Het glas
Twee
weken geleden waren de meisjes bij man. Ik ging Chinees eten met een vriendin.
Op weg naar de tramhalte liep ik heel hard langs Boven de Turk. Maar op de
terugweg bleef ik er staan. Het was middernacht. Onze straat was uitgestorven. Mijn
hoofd lag in mijn nek. Achter één van die ramen sliep mijn gezin. De meisjes in
het tweepersoonsbed en man op een matras in de woonkamer. En ik wilde een
baksteen door de ruit gooien, maar ik wist niet precies door welke ruit. Ik
wilde ook niemand verwonden. Ik wilde alleen zo graag het glas breken dat
tussen ons inzat.
Vorige
week zaten man en ik tegenover elkaar aan onze tafel met een espresso.
“Ik heb
het gevoel dat we voor een glazen wand staan,” zei ik. “Ik wil er het liefst
doorheen breken. En jij hebt meer zin om elk een eigen kant op te gaan.”
“Ik zou
niet weten hoe dat moet,” zei hij, “erdoorheen breken.”
“We
kunnen het op z’n minst proberen.”
Hij pakte
onze lege espressokopjes en liep naar het koffiezetapparaat.
“We
zouden in een heel nieuw level terecht kunnen komen!” Ik moest roepen om over
het lawaai van de elektrische bonenmaler heen te komen.
“Ik
geloof er niet in!” riep hij.
Gisteravond kwam ik thuis
van lesgeven, man warmde de nasi voor me op, roerbakte wat taugé met pepers
erbij en schonk wijn in. We kletsten over ons werk, de kinderen, daarna gingen
we in de tuin zitten, dronken er een glas port en rookten een sigaret. We
hadden het niet over de zakelijke mail die we beiden om tien minuten over half
zes in de avond hadden ontvangen. Met een stappenplan.
“Kom morgenavond maar
gewoon thuis eten hoor,” zei ik.
“Ik ben best laat klaar met
werk.”
“Het is deze week toch een
verloren week voor het echte gescheiden leven.”
“Ja.”
“Anders zit je daar Boven
de Turk,” zei ik. “En elke keer als ik kook moet ik jouw portie weggooien.”
“Ik kan misschien ook later
aanschuiven?”
“Zie maar.”
Binnen namen we nog een
portje, masseerde hij mijn arm die ik nauwelijks nog op kan tillen, en toen
trok hij zijn jas aan.
‘Och ja, die mail,’ zei ik
toen ik hem uitliet. ‘We hebben het wel een andere keer over die mail.’
‘Ja precies.’
Ik zwaaide vanachter het
glas van de voordeur naar hem. En hij naar mij.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten