maandag 8 november 2010

Dingetje

Zaterdag, bij de Nachten in Antwerpen, las ik o.a. 'De bril van de schoonmaker' voor. Er was gevraagd om een 'Dingetje' te kopen voor 5 EU en daar een stukje van 500 woorden over te schrijven. Dat zal dan geveild worden op E-bay. Ik kwam met een bril aan en met dit verhaal. Een bewerking van een weblogbericht. Zo ga ik wel vaker te werk.

De bril van de schoonmaker.

Als ik naar boven loop om de baby uit bed te halen, komt Fabio achter me aan. Nog steeds pratend.
De nieuwe Braziliaanse schoonmaker wil veel met mij praten. Erg veel. Ik ben zijn enige kans om het Nederlands mee te oefenen. Elke kans die hij krijgt, grijpt hij. Benut hij. Buit hij uit. De overlevermentaliteit. Daar kan ìk weer van leren.
‘Jij kan jouw baby gewoon in de prullenbak gooien, toch?’ zegt hij.
‘Dat is hypothetisch gezien mogelijk.’ Af en toe doe ik een moeilijk woord. Voor zijn woordenschat.
‘Dan kan jouw baby niets doen, toch? Jij bepaalt wat ze doet, toch?’
‘Ja?’
‘Nou, zo is het ook met mensen. Wij worden als marionetten bestuurd. Wij kunnen niks doen, snapt?’
‘Een baby is een mens, Fabio.’
‘Wij bepalen zelf niks,’ zegt hij. ‘Snapt?’
Het is een beetje alsof de schoonmaker en ik het Moeder de Gans Spel aan het doen zijn. Ik ben de moeder en hij het gansje dat mijn gang naar de babykamer nauwgezet volgt.
‘Oom Fabio zegt gekke dingen. Oom Fabio moet oppassen.’ Dit is mijn babystem. Een octaaf hoger. Als ik haar optil, lacht de baby naar mij en naar hem. ‘Anders zetten we oom Fabio zèlf bij het grofvuil.’ Ik kus haar warme, zachte nekje. Ze drukt haar kwijlmondje op mijn gezicht. ‘Ik ruik iets,’ zeg ik.
‘Ik zou jou zo kunnen vermoorden,’ zegt hij.
Ook als ik de baby met de billen bloot op de commode heb liggen, maakt de schoonmaker van de gelegenheid gebruik de Nederlandse taal met mij te praktiseren.
‘En jouw baby ook.’
Hij staat midden in de deuropening. Dit kamertje is niet groot. Twee bij drie. De schoonmaker is ook niet groot. Anderhalf bij een kwart. Maar hij is een krijger.
‘Jij weet niet waar ik last van heb,’ zegt hij.
‘Hoezo?’
‘Dingen kunnen hoog oplopen, snapt? En dan kan het ineens genoeg zijn en dan kan ik denken: ik ga haar baby doden.’
‘Fabio, wij zeggen hier: Snap je? niet snapt. Snap je?’
‘Jij kent mij niet. Ik ken jou niet,’ zegt hij.
Ik hoef eigenlijk die bril maar weg te denken, me één streepje op zijn wangen voor te stellen, en er staat een Amazone-indiaan op mijn drempel. In zijn bestaan bedreigd.
‘Jouw man is hier niet. Ik ben een man, ik ben sterker,’ zegt de indiaan. ‘Snap je?’
‘Goed gezegd!’
Met een hand houd ik de beentjes omhoog en met de andere probeer ik de lichtbruine babyvla weg te poetsen. In plaats daarvan verspreid ik het. Het half ontblote kind probeert steeds op haar buik terecht te komen. Mijn handen zitten vol, haar romper raakt bevlekt, het behang besmeurd.
‘Ik vertrouwde je wel,’ zeg ik.
‘Jij ziet alleen mijn buitenkant,’ zegt hij.
‘Ik zie poep.’ Ik lach.
‘Jij weet niet wat in mijn hart zit,’ zegt hij.
‘Nee, maar, eh, je wou toch niet echt gaan moorden nu?’
Overal is poep. De schoonmaker komt erbij staan. Hij zet zijn bril af en kijkt me aan. De lotiondoekjes zijn op. Ook dat nog.

1 opmerking:

Roezemoezen zei

Een schoonmaker in huis is al jaren mijn grote wens. Maar ik wil geen oom Fabio. Nooit van mijn leven een oom Fabio. (Mooi hoe zo'n verhaal uit een blog is geboren!)