Ik moest ineens nog even gaan rennen.
Tijdens het rennen, het schemerde al, kwam ik heel lang geen enkel ander mens tegen. Ik dacht dat ik in een schilderij liep. Met een ondergaande zon. En er was ook wel iets dreigends. Er is altijd iets dreigends in het schilderij waarin ik loop. Iets dat zo dadelijk vanuit de struiken voor mijn neus zal springen om me te pakken. Daar kijk ik niet gek van op. Ik naderde de voetbalvelden toen de volgende fase voorbij kwam fietsen. Een hele troep tienermeisjes met golvend haar (het leek wel een twaalf-ling) schuddend met hun lange lokken, wiebelend met hun billen op de zadels, alle twaalf naar links kijkend, schreeuwend naar de voetballers op het veld: 'Kijk voor je. O joh! Krijg een leven.'
Geen opmerkingen:
Een reactie posten