vrijdag 30 mei 2014

Apropos 2

De zon scheen. Het was acht uur en ik had al een rondje gerend, net als gisteren. Man vertrok naar zijn compagnon om te werken. Het was de afspraak dat ik 's middags zou mogen schrijven. Ik dacht aan mijn nieuwe werkkamer, heel binnenkort, elders in de stad. Het leek een utopie, maar het was toch echt bijna zover. Beneden zette ik de kinderen aan het tekenen, boven begon ik wasmachines leeg te halen en klerenkasten uit te mesten. De negenjarige kreeg een vriendinnetje op bezoek en ging daarmee op haar kamer spelen, de vierjarige zat met een berg playmobil op de mat en uiteindelijk zat ik buiten een artikel te lezen in de Groene, over Karen Armstrong,  een voormalige non met temporaalkwab epilepsie. Er stond:  De symptomen zijn angstaanjagend. Je wordt vervuld van een dodelijke vrees. (...) De hele wereld ziet eruit als jamais-vu, volslagen wezensvreemd alsof je het nog nooit gezien hebt. Je doolt rond.
Dat was waar. Interessante stuff eigenlijk, dacht ik nog. Moet je ook eens iets mee doen, die ervaring. Daarna smeerde ik brood voor iedereen. We aten in de klaprozentuin in de zon, man kwam precies op tijd thuis en ik stond op het punt om naar boven gaan toen ik een mail kreeg en de draad volkomen kwijt raakte. Al het voorgaande was op slag verdwenen. Ik was weer een meisje uit groep zeven dat er niet niet bij hoorde maar ook niet wel. Niks interessante stuff.

woensdag 28 mei 2014

Apropos

In mijn trenchcoat een roze kinderparaplu boven mijn hoofd stond ik op de pont naar Noord. Op weg naar de avond over de Amerikaanse schrijfster Edith Wharton. Het was een dinsdag, de regen kwam met bakken uit de hemel, ik was vermoedelijk de enige die het huis verliet om naar een literaire bijeenkomst te gaan. Maar na enig dwalen door een verlaten Tolhuisgebouw, bleek dat er zich in een achterafzaal een illuster Edith Wharton gezelschap ophield. En ik zeeg neer.
Iemand vertelde over haar leven in de New Yorkse upper class, de vertaalster sprak over het hoe en wat van het uitzoeken van de verhalen voor Romeinse koorts en ook over het vertalen ervan, een interbellum-leesclub las een fijn verhaal van haar voor. Toen het afgelopen was, kletsten we wat na, dronken een Martini. Tot er een oudere dame op me af kwam lopen, glimlachend, elegant en mijn naam zei. Daar raakte ik de Edith Wharton draad kwijt.
 'Het gaat goed met jou, hè?' zei ze alleen maar.
We keken elkaar aan. Ik kende haar ook wel ergens van. Ze zei hoe ze heette.
'Ja. Het etui,' zei ik. 'Ik heb het etui nog altijd, weet je dat.'
'Rood-wit gestreept,' zei ze glimlachend.
'Ja.' Mijn wangen begonnen te gloeien. Er was geen verbergen meer aan. Ik kleurde rood tot op mijn kruin en besefte meteen dat het lang geleden was dat dat zo gebeurde.
Het kwam misschien door de hartelijkheid waarmee het ging, haar oprechtheid, de directheid of hoe je het ook noemt.
Ook kwam het omdat ik bijna twintig jaar terug de tijd in werd geworpen, een vorig leven intuimelde, en als vanzelf meteen weer mijn afgrijselijk verlegen zelf aannam. De actrice en de schrikachtige toneelschrijfster. Zij had voor iedereen een etui gemaakt als toitoitoi voor de première van de lunchvoorstelling in Bellevue. Mijn oma was net begraven.
'Het is best bijzonder dat ik dat etui nog heb,' mompelde ik. 'Ik raak namelijk alles kwijt.'
Dat was ook zo.

maandag 26 mei 2014

Mensen!

De limousine rijdt voor. Zal ook de kwaaie zus zo dadelijk uitstappen of niet? De ouders, de broers en zussen plus aanhang staan langs de kant van de weg te wachten op de hereniging. Zit ze er in?
Na een redelijk onthutsende documentaire over bejaarden en seks, ben ik beland bij Het Familiediner. Dat trek ik toch beter dan innige liefde op leeftijd. Het ligt meer in m'n straatje.
'Waarom heb je gekozen om te komen?' vraagt de presentator aan de moeder van de kwaaie zus.
'Ruzies en dat allemaal, is ook helemaal niet fijn voor ons.' Ze huilt. 'Het blijft toch familie, hè?'
De deur van de limousine gaat open. Nee, ze zit er niet in. De kwaaie zus is thuisgebleven.
Terwijl ik dit zit te schrijven, wordt er op tv alweer een nieuwe ruzie uit de doeken gedaan. Deze keer is er een onoverkomelijk probleem tussen twee zussen die elkaar al negen jaar niet gezien hebben omdat er na vaders dood heibel was ontstaan over de verdeling van een fiets en een televisie.
Ik kijk nergens van op.
Ik zou die limousine zo ongeveer mijn hele familie rond kunnen sturen. Een paar keer rond, zelfs. En niemand zou ooit in- of uitstappen. Het is een komen en gaan van lege limousines.
Familie is heel onbetrouwbaar, dat blijft het gekke, terwijl je zou denken van niet.
O ja, tussendoor zag ik nog een stukje Spoorloos. Daar had een 47-jarige dochter haar vader dan eindelijk gevonden. Familie! Iemand die op haar lijkt. Ze wist waar ze vandaan kwam. Eindelijk kon ze haar draai vinden



vrijdag 23 mei 2014

Kletsklatsklets etc

Over inspiratie dacht ik na, terwijl ik rende en naar een gesprek met Hugo Camps luisterde. Wat kan die man het allemaal goed verwoorden. De melancholie. De berusting. De spijt.
Maar na een kilometer of wat viel het programma weg en was ik alleen met m'n stomme geadem en mijn platvoeten op het wegdek. Klets-klats-klets-klats. Een kamerolifant die op de vlucht geslagen was. Ik was alleen met dit logge zoutzak-lijf dat het plan had gehad om soepel voorwaarts te gaan. In de frisse fruitige ochtend. Over de wegen te vliegen als het ware. Feel Free and Light as a Feather stond op het nieuwe t-shirt van de negenjarige.  Niks daarvan. Helemaal niks.
Ik was dat lijf. Meer niet.  Kletsklatskletsklats. Iedere stap moest gezet. Hugo Camps had hier zeker een mooi verhaal van kunnen maken.
Ook had ik het plan om over mijn inspiratiebronnen te gaan nadenken omdat ik daar vanmiddag een gesprek over ga voeren, maar daar kwam ook al niets van terecht. Wel kwam ik op een idee voor nog een nieuw boek.

donderdag 22 mei 2014

De lezende mens

Midden op het grasveld van het gemeentezwembad,  op de middenstip leek wel en pal in de zon, lag een kolossale mevrouw te lezen. Van verre al zag ik het politie-blauwe badpak en het witte, slappe vlees. Naast haar een rode C-1000 tas, een geopende zak chips van Euroshopper. Eenmaal dichtbij gekomen was er het parelende zweet. Het dunne haar in een mini-staartje bijeengebonden. Haar hoofdhuid. Met één hand ondersteunde ze haar kin en las een bibliotheekboek. Het was: De Avonden.
Even verderop, op een bankje in de schaduw zat een forse, wat oudere moslima, helemaal ingepakt en in het zwart, ook te lezen. Proust. A la recherche du temps perdu.
Toen ik even goed keek, zag ik op het gras overal mensen liggen, verdiept  in een boek.
Ik vroeg me zelfs af of hier acteurs waren ingezet die een spel met onze verwachtingen speelden. Het moest wel een test zijn. Hoe stigmatiserend bent u?
Maar het was echt.

woensdag 21 mei 2014

Zomertijd

Na schooltijd is het in mijn straat een komen en gaan van rubberboten op kinderbenen, blootsvoetse jongens en meisjes, terwijl op het trottoir alweer de eerste verloren badlakens liggen. Lekker dik en zacht. Vanaf de voordeur hoor ik de kinderen gillen terwijl ze één voor één van de brug springen (een mengeling van angst en vrijheid) Er is de symfonie van het plonzen.
Op de steiger heerst bedrijvigheid. Daar krioelen kleuters met oranje vleugeltjes vol lucht, naast hen de volwassenen met hun benen bungelend in het water of starend naar de kim. Foto's twitterend van het kroost. Ook liggen er groepen ouders in badkleding in de berm, of hoe je dat stukje gras daar ook noemen mag, met flesjes bier en zonnebrand. Veel tatoeages valt me op. Het zijn de vaders en moeders van de kinderen met zwemdiploma's. Het is een dinsdagmiddag op Steigereiland. Het café opent zijn deuren, de eerste bitterballen worden naar buiten gedragen. De glazen fonkelen op dienbladen. En ik vraag me steeds af wat er hier niet klopt aan het plaatje.

maandag 19 mei 2014

Wie wat leest en wanneer

Ik lees wat mensen hebben gelezen die ik goed vind, misschien moet ik eerder zeggen: ik schaf de boeken aan die de mensen die ik goed vind geïnspireerd hebben, en als ik eens een zee van tijd heb zal ik ze van begin tot eind tot me nemen. En dan ben ik weer wat wijzer. Het mens dat ik de afgelopen dagen erg goed vond, was dus Valeria Luiselli en omdat zij volgens Cees Nooteboom beïnvloed is door Rousseau, heb ik Rousseau besteld. Zijn Bekentenissen en Overpeinzingen van een eenzame wandelaar.
Zo heb ik hier de laatste tijd ook een paar romans plus een biografie van Simenon mijn hol in gesleept. Omdat wijlen Marquez zo dol op hem was. En ik niet verder kan, zonder kennis te hebben genomen van Simenon. Ik wou dat ik de boeken met het kopen alleen al gelezen had. Maar dat vergt tijd. En het meest van de tijd zit ik voor mijn huis op de stoep te kijken naar steppende kinderen die toch het hoekje omgaan terwijl ze dat niet mochten. Of kinderen die krijten. Een doodgewoon leven van Karel Capek naast mij op het tafeltje. Ongelezen, dicht.
Door Luiselli is niet alleen Rousseau het huis ingekomen, maar ook een fles whisky. Op de stoep met een glaasje whisky naar de kinderen kijken, dat is goed te doen.


vrijdag 16 mei 2014

Hoe het echt is?

In de verte draait een rups van geblindeerde bussen de weg op. In bus nummer vijf zit ze. Traag gaat de stoet. Maar ze rijdt onherroepelijk bij ons vandaan. De snelweg op.
Ze kwam met haar ogen net boven het raam uit. Zij moet ons hebben kunnen zien, - haar vader en haar moeder - maar wij zwaaiden naar zwarte ramen. Waarachter ergens ons schrandere meisje met de twee vlechtjes, bodywarmer en de korte broek. Al elf dagen vier jaar. Met in haar tas een banaan, drie pakjes sap en een extra legging. Tussen de vreemde kinderen. Ze had er zin in.
'Het is allemaal nep,' had ik haar vanmorgen nog op het hart gedrukt, 'alles wat je daar straks zult zien, is nep. Onthoudt dat.'
'Zoals in de Efteling,' zei ze, 'dat was ook allemaal nep, hè?'
'Het is een nep-wereld.'
Ze wist van de nep-wereld. Ze zei dat draken niet bestonden. En dat die wolf van Roodkapje nep was, zoals ook Roodkapje zelf.
Maar ze loopt daar zelf natuurlijk wel echt rond. In sprookjeswonderland. En hoe het echt is, weet ik ook niet.

donderdag 15 mei 2014

Nog eenmaal

Als je De weg naar zee nog niet gelezen hebt, schrijf je nu hier in voor de Das Mag leesclub op 14 juni en dan krijg je het vanzelf thuisgestuurd. 
Het kan nog een paar dagen.

Het boek is een aanklacht tegen de maakbaarheid van de mens zoals die ons wordt voorgespiegeld, schreef een recensent.

Vind jij dat ook? Of lees je er juist iets totaal anders in? 
Je kunt er op die zaterdag met mij en met  anderen over praten. De leesclub wordt geleid door  Micha Wertheim. En na al het geklets ben je welkom op een groot - en nu al legendarisch - feest waar iedereen is.

dinsdag 13 mei 2014

Naar huis

Het is de tweede week dat de vierjarige naar school gaat. Ze is kindje nummer 27 in de klas. Ze gedraagt zich alsof ze er al jaren zit. Ze is heel erg cool. Net haar moeder. Aan haar zul je niets merken. Met de twee vlechtjes naast haar uitgestreken gezicht, zit ze aan het tafeltje bij Dior.

'Ik wil naar huis,' was het eerste dat ze gezegd schijnt te hebben toen ze haar grote zus in de middag op het schoolplein tegenkwam. 'Ik wil naar huis.'
'Zei ze dat echt?' vroeg ik.
'Ja, hoezo?'
'Wat was ze aan het doen dan?'
'Niks. Ze stond helemaal alleen bij de zandbak en het klimrek. Ze keek een beetje. Ze had niemand om mee te spelen.'
'En wat zei jij toen tegen haar?'
'Dat het niet meer zo heel lang duurde.'



maandag 12 mei 2014

Gebruiken

De moeder van de schoonmaakster is net zo oud als mijn moeder en een psychiatrisch patiënt. Ze weet sinds de schoonmaakster vier is vaker niet dan wel dat haar dochter bestaat en al helemaal niet dat die dochter ooit in Nederland is gaan werken als schoonmaakster om op die manier een behandeling voor haar te kunnen financieren.  Dat laatste is gelukt.  Een behandeling voor haar moeder (en een huis voor haarzelf) Maar de moeder heeft toen de verkeerde medicijnen gekregen waardoor het een tijd nog veel slechter met haar gegaan was.
Ik stond naar het verhaal van de schoonmaakster te luisteren, met één been al op de trap en  het boek van Valeria Luiselli in mijn hand. De gewichtlozen. De manier van schrijven van de Mexicaanse Valeria Luiselli bevalt me echt heel erg. Valeria is een paar jaar ouder dan de schoonmaakster en tien jaar jonger dan ik. Ik stond, terwijl de schoonmaakster praatte, ook te denken aan mijn eigen verhaal, het document dat een paar weken dichtbleef, en dat ik zo dadelijk weer ga openen.
(Dat heb ik nu op dit moment nog niet gedaan, terwijl ik over drie kwartier alweer bij school moet staan om een stuk of wat kinderen op te halen)
En ik dacht, staand op de trap, terug aan Fabio die hier een tijdlang elke donderdag kwam, even oud was als ik, en heel veel praatte, tot hij op een dag ineens weg was. Terug naar Brazilië.  Hem wil ik ook beschrijven. Misschien kan ik haar verhaal op het zijne plakken, mijmerde ik. Dus feitelijk ben ik - nog voor ze uitverteld is - aan het bedenken hoe ik haar verhaal, kan gebruiken voor het mijne.


vrijdag 9 mei 2014

Geen oplossing

Mijn bijna-negenjarige huilde omdat er een dag zal komen dat we afscheid van elkaar moeten nemen. Het huilen ging bij mij door merg en been. Omdat die dag een keer komt. Oké, misschien nemen we geen afscheid, misschien wordt het voor ons genomen. Maar er komt een dag.
Het ging door merg en been omdat dit mijn grote bezwaar tegen het leven blijft en ik er na veertig jaar nog altijd geen fatsoenlijk antwoord op heb. 'Ons krijgen ze niet.' Iets slechters kan ik niet bedenken. Maar ik zeg het. Ze laat zich ook geen sprookjes vertellen. Over hemels waar we elkaar allemaal weer zullen treffen. Dit maakt het nog moeilijker te verteren.
Het grootste probleem van kinderen hebben is dat je op een dag weer van ze gescheiden zal worden. Iedereen weet dat wel. Ook de bijna-negenjarige tot mijn spijt. We denken er alleen niet steeds aan. Het is zaak er zo min mogelijk aan te denken.
Het punt is: ik wil voor eeuwig en eeuwig bij die kinderen blijven. Tegelijkertijd probeer ik heel vaak even van ze af te komen.
 'Mama, moet je alleen zijn of niet?' informeert de vierjarige te pas en te onpas.
In de Gewichtlozen van Valeria Luiselli lees ik: Romans  zijn van de lange adem. Dat vinden romanschrijvers althans. Niemand weet precies wat het betekent. Maar ze zeggen het allemaal: van de lange adem. Ik heb een baby en een middelste kind. Ze laten me niet ademen. Alles wat ik schrijf zal - kan - alleen maar van korte adem zijn. Van weinig lucht.

donderdag 8 mei 2014

R e c l a m e

Het einde van de kaartverkoop voor het Das Magazin Festival  op 14 juni nadert, is mij net gemeld.  En alle leesclubs zitten bijna vol, maar nog niet helemaal. Bij mij kun je nog terecht. Praten over De weg naar zee. Onder leiding van Micha Wertheim. Dat kan best grappig worden.
Dus s c h r i j f  je in. Of kijk bij de line-up, om te zien bij wie je je verder nog in kunt schrijven.

maandag 5 mei 2014

Vier

Ze was jarig en sliep uit. Dat uitslapen was op z'n minst opmerkelijk te noemen. Op dagen dat ze niet jarig is, slaapt ze namelijk niet uit. Nooit. Ze wordt wakker zodra je één voet in de gang gezet hebt. Maar vandaag konden we met z'n allen de gang door galopperen, kon de piano rustig bespeeld worden en ook na het indringende geluid van de elektrische koffiemolen bleef het boven stil. Zelfs na mijn derde espresso gebeurde er niets.
Eerst zei ik dingen als 'Laat haar liggen. Ze heeft het nodig' tegen de anderen. En: 'Het kind is net terug van vakantie.'
Maar ze sliep zo lang dat ik toch nog serieus begon te denken aan de dood. Ik wilde er niet in meegaan maar het gebeurde. Exact op haar vierde verjaardag. Een verlate wiegendood. Bevrijdingsdag. Zieltje naar de hemel gevlogen. Je verwacht het niet meer. Maar dan toch. Ook verstikking is voorbijgekomen. Een hartaanvalletje. De jarige ligt levenloos in haar halfhoge stapelbed, en wij hier maar met z'n drieën vol verwachting door het versierde huis sluipen.
Wachtend tot we eindelijk Lang zal ze leven kunnen gaan zingen.
'Als ik vier ben, ben ik geen peuter meer maar een kleuter,' had ze de afgelopen maanden zo vaak verzucht. Ook in Puglia kruiste ze de dagen af tot het vandaag zou zijn. Vier jaar worden als ultieme droom. Vier jaar. Als ik maar eenmaal een kleuter ben, komt alles goed. Als ik vier ben, ben ik gelukkig. Als ik vier ben, hoor ik er bij. Als ik vier ben, ben ik een echt mens. Wie vier is, is een kleuter, dus wie vier is, doet er toe. Nu was ze vier en zou het daar bij blijven.
Ze had ons allemaal zo opgefokt voor deze dag dat wij nauwelijks een oog dicht hadden gedaan. Ik sowieso niet. De grote zus en de twee poezen banjerden al vanaf half zes rond. Om zeven uur stonden we allemaal op. En tegen negenen nog altijd geen kik van de jarige.
Met z'n drieën hingen we uiteindelijk boven de half-hoogslaper te luisteren naar haar ademhaling. Of die er nog wel was. Beneden op tafel stonden de cadeaus. Hingen de slingers. De ballonnen. Het was zover.