vrijdag 18 april 2014

Beeldvorming

Ze heeft drie boeken geschreven, is moeder van twee jonge kinderen en daar schrijft ze over op haar blog, twitterde iemand.
Het moederschap en ik. Twee handen op een buik zou je intussen denken. Haar boeken, haar blogs. Die EG schrijft nergens anders over.
Het is maar wat er wordt uitgelicht. De weg naar zee gaat voor mij vooral over maakbaarheid en mislukking, maar is meestal besproken als een boek over het moederschap. Dat kan. Dat is ook waar. De hoofdpersonen zijn een moeder en een dochter.  Maar dat is wel heel één op één bezien.
Het is waar dat ik op deze plek stukjes schrijf over de twee jonge kinderen die van mij zijn en in mijn huis rondlopen. Ik kan niet anders. Ik gebruik nu eenmaal wat ik om mij heen zie, hoor en meemaak. Heel ver weg zoek ik het nooit. Maar het is niet waar dat ik een weblog bijhoud dat over die twee jonge kinderen gaat.
Dat is echt iets anders.


donderdag 17 april 2014

Het voorbijgaan

Sinds ze er niet meer is, zie ik haar veel vaker. Haar bidprentje staat bovenop onze nieuwe afzuigkap én ze hangt eraan met een magneet. Ook ligt haar gezicht in de keukenla. Trouwens die afzuigkap is niet nieuw meer, wel zit het blauwe afdekplastic er nog om omdat we ooit van plan waren de muren van de keuken te witten.
We kijken nu elke dag een paar keer lang naar oma.
'Ze is nog niet dood,' zegt man.
'Nee,' zeg ik. 'Maar wat is ze dan?'
We staan stil voor onze vierkante afzuigkap. Oma staart maar voor zich uit. Ze lacht op allebei de prenten dezelfde fotoglimlach, maar hoe lang we daar ook naar haar blijven staan kijken, ze laat nog altijd niets los. Meer komen we niet te weten.
'Toch is ze nog lang niet dood,' zegt man.
Ik begrijp wat hij bedoelt, ook al heb ik haar stoffelijk overschot gezien. Sommige doden zijn doder dan anderen. Daar hoef je niet esoterisch voor te zijn.
Elke dag zeg ik in het voorbijgaan tenminste één keer hardop: 'Oma toch.' Meestal vaker.

dinsdag 15 april 2014

Bewijs van existentie

Tijdens het koken, lees ik facebookberichten en noteer ik: jullie zijn niemand omdat je geen ziel hebt, ga maar door met pillen slikken. Dat schrijft iemand in een reactie op iemand anders.
Ik weet dat ik de pan met olijfolie al een tijdje op het fornuis heb staan, en dat ik nog altijd door het huis aan het rennen ben om ergens een pen te vinden. Om deze ene zin op te kunnen schrijven.
Dit is niet echt een blog te noemen. Maar ik heb het nu te druk met het zoeken naar vuilniszakken met Playmobil op marktplaats, en met het skypen met een onbekend Italiaans stel waarvan we een huis gaan huren. In het puntje van de laars ergens. Skype is het bewijs dat ik besta.
Heel lang tuur ik naar het beeld van de bloedmooie jongeman en het meisje op mijn scherm. Het meisje is van 1988, weet ik. Hij zal niet ouder zijn. En ik heb spijt dat ik zo ongekamd achter de computer zit, zoals al de hele dag. Als je van 1973 bent, kan dat eigenlijk niet meer.
Het geluid uit het Zuiden van Italië wil maar niet doorkomen, dus kijk ik naar hoe die twee bewegen. Hoe ze de geluidsbarrière proberen te doorbreken.
Na een tijdje begin ik op hun kleren te letten. Het is aan die dikke truien te zien niet zulk mooi weer. Dat kan ook kloppen volgens de buienradar. Het zijn natuurlijk ook lui die waar het de temperatuur betreft helemaal niets gewend zijn. We zwaaien en glimlachen soms naar elkaar. Jullie zijn niemand omdat je geen ziel hebt, ga maar door met pillen slikken, zeg ik.

vrijdag 11 april 2014

Promotie

Bo-Johnny is nieuw op de peutergroep. Hij is van de baby's naar de peuters gepromoveerd. Ik heb hem nog niet gezien, maar Bo-Johnny moet wel een held zijn. Mijn eigen Bo-Johnny heb ik net achtergelaten in een kleuterklas. Ze gaat wennen bij groep 1.
'Is er vandaag iets?' vraagt een moeder aan de meester. Ze komt de klas binnengerend, grote ogen, rode wangen. Net gedoucht.
'Nee,' zegt de meester.
'Niets?' hijgt de moeder, 'is het geen dierendag of zo?'
'Dat is het op 4 oktober.'
'Is het geen speciale dag?'
'Het is vrijdag.'
'Het is vrijdag.'
'Ja. En vanmiddag hebben we open podium. Toneel.'
'O! Had ik daar iets voor moeten doen? Daar had ik iets voor moeten doen, hè?'
'Nee,' zegt de meester, 'niets.'
'O.' De moeder laat haar schouders zakken, duwt haar kind de klas in. En vertrekt.
De meester klapt in zijn handen ten teken dat de ouders het lokaal moeten verlaten. Hij vraagt mijn Bo-Johnny of ze bij hem op schoot wil. Die schudt ferm haar hoofd. Dat wil ze zeker niet.
Echt een kind van mij, denk ik tevreden. Gaat niet bij jan en alleman op schoot.
Dan begint de meester te zingen van klap maar in je handjes en draai je handjes in de lucht.
Ik trek de deur achter me dicht, wil nog een foto maken van Bo-Johnny in de kleuterklas met twee vlechtjes, maar mijn telefoon is leeg.

dinsdag 8 april 2014

Mierzoet

Ze staat aan het begin van een groots, nieuw leven en ze weet het. Ze kleurt de dagen in tot het zover is. Ze kleurt van het ene hoogtepunt naar het andere. Wennen op school, afscheid crèche, logeren opa en oma, vakantie met het vliegtuig, de vierde verjaardag, de eerste schooldag.
In haar nieuwe, zachtroze vestje zit ze aan het ontbijt. Als enige. Ze slaapt tegenwoordig uit, nu het nog kan, nu ze nog gewoon naar de crèche gaat en geen echte verplichtingen heeft. Ze spaart haar krachten voor straks. Haar wangen zijn rood en haar lippen ook. De grote dagen breken binnenkort allemaal aan. Eén voor één. 'Maar nu nog niet, hè?'
'Nee, nu nog niet.'
Ze eet haar boterham met honing. Haar lange, kaarsrechte haar valt er steeds in. 
'Misschien moet je een ponytje als je naar school gaat,' zeg ik.
'Nee, geen ponytje!'
'Weet je wat een ponytje is?'
'Nee. Maar ik wil het niet.'
Ze legt haar hoofd op de tafel. Ook nog een ponytje, dat zou teveel zijn voor een mens.




maandag 7 april 2014

Over spiegelgedrag, het waarom van de dingen en de herrijzenis

De bijna-vierjarige in haar nieuwe legging vol poezenhoofdjes, struikelde vanmorgen haast over mijn enorme schoen. De tandenborstel had  achterin haar strottenhoofd kunnen zitten, haar verhemelte kunnen doorboren.
'Niet met je tandenborstel in je mond rondlopen,' zei ik met mijn elektrische tandenborstel in mijn mond, al lopend door de gang met armenvol wasgoed.
'Niet schreeuwen!' schreeuwde ik toen.
'Ruim je rommel eens een keer op,' zei ik en raapte mijn schoen op, viste mijn colbert van de vloer en zag de schaar die ik gisteren gebruikt had op de ene speaker liggen en een leeg wijnglas op de andere staan.
Op zaterdag, op International Pillow Fight Day, - wie wist dat niet?  - was ik met de bijna-negenjarige in de stad voor de aanschaf van een lente outfit en belandden we midden in het grootse kussengevecht op de Dam. Waarom doen mensen de dingen die ze doen? Dat blijft een interessante kwestie.
Ook heb ik iets gruwelijks gehoord, iets dat ik niet op mijn blog mag schrijven, maar dat is bij uitstek iets dat dus ooit in mijn proza terug zal komen. Ook om de beweegredenen van de mens te leren begrijpen. Waarom doet iemand zoiets? (Nu is het ook weer niet zo dat alles wat ik niet op mijn blog zet in prozavorm ergens terugkomt.)
Dit weekend precies een jaar geleden, leverde ik de eerste versie van m'n boek in. Dat lijkt nu al meer dan een eeuwigheid geleden. Een vorig leven. Ik  ben met iets nieuws bezig. Het vorige boek is al bijna weer van de aardbodem verdwenen. Zo snel gaat dat tegenwoordig. Boeken zijn broodjes. Al denk ik dat het nog een keer een opleving zal krijgen. De herrijzenis. Dat gebeurt met boeken nog altijd eerder dan met mensen.

donderdag 3 april 2014

Mythen

Gisteren hield ik een praatje op de boekpresentatie van Dieven van vuur  van de levende legende Ivo Victoria, het brandalarm ging af op de uitgeverij, zoals het hoort bij een boek dat die naam draagt, - dat was geen toeval - de glazen werden geheven, de zon scheen, de hapjes gingen rond, iedereen zag er goed uit. Mijn praatje ging over schrijverschap en twijfel. ( Waarover ook een deel van het boek ging. Heel geweldig gedaan.)
Nadien spraken we over de Mythe van de Schrijver. Iemand was van mening dat die in stand moest worden gehouden. Het moet lijken alsof het hem vanzelf komt aanwaaien.
Het naakte schrijven van Nirav Christophe handelt over de mythen van het schrijverschap.

1 De mythe van de genialiteit, een beetje schrijver is briljant, hij is een schepper van bovenmenselijke proporties. Enerzijds bestaat die genialiteit uit een rationeel vakmanschap. Een proces van vooruitdenken en gecompliceerde planning. Anderzijds kenmerkt genialiteit zich juist door de vondst, de inspiratie, de plotselinge inval. Als je werkelijk talent hebt, komt het er in één keer uit, als een golf.
2 Er is de mythe van het lijden, de doorleefdheid. Schrijven is als een kind baren. Er moet voor het kunstwerk een pijnlijk offer worden gebracht. (Het kost de schrijver zijn nachtrust, zo niet zijn relatie, hij kan niet anders)
3 De mythe van de wijsheid. Bij een goede schrijver zit er altijd nog iets achter, een laag onder, en onder, en daar weer onder, en onder die alleronderste laag zit vast en zeker ook nog een laag.
Onder dit juk van diepzinnigheid gaat menig schrijver gebukt.
4 De mythe van originaliteit. Een echte schrijver verzint iets totaal nieuws.
Met al deze mythen wordt het literair schrijven dus zorgvuldig in één overkoepelende religieuze mythe geplaatst: de schepper/schrijver is de eerste en enige god. (hij is volstrekt origineel) hij lijdt voor zijn schepping, heeft macht over de materie (hij gaat subtiel en vakmatig te werk) en zijn wegen zijn ondoorgrondelijk (hij is niet oppervlakkig maar onpeilbaar diepzinnig)

Nu ik ze weer teruglees, kloppen ze eigenlijk wel. Zo gaat het. Die mythen, dat ben ik. Dat zijn wij.
Het is geen schijn die opgehouden hoeft te worden. Het is.

dinsdag 1 april 2014

Spelen met taal

Het was alweer een nacht waarin ik meer wakker lag dan sliep. Ik las de halve nacht in The Easter Parade van Yates. Een portret van twee zusjes op zoek naar liefde en geluk. Goed is dat.
Het hele huis was vannacht onrustig. De mensen die hier woonden schreeuwden om water of ze waren bang en wilden in het grote bed liggen,  sommigen zweetten zo erg dat ze om het uur een schoon t-shirt aan moesten trekken. Uit alle kamers klonken doffe hoestjes. Een symfonie van hoestjes. Ik dacht aan deurknoppen, de verspreiding van bacteriën en knipte het licht weer aan om verder denken tegen te gaan. Het was maar goed dat het op een gegeven moment ochtend werd. Licht. En niet koud. Een hele nieuwe dag vol mogelijkheden. Het eerste wat er gebeurde was dat ik in de badkamer uitgleed in de kots van één van de poezen.
Het eerste wat ik las was een interview met Erik Menkveld dat ging natuurlijk over hemzelf en over Hugo Claus: hoe die kon spelen met taal. Hoe weinig respect hij had voor zijn eigen gedichten, dan weer eens een zin hier plaatste en dan weer daar. Daar had Erik Menkveld toentertijd van geleerd als dichter. Dat interview was fijn om te lezen. Spelen met taal. Dat is leuk om es te gaan doen.