vrijdag 1 juni 2012
Trompet
De grote biertent was opgezet op het braakliggend veld voor het huis van mijn ouders. Toen ik klein was, baande ik daar weggetjes door het mais. Nu werd het gebruikt voor dorpsfestiviteiten. Het was warm. Kinderen konden er hun gezicht laten beschilderen, er stond een container met zand, er werden burgers op de gril gelegd en er was een springkussen, maar daarvoor was het vorig weekend net te heet. Voor de biertent was het nooit te heet. Ik was daar 's morgens vroeg en toen ik aan het eind van de middag weer kwam, zat iedereen er nog te drinken. We keken naar een talentenjacht. Waar geplaybackt werd en apathisch gedanst, tot één jongetje zo droevig trompetterde dat alle bierheisende dorpelingen er stil van werden. Het leek wel dodenherdenking. Een kort moment van de nederdaling van de heilige geest in de tent. Het was ook Pinksteren. Ik keek of ik bekenden zag. Klasgenoten van de lagere school. Maar ik zag ze niet. En toen ik er eindelijk eentje zag, durfde ik er niet mee te gaan praten. Hij leek nauwelijks nog op hem. Ik zou niet weten wat ik moest zeggen. Op een gegeven moment ontdekte ik een jongen die geen steek veranderd was. Ook niets ouder geworden. Dat bleek dus een zoon. Die kalende pa ernaast was de echte jongen uit mijn klas. Toen ik tenslotte terugliep naar mijn ouderlijk huis, kwam er nog een meisje - nou ja een vrouw dus - aan, met haar moeder. Haar herkende ik wel meteen. Ik stak mijn hand op. Ze zwaaide niet terug. We hadden acht jaar bij elkaar in de klas gezeten en nu waren we onbekenden geworden. Toen schetterde die trompet weer, lang en eenzaam, door het dorp. De winnaar van de talentenjacht.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten