dinsdag 31 maart 2015

Het stormt

Het stormt buiten en binnen, mailde ik een vriend.
Hij antwoordde: Dat zeg je altijd als het stormt.
Sorry dat ik kennelijk al jarenlang hetzelfde tegen je zeg.
Waarom sorry? Het betekent iets.
Dat zal wel, dacht ik. Natuurlijk betekent het iets. Ik voelde me betrapt omdat het een makkelijke manier is om niets te zeggen terwijl je net doet alsof je iets prijsgeeft. Het is mijn pseudo-diepgang.

Het stormt binnen en buiten.

Ik voeg  die witregel toe om het compleet te maken.
In het boek Verbroken Beloftes, waar iedereen zo hoog over opgeeft, kwam ik dit euvel ook tegen. (Lang niet zo'n ernstige variant) Maar ik wilde het helemaal niet tegenkomen. Ik wilde het het beste boek vinden dat ik het laatste jaar gelezen had. Een nieuwe ontdekking.
Op een literaire avond had ik de schrijfster horen praten over het schrijfproces. Ze leek me grappig en intelligent. Gekozen vorm en onderwerp interesseerden me buitengewoon.
Een schrijver die er ook was, zei: 'Ja, ik vond het boeiend. Alleen bij het moederschap haakte ik een beetje af.'
Dat vond ik een domme opmerking, maar ik zal wel weer naar hem gelachen hebben.
Het moest ook het mooiste boek ooit worden omdat een heel lief iemand aldaar het me plotseling cadeau deed.
Ze zei: 'Ik koop het voor jou.'
Dat had ik dus nog nooit meegemaakt.

Misschien omdat we op dezelfde dag jarig zijn.

maandag 30 maart 2015

Verbeelding

Vandaag was ik een verkoolde man, van binnen en van buiten zwart, en bevond ik me op een plek waar vermoedelijk nooit zon was geweest. In de verte zag ik een klein lichtgevend meisje staan. Zij gaf van binnen en van buiten licht. We stonden aan het begin en het einde van dezelfde asfaltweg. Dus ik begon te lopen over de witte strepen. Vanwege de overbelichting kon ik haar gezicht niet zien. Dat van mezelf trouwens ook niet. Bij mij overheerste het zwart.
De verkoolde man naderde het verlichte meisje. Ik denk om kennis te maken.
Eenmaal heel vlakbij werd ik geëlektrocuteerd. Ik knetterde als zo' n mugje dat in een lamp vliegt. (Maar dan nu het knetteren van een volwassen man die in een lamp vliegt.)

vrijdag 27 maart 2015

Ongevaarlijk

We gingen onze vrienden en familie na. Bij wie zou je in het vliegtuig stappen en bij wie niet. De meesten vielen direct af. De enkeling bij wie we het aan zouden durven, bleek toch ooit een burn-out te hebben gehad. Daar zit vaak een complex psychiatrische problematiek achter, lees ik overal. Dus ook de enkeling viel af.
Sinds mijn vijftiende staat het vast dat ik nooit piloot zou mogen worden (zelfs geen stewardess)
noch buschauffeur of taxichauffeur. Ook een carrière in de verpleging, bij de politie of het bouwvakkerschap was voor mij als epilepticus niet meer echt weggelegd. Welbeschouwd bleven alleen  'de kunsten' over. Daar was ik geen gevaar voor anderen.
Maar bij mezelf zou ik wel instappen. Als ik een vliegtuig kon besturen, zou ik dat goed en geconcentreerd doen en nooit ook maar een seconde wegvallen. Dat weet ik gewoon. En dat is het verraderlijke. Wat weten we nou helemaal van onszelf en van onze betrouwbare vrienden?
Rest voor iedereen alleen kunst. Al kan een cartoonist in je buurt best gevaarlijk zijn.

donderdag 26 maart 2015

Belabberd

'Ben je ziek?' vroeg de baliemedewerker toen ik het universiteitsgebouw binnenkwam.
'Nee hoezo.'
'Nou, je ziet er belabberd uit.'
Meteen maakte een enorme belabberdheid zich van me meester. Ik liep door naar de docentenruimte en bekeek mezelf snel in het spiegeltje dat aan de muur hing. Inderdaad. Belabberder kon niet.
Hoe kreeg ik dit nog ongedaan gemaakt binnen tien minuten?
Op dat moment bonsde er een student op de deur. Ik deed open. Hij droeg een wijde bontgekleurde broek met print. Een equivalent van de pyjamabroek. Maar het stond hem. Hij hijgde en zweette. In zijn hand een groot stuk ijzer. Om belabberden mee op het hoofd te slaan, natuurlijk.
Mijn probleem was opgelost.
Maar nee, het bleek een gigantische nietmachine. Hij vertelde in één adem dat hij zo naar een repetitie moest, of hij daarna nog even door mocht gaan met nieten.
 'Alsjeblieft. Nieten,' fluisterde hij. Zijn ogen schoten paniekerig heen en weer onder zijn dikke krulpony.
Zo heeft iedereen wat, dacht ik.

dinsdag 24 maart 2015

Kindheid

We zitten aan het ontbijt.
'De geschiedenis van mijn kindheid', zegt de vierjarige. 'Is dat geen mooie titel?'
'Daar kun jij ons nu nog niet veel over vertellen.'
'Waarom niet?'
'Jij bént nog een kind.'
'Ik vind kindheid helemaal niet goed,' zegt de negenjarige. 'Kindheid wat is dat nou?'
'De geschiedenis van mijn jeugd?' zeg ik. 'Is dat beter dan?'
Dat vindt zij veel beter, maar ik niet. Ik vind 'kindheid' juist wel aardig gekozen. Al maakt de spellingcontrole er steeds kindsheid van. De geschiedenis van mijn kindsheid. Dat is weer een heel ander verhaal. Ik zal  het zelf nooit kunnen vertellen.  Zij misschien wel. Dat wordt dan: 'De geschiedenis van mijn moeders kindsheid.'
'Jij vindt het lastig dat ik ouder word, hè?' zegt de negenjarige, 'je raakt de controle over mij steeds meer kwijt.'
Ik denk aan controle. En aan kwijtraken.

zondag 22 maart 2015

Bezoek

We gingen op zaterdag bij elkaars ouders op bezoek, we bekeken elkaars dorp, ouderlijk huis. En al het andere wat je bekijkt zonder het erover te hebben. Zonder dat je het weet misschien.
Onze dorpen lagen een kilometer of zestig van elkaar of.
We waren een jaar of twintig bevriend en nu konden we elkaar ook ergens in de ruimte plaatsen.  Wat me opviel, was de manier waarop we bij onze ouders naar binnen liepen. Zij liet me meteen het huis zien, de slaapkamers, de zolder, de kelder. Een fotoboek van hoe het vroeger was. Ik vroeg eerst om toestemming en sloeg sommige kamers over. Maar een paar uur later heeft ze alsnog alles gezien.



vrijdag 20 maart 2015

Verduistering

Het was buiten en binnen onheilspellend donker en stil. Toch was het overdag. Ik zat achter mijn computer, maar kon nauwelijks de contouren van het scherm onderscheiden noch die van mezelf. Al brandden alle lampen. Ik zat in een horrorfilm zonder bedoeling. Zonder begin. Met allemaal losse eindjes. Ik tastte maar wat in het rond. Nergens een herkenningspunt.
Tot ineens de vogels en masse weer begonnen te fluiten. Buiten was de verduistering voorbij.

donderdag 19 maart 2015

Dichtbij

We staan op een breed trottoir in de Watergraafsmeer. De zon schijnt. Knoppen in de bomen. Ik haal mijn fiets van het slot. Hij vertelt over een vriend uit Libanon die zijn land is ontvlucht vanwege de Jihadisten en die nu ergens in een goedkoop bootje op zee zit met twee anderen. Op weg naar een Grieks eiland. Op weg naar Europa uiteindelijk. Ze hebben te weinig geld om smokkelaars te betalen en geen ervaring met het besturen van een boot.
'Jee,' zeg ik.
'Dat is een heel andere wereld,' zegt hij.
'Nou.'
'Misschien is hij op dit moment bezig met verdrinken.'
'Ja, terwijl wij hier gewoon staan,' zeg ik. Voor ons een plantsoen met rozen. Een grasveld. Drie deuren verderop een raam dat uitbundig versierd is met blauwe slingers. Ik kan de naam van de pasgeborene net niet lezen.
'Dan komt het wel dichtbij,' zegt hij.

woensdag 18 maart 2015

Onzin

's Avonds. We lezen het boekje 'Allemaal onzin' van Paul van Loon. Het gaat over een mannetje dat Onzin heet en dat 's avonds op de slaapkamer van Vladimir verschijnt.
We komen te spreken over het woordje onzin.
Wat is onzin eigenlijk precies? vraagt ze.
'Wat denk je?'
Ze zegt: 'Een pratend bed is onzin.'
'Ja.'
'Een monster is onzin,' zegt ze. 'Want een monster bestaat niet echt.'
'Klopt!'
'Een dinosaurus is geen onzin,' gaat ze door, 'maar een prátende dinosaurus wel.'

De volgende ochtend heeft Ami - de knuffel - een pony in haar haren geknipt.

( Echt waar. O, jullie gelóven me niet, hè?')

maandag 16 maart 2015

Tijd

Op zondag ging ik het huis uit, stapte in tram 26 en wandelde naar de Bijenkorf om een nieuwe wok te kopen. Op de heenweg zaten er twee blonde vrouwen met twee kinderen voor me, op de terugweg dezelfde vrouwen en kinderen, weer zat ik achter hen, zij óók met tassen van de Bijenkorf. Ik dacht dat zij misschien dachten dat ik hen bespioneerde. Al zou het ook andersom kunnen zijn. 
Toen ik thuis vertrok lang de koortsige jongste te slapen op de bank, man zat ernaast achter zijn laptop, en de oudste was - samen met het buurmeisje - bezig met de voorbereidingen voor Koningsdag. Dassen breien, troep (spullen waar haar 5 jaar jongere zus nog vaak mee speelt) bij elkaar zoeken die ze wil verkopen. Het duurt nog hartstikke lang voor het zover is, heb ik natuurlijk gezegd. Het is pas half maart. Ze kan niet wachten. Zoals ze ook niet kan wachten tot ze jarig is in mei. 
Ik kan wel wachten. Ik kan heel makkelijk wachten. Ik wou zelfs dat de tijd niet voorbijging. Dat het hier stopte. Ik denk dat ik niet nieuwsgierig ben naar wat er verder nog komt. Ik kan het uittekenen. Zo is het goed.
Maar toen ik terugkwam met een wok in een grote plastic tas zag ik het nieuwe, lege reuzenpapier op de kastdeur al hangen, de vakjes getekend tot zes juni. Bij de highlights een vlaggetje. Onze zelfgemaakte kalender die, na één vingerknip, alweer ingekleurd is tot beneden. 

woensdag 11 maart 2015

Nodig

De vierjarige zei dat ze me nodig had. Het was avond, ik lag, een beetje uitgeput, half op de bank, half op het tafeltje en las in een boek dat uit fragmenten bestond. Ik hou van fragmenten. Ik word er rustig van. De houtkachel brandde. Het was net na het eten. Ze kwam bovenop me liggen en zei het plompverloren: 'Mama, ik heb je nodig.' Ik legde het boek opzij en mijn armen om haar warme lijf. Zo lagen we een hele tijd. Doodstil. Tot man zei: 'Wie wil er een toetje?'
'Alleen als ik na het toetje nog even bij je mag liggen,' fluisterde ze.
Ik bleef precies zo liggen als ik lag, en las nog een fragment.
Na het toetje vlijde ze zich weer op mij.
Midden in de nacht kroop er een brandend kooltje in mijn bed.
Deze morgen ligt ze in mijn werkkamer op een matras. My little pony op de Ipad. Ik denk dat ze nooit meer weggaat.


dinsdag 10 maart 2015

Stommerdje

Ze noemde me 'stommerdje' toen ik haar van school gehaald had. Terwijl ik de fiets op slot zette, ging zij vlak voor de voordeur staan, duwde haar gebogen voorhoofd tegen het hout. De twee knotjes hingen scheef. Ze had vandaag Taekwondo gehad op school.
'Noem jij mij stommerdje?' zei ik tegen de rug.
Ik dacht aan gisteravond toen zij al even in bed lag, ik op de gang stond, ziek zwak en misselijk, en ze me plotseling mededeelde dat ze het niet erg vond dat ik haar tas met volle broodtrommel die ochtend per ongeluk weer mee naar huis had genomen. Zodat ze tussen de middag niets had om te lunchen.
'Dat vond ik helemaal niet erg hoor, mama.'
'O gelukkig,' zei ik.

zondag 8 maart 2015

Iedereen wilde een boek

De ochtend na het bal, een ochtend van zeer scherp en zonnig licht, liepen we over de markt op het Buikslotermeerplein. We kochten er biologische groente, biologisch vlees, interessant brood. En ik dacht aan de taxichauffeur die me 's nachts had gezegd: 'Toen ik je zag staan, wist ik dat je daar naartoe moest. Ik wist het gewoon.' Ik dacht: deze broek trek ik nooit maar dan ook nooit meer aan. Na vijf jaar hier wonen, begin je het aan me te zien.
In het winkelcentrum liepen we de boekhandel in. Er waren een aantal boeken die ik wilde kopen, er zijn altijd een aantal boeken die ik wil kopen. Maar de rij voor de kassa was echt extreem lang. Ik telde elf mensen voor me! Zij wilden kennelijk allemaal een boek! 
Er zijn nog genoeg ongelezen boeken in je huis, zei ik tegen mezelf, en de titel waarvoor je gekomen bent Voor altijd voor het laatst van Tjitske Jansen, ligt er niet bij. Het is zaak gefocust te blijven. Als je voor het ene komt, moet je je niet af laten leiden door het andere.Begrepen?
Ik begreep mezelf. Dus verliet ik de winkel onverrichter zake. Daarna gingen we naar het Kruidvat om luizenspul te kopen en dacht ik aan een luizenplaag op het boekenbal, al die hoofdjes zo dicht bij elkaar.

donderdag 5 maart 2015

Vergeten

Ik was op de boekpresentatie van het boek dat Wim Brands samenstelde, De Nederlandse literatuur van de 21ste eeuw, de nieuwe schrijvers van het nieuwe millennium. Daarin was een stuk van Lastmens opgenomen. Dat is leuk. Al had ik liever een stuk uit mijn laatste boek daar zien staan. Maar het is niet mijn keuze natuurlijk.
Het was in de Tolhuistuin. Omdat ik iets later kwam, stond ik buiten te luisteren. Ik volgde het gebeuren door open deur en licht beslagen ramen. Een hok vol schrijvers en aanverwanten. Beangstigend veel, beangstigend dicht bij elkaar. Na het programma was het feestje. We hadden het over mensen waarmee je beter niet om kunt gaan, omdat je je aan ze gaat spiegelen. We hadden het over wie het met wie deed. Tjonge jonge, dacht ik. En: nou, nou.
We hadden het over de toekomst. Het vergeten worden.  Je naam die nog weleens opduikt in obscure lijstjes. Veel later - toen ik het klappertanden niet meer kon stoppen - merkte ik pas dat ik tot op het bot koud geworden was. Het vuur in de vuurkorf was gedoofd nog voor het goed en wel gebrand had.
Toen ik vanmorgen de biografieën bekeek, bij mijn naam, zag ik dat De weg naar zee (2013) er niet bij stond.

zondag 1 maart 2015

Dat jullie me zagen.

Zondagochtend. We lezen kranten, de zon schijnt, de ontbijtspullen staan al uren op tafel. De zusters spelen met barbies op het kleed. Allebei apart. Een half uitgepakte koffer op de vloer. We zijn gisteravond teruggekomen van een paar dagen Vlieland.
'Mag ik meespelen?' vraagt het kleine zusje dan.
'Nee!'
'Mag ik even meespelen?'
'Ik speel nu niet met jou.'
'Heel even.'
'Nee, ik wil niet met jou spelen.'
Het kleine zusje zet haar barbie recht voor de twee barbies die haar grote zus in haar hand heeft.
'Alléén dat ik keek en dat jullie me zagen,' zegt ze.