Ik liep door een blinkend nieuwe wereld van zonneschijn, steen en water. Ik zag opgewekte moeders met tweelingkinderwagens en trotse zwangere vrouwen. Ik glimlachte alle mannen nerveus toe omdat ik in hen telkens weer de nieuwe buurman meende te herkennen. Ik zei erbij: 'Hee hoi!' De eerste indruk die ze hier van mij kregen, mocht er geen van arrogantie zijn. Krijg je dat gedoe met gezichten weer: ik onthoud ze nooit en al helemaal niet in een andere context. Of is er hier maar één soort man en één soort vrouw? Ik zag een Chinees restaurant met de naam 'Gouden Kooi.' Ondanks de hitte, rilde ik.
Ik liep door de zeven kamers van het huis met de volle dozen. Ik beklom de trappen. Op en neer. Neer en op. Ik nam een douche in de turbo douche.
Na een tijdje begon het knagen. Ik begon me af te vragen wanneer we weer naar huis gingen. Ik miste het gekrab van de muze.
Thuis. Waar ik gisteren nog was om schoon te maken. En te douchen. Waar ik mij afdroogde met een vieze poetslap, omdat er thuis geen handdoeken meer waren. Zelfs geen kasten meer waar die handdoeken in lagen. Het was alsof we op vakantie gingen. Een heel lange vakantie. We pakten het wel erg grondig aan deze keer. Eigenlijk wist ik niet wat me overkwam. We besloten alles, maar dan ook alles, in te pakken en mee te nemen.
De buurtgenoten, die ik allemaal heel goed van gezicht ken, kwamen naar buiten om afscheid te nemen.
'Ik kom nog heel vaak terug,' zei ik.
'Heb een fijn leven,' zeiden ze.
'Echt, ik zie je nog wel,' zei ik.
En toen we in het huis met de dozen waren, stonden er mensen met een zelfgebakken appeltaart voor de deur. 'Welkom,' zeiden de mensen. 'Welkom hier.'
maandag 12 juli 2010
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
1 opmerking:
Ontheemd. Maar het komt wel goed, denk ik. Ik neem ook aan dat de muze in één van alle dozen zit.
Een reactie posten