'Mag ik jouw hond zijn, Deetje?' vraagt het vriendje.
'Nee,' zegt ze.
'Of dan jouw poes?'
'Nee,' zegt ze. 'Je moet mijn vader zijn.'
'Goed,' zegt het vriendje. 'Maar dan ben ik wél een vader die in een hond kan veranderen.'
Dat vinden ze allebei een aardig idee. Het spel begint.
'Verander je nu dan in een vader?' vraagt Deetje al snel.
'Ik ben nog helemaal geen hond geweest.'
'Nu moet je een vader zijn.'
'Maar weet je; ik wíl eigenlijk geen vader zijn,' zegt haar vriendje. 'Ik wil jouw hond zijn.'
De onderhandelingen beginnen opnieuw.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten