Vannacht dacht ik aan de Vrolijke Flierefluiter die ik ben geweest.
Ik maakte deel van een club van vier: De Vrolijke Flierefluiters. Brede witte elastieken met die naam erop geschreven, knelden om ons voorhoofd. Drukten onze gezichten in elkaar. De eerste bijeenkomst van de club, was bij een Vrolijke Flierefluiter thuis, in de garage.
We gingen op onderzoek uit. De Vrolijke Flierefluiters vonden al gauw een doos met boekjes. We begonnen ze koortsachtig door te bladeren. Blauw geaderde fallussen verrezen. Roze mensen kronkelden in vreemde bochten. De damp kwam van de boekjes af.
De tweede bijeenkomst van de Vrolijke Flierefluiters was weer daar, besloten we.
Door de achterdeur liepen we naar binnen, de elastieken al om, als indianen. De Vrolijke Flierefluiter zat nog te eten met haar familie - ze at met haar handen, viel mij op - toen haar vader ineens opstond.
'Kom, snel!' riep ze. Even later renden de Vrolijke Flierefluiters joelend door het huis. De vader schreeuwend achter ons aan. Door de voordeur ontsnapten we. Zij had geen jas aan. Maar zwoer dat ze het niet koud had.
We hielden de club die avond in het speeltuintje. Bij de glijbaan. We hielden het snel voor gezien, deze keer. En togen naar huis. Ik weet nog dat de Vrolijke Flierefluiter zonder jas ons uiteengaan probeerde te rekken. Maar we gingen. Elk naar ons eigen huis.
woensdag 3 december 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten