dinsdag 20 december 2016

Column Trouw 17 december

Het glas

Twee weken geleden waren de meisjes bij man. Ik ging Chinees eten met een vriendin. Op weg naar de tramhalte liep ik heel hard langs Boven de Turk. Maar op de terugweg bleef ik er staan. Het was middernacht. Onze straat was uitgestorven. Mijn hoofd lag in mijn nek. Achter één van die ramen sliep mijn gezin. De meisjes in het tweepersoonsbed en man op een matras in de woonkamer. En ik wilde een baksteen door de ruit gooien, maar ik wist niet precies door welke ruit. Ik wilde ook niemand verwonden. Ik wilde alleen zo graag het glas breken dat tussen ons inzat.
Vorige week zaten man en ik tegenover elkaar aan onze tafel met een  espresso.
“Ik heb het gevoel dat we voor een glazen wand staan,” zei ik. “Ik wil er het liefst doorheen breken. En jij hebt meer zin om elk een eigen kant op te gaan.”
“Ik zou niet weten hoe dat moet,” zei hij, “erdoorheen breken.”
“We kunnen het op z’n minst proberen.”
Hij pakte onze lege espressokopjes en liep naar het koffiezetapparaat.
“We zouden in een heel nieuw level terecht kunnen komen!” Ik moest roepen om over het lawaai van de elektrische bonenmaler heen te komen.
“Ik geloof er niet in!” riep hij.
Gisteravond kwam ik thuis van lesgeven, man warmde de nasi voor me op, roerbakte wat taugé met pepers erbij en schonk wijn in. We kletsten over ons werk, de kinderen, daarna gingen we in de tuin zitten, dronken er een glas port en rookten een sigaret. We hadden het niet over de zakelijke mail die we beiden om tien minuten over half zes in de avond hadden ontvangen. Met een stappenplan.
“Kom morgenavond maar gewoon thuis eten hoor,” zei ik.
“Ik ben best laat klaar met werk.”
“Het is deze week toch een verloren week voor het echte gescheiden leven.”
“Ja.”
“Anders zit je daar Boven de Turk,” zei ik. “En elke keer als ik kook moet ik jouw portie weggooien.”
“Ik kan misschien ook later aanschuiven?”
“Zie maar.”
Binnen namen we nog een portje, masseerde hij mijn arm die ik nauwelijks nog op kan tillen, en toen trok hij zijn jas aan.
‘Och ja, die mail,’ zei ik toen ik hem uitliet. ‘We hebben het wel een andere keer over die mail.’
‘Ja precies.’
Ik zwaaide vanachter het glas van de voordeur naar hem. En hij naar mij.



Geen opmerkingen: