het is tijd dat we ons met de wereld gaan bemoeien! Wij moeten ingrijpen. Het is de hoogste tijd om iets te gaan dóén. We pikken het niet langer!' Toen werd er bowl geserveerd en advocaatjes met slagroom. Tussen ons, vrouwen, bevond zich één grote kale man. Dat bleek later de casanova van Driehuis te zijn die in het appartement boven de Intertoys woont.

dinsdag 4 februari 2014

Goud

Ze had me haar onderbroek laten zien. Een jongensboxer. Daarna wandelden we over het museumplein en praatten we over het volgende boek. We gingen zitten op een terrasje en dronken buiten koffie. Op twee stoeltjes, naast elkaar gezeten, het gezicht in de zon. Voor de vitamine D.
Nog net geen geruite fleece-dekentje over de benen. Even later slingerde ik door de stad naar huis, koud tot op het bot. Bij de boekhandel in de Utrechtsestraat stopte ik om A handful of dust van Evelyn Waugh te kopen. En ik dacht aan het maken van dingen. En aan klompjes goud die verzilverd konden worden.

maandag 3 februari 2014

Iets anders

Bij het ontbijt zei Jeetje (8) dat ze later naar de maan zou gaan of naar mars als het even kon en dat ze een paar jaar later wel weer terug zou komen om haar ouders op te zoeken. Misschien kwam ze helemaal niet meer. 'Dat geeft niks,' zei ik, 'ouders willen hun kinderen zien, kinderen hun ouders niet per se. Zo hoort dat.'
Bij het tandenpoetsen, zei ze: 'Waarom gaan we niet voor altijd weg hier. Op wereldreis. Waarom doen we dat niet?'
'Jaaaa,' zei Deetje (3)
'Naar Afrika!' zei Jeetje. 'Ik wil eerst naar Afrika.'
'Nee, ik wil naar Portugal,' zei Deetje. 'Ik wil dat de zon schijnt maar dat het niet koud is.'
Daarna bracht ik de ene naar de crèche en de andere naar school, en de één moest huilen, zogenaamd omdat ze haar ballon thuis had laten liggen, de andere wilde niet naar school omdat ze het daar zo ontzettend saai vond en ik stond even op het punt om met ze naar zee te treinen. Maar ik keerde terug naar huis. Ik ging zitten op mijn bureaustoel. Ik gaf online les. Ik stuurde een mail. Ik zag een documentaire over een moeder met een gewetenloze zoon. En eindelijk ging ik schrijven. Gisteren hoorde ik een Russische dichter in een documentaire zeggen dat hij het dichterschap al een straf op zichzelf vond. Daar moest ik best om lachen. Maar zo grappig was het ook weer niet.