Ik druk op de bel. Eergisteravond was ik hier ook op de thee. Hij hing toen boven een bak kokend water, een handdoek over zijn kop, chagrijnig mompelend. Zij zat op de hoek van de bank. De rust zelve. Ik met een deken om me heen naast haar. We kletsten over van alles. Het zou nog weken duren.
Het is dezelfde hoek waar ik haar dadelijk aan zal treffen. En ik zal ook op dezelfde plek zitten. Met een piepklein meisje, in een dekentje, in mijn armen.
Maar dat weet ik nu nog niet. Nu sta ik nog voor de deur. Met mijn hoed op. Een tas vol cadeaus in mijn hand. Onderweg hier naartoe dacht ik aan de keren dat ik door de stad naar vriendinnen fietste. En hoe die vriendinnen ook ooit naar mij gefietst waren. En dat ik altijd weer vreemd bang ben voor de totale metamorfose. Zal alles anders zijn? Herken ik haar nog wel?
Hij doet open. Ik herken hem. Ook die blik in zijn ogen. Die heb ik vaker gezien bij jonge vaders. Zacht, doch zeer alert. Diep gelukkig, kan ik er alleen maar van zeggen.
'Heb je een feesthoed opgezet?' roept hij. 'Wil je champagne en slagroomtaart?'
Als ik de kamer binnenkom, zit zij daar. Alsof het gewoon is. Maar nu rust er iets op haar buik, in plaats van erin. We kijken elkaar aan. Moeders. Merkwaardig veranderd en precies hetzelfde gebleven.
woensdag 17 december 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten