We, mijn moeder, broer en ik, liepen door de gang van het bejaardentehuis naar oma's kamer.
Het eerste wat al niet klopte was dat de deur op slot was. In de tijd dat mijn moeder de sleutel aan het halen was, maakte ik een foto van het naambordje op de deur. Ik weet ook niet waarom ik dat deed. Toen kwam moeder terug met de sleutel. Het tweede wat niet klopte was de koude wind die ons tegemoet kwam, de gordijnen die opbolden. Het raam dat wijdopen stond.
Het derde was dat de radio uit was.
Het vierde wat niet klopte was oma.
Ze lag op bed, zoals ik haar de laatste maanden steeds op dat bed had zien liggen. Maar toen lagen er nooit bloemen op haar sprei. Mijn moeder en broer liepen al naar binnen, maar ik ging terug de gang op. Waar alles nog goed was. Tl-licht. Hitte. De rolstoel met 'Geurts' erop geschreven.
Uiteindelijk kwam ook ik de drempel over en stonden we met z'n drieën aan haar voeteneinde te kijken.
Ik had de neiging om te gaan zoeken. Er was hier duidelijk iets kwijt. Weg. Dat moest gevonden worden. En wel nu. Ver weg kon het niet zijn. Er moest iets terug die fles in.
Daarna had ik de neiging om te gaan roepen. Oma, waar ben je? Joehoe, waar ben je gebleven? Ja, hé, het is nu niet meer leuk. Waar zit je nou? Ik haat dit soort van verstoppertje spelen.
Maar ik deed natuurlijk niets met al die neigingen. Na een tijdje liep ik naar haar toe en bekeek haar van heel dichtbij. Hoe onnatuurlijk stil ze lag. Al had ik heus niets anders verwacht.
Het liefst had ik aan haar willen vragen wat ze er nu zelf van vond. Deze toestand. Of het nu goed was, of niet. Dat ging dus ook al niet.
maandag 10 februari 2014
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten