maandag 27 april 2015

Koningsdag

We gingen in de ochtend naar de Watergraafsmeer en ik viste een goeie spijkerbroek uit de hopen troep, man vond een kookboek, Jeetje een stapeltje Donald Ducks uit 2010 en Deetje pikte Fluttershy (haar favoriete my little pony) uit de rommel.
In de middag thuis brachten de overburen ons saffraanijs met grappa. Dat ontspande onmiddellijk. Er rolschaatste een jongetje van een jaar of vijf heen en weer door de straat met een bordje om zijn nek: voor tien cent mag je mij drie keer knuppelen. (Nee er stond geen knuffelen) Hij rolde ons langzaam voorbij, zijn armen wijd, knieƫn krom, moeizaam balancerend, steeds net niet vallend.
We hadden op zaterdag een etentje met twintig mensen, dus aten we 's avonds voor de derde achtereenvolgende dag Indonesisch. Deze keer in onze winterjassen (vanwege de wind) voor het huis, met allerlei buren. De kinderen op de grond op een kleedje, als hondjes, rond een bak friet.
Ik kan de eerstkomende jaren geen Indonesisch eten meer zien. Maar gisteren dacht ik precies hetzelfde. Zo onberekenbaar is de mens.
Tijdens het zaterdagetentje alhier viel het me trouwens op dat de gasten bijzonder veel interesse hadden in mijn alternatieve slaapmiddel. Bijna iedereen had wel last van een druk en/0f malend hoofd in de nacht. Men wilde het adresje weten en nam alvast een drupje wiet als dessert. Ze leken naarstig op zoek naar verlossing, verdoving. Rust. De onrust viert hoogtij, dacht ik. Maar waarom eigenlijk?

Geen opmerkingen: