Als ik de vrouw op de trap passeer, zie ik de piepkleine baby over haar schouder bungelen, het haar nog vet van het smeer, de speen bedekt de helft van zijn gezichtje. 'Daar ga je dan kleine,' fluister ik. 'Mee in de vaart der volkeren.'
De vrouw jaagt haar trage tweejarige voort in het trappenhuis en brengt haar oudste naar het juiste klaslokaal. Ik lach naar haar, maar zij lacht niet terug.
Elke dag zag ik haar een paar keer op haar bakfiets voorbij komen, altijd fietste ze tegen de wind in. Haar blik op oneindig. Hoogzwanger. Maandenlang was deze arme vrouw ook zo ontzettend hoogzwanger. Een uitgezakte knot in haar haar.
Maar een paar dagen geleden, zag ik haar achter een kinderwagen lopen. Je weet dat er zich onlangs iets bijzonders heeft afgespeeld. Dat zie je niet. Er ligt een schoon wurmpje in een wagentje. Het is alsof dat zonder vies te worden gebeurd is. Zo ziet het er uit bij andere mensen. Alsof ze niets geleden hebben. Zo zag de vrouw er uit voor het baby'tje, zo ziet ze eruit na het baby'tje. Met exact dezelfde knot.
Nu de baby er is, lijkt er niets veranderd. Ze stapt haastig voort. Met haar blik nog altijd in de verte, ergens.
Ik denk dat het beter voor de vrouw zou zijn als ze rust zou nemen. Al die haast, zou dat nou nodig zijn?
woensdag 10 november 2010
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten