Omdat het barstte van de slakken in onze tuin had man er een paar in het vuur gegooid. Toen Jeetje het hoorde, barstte ze meteen in huilen uit.
'Hoe kun je dat nou dóén, papa? Hoe kun je?'
'Ze aten al onze plantjes op,' zei hij.
'Ik heb er gisteren nog één gered!' huilde ze. 'De buren lachten me ook al uit. Ze zeiden dat ik een vies kind was omdat ik er eentje opraapte. Maar dat ís toch niet vies?'
'Nee hoor,' zei man.
'Maar waarom moesten ze dood van jou, papa. Waaróm?'
'Mijn pompoenplantjes,' zei hij zacht. Man sloeg zijn ogen neer.
'Daar kunnen ze toch niks aan doen?' riep Jeetje uit. 'Dat wéten zij toch niet. Ze lééfden toch gewoon.'
'Dat is wel waar ja,' fluisterde man.
Man keek heel schuldig. Hij herkende het gevoel van zijn dochter maar al te goed. Ze had het van geen vreemden. Hij was er eigenlijk ook de persoon niet naar om beesten te vermoorden. En toch was het er in de loop der jaren ergens ingeslopen, het geweld.
vrijdag 15 juni 2012
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten