In de verte draait een rups van geblindeerde bussen de weg op. In bus nummer vijf zit ze. Traag gaat de stoet. Maar ze rijdt onherroepelijk bij ons vandaan. De snelweg op.
Ze kwam met haar ogen net boven het raam uit. Zij moet ons hebben kunnen zien, - haar vader en haar moeder - maar wij zwaaiden naar zwarte ramen. Waarachter ergens ons schrandere meisje met de twee vlechtjes, bodywarmer en de korte broek. Al elf dagen vier jaar. Met in haar tas een banaan, drie pakjes sap en een extra legging. Tussen de vreemde kinderen. Ze had er zin in.
'Het is allemaal nep,' had ik haar vanmorgen nog op het hart gedrukt, 'alles wat je daar straks zult zien, is nep. Onthoudt dat.'
'Zoals in de Efteling,' zei ze, 'dat was ook allemaal nep, hè?'
'Het is een nep-wereld.'
Ze wist van de nep-wereld. Ze zei dat draken niet bestonden. En dat die wolf van Roodkapje nep was, zoals ook Roodkapje zelf.
Maar ze loopt daar zelf natuurlijk wel echt rond. In sprookjeswonderland. En hoe het echt is, weet ik ook niet.
vrijdag 16 mei 2014
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten