Steeds geïrriteerder raak ik om dat koningsspelletje, de bloedlijnen, om alles wat maar automatisch van generatie op generatie doorgegeven wordt. Dat die familie nou toevallig de opvolger van de koningin mag brengen. Wat voor type het ook is. Nou ja, hij had geen syndroom van Down mogen hebben. Terwijl hij dan de ceremoniële kant geweldig goed zou kunnen vervullen. Maar onze nieuwe koning heeft geen Downsyndroom. Het is een corps-bal met een slimme vrouw die is toegegroeid naar zijn nieuwe rol en we moeten blijkbaar allemaal een beetje bang zijn voor zijn koppigheid. Die zou in deze rol kunnen versterken. Ook hoor ik nu steeds dat Beatrix onze vervang-moeder was. De moeder van ons allemaal. Maar ik voel niets bij haar. Misschien komt dat omdat ze nooit bij me thuis is geweest.
woensdag 30 januari 2013
maandag 28 januari 2013
Keuzevrijheid
Het weekend begon in een café op de Zeedijk. Mijn vriendin en ik zaten aan tafel bij de man die ons stomdronken aan bleef staren. We wilden het over zeer geheime en persoonlijke zaken gaan hebben, maar dat ging op deze manier helemaal niet. Niet met een constant glimlachende toehoorder.
'Ik wil in het Engels overschakelen,' fluisterde vriendin. 'Maar dat heeft natuurlijk ook geen zin.'
Ik schudde mijn hoofd. In het Engels overschakelen deed je bij kinderen. Maar deze man was geen kind.
'Dames iets drinken?'
Het nee-schudden. We vielen steeds meer stil. Het café vulde zich met steeds meer dronkemannen en pas toen we in de hoek gedrukt werden, als twee vliegen tegen de muur geplakt, onze beentjes half in de lucht omdat er geen plaats meer was om ze neer te zetten, kwamen we op het idee om op te staan. Het café te verlaten. Buiten haalden we allebei diep adem. Alsof we veel te lang onder water geweest waren.
'Ik wil in het Engels overschakelen,' fluisterde vriendin. 'Maar dat heeft natuurlijk ook geen zin.'
Ik schudde mijn hoofd. In het Engels overschakelen deed je bij kinderen. Maar deze man was geen kind.
'Dames iets drinken?'
Het nee-schudden. We vielen steeds meer stil. Het café vulde zich met steeds meer dronkemannen en pas toen we in de hoek gedrukt werden, als twee vliegen tegen de muur geplakt, onze beentjes half in de lucht omdat er geen plaats meer was om ze neer te zetten, kwamen we op het idee om op te staan. Het café te verlaten. Buiten haalden we allebei diep adem. Alsof we veel te lang onder water geweest waren.
vrijdag 25 januari 2013
Bevroren en gestolen
Wij fietsen door het Diemerpark. Er schaatsen mensen op de Zeeburgerbaai.
'Het water is gestolen en de slee is bevlolen?' zegt Deetje.
'Nee, het water is bevroren en de slee is gestolen.'
'De slee is gestolen', zegt Deetje, 'andere kinderen hebben onze slee afgepakt.'
'Ja.'
'Dat mag niet.'
'Nee, zeker niet.'
'Het water is niet weg. Het water is bevlolen.'
'Bevroren.'
'Ja, bevlolen niet gestolen,' zegt ze. 'Maar waar zwemmen de eendjes nu dan?'
'Het water is gestolen en de slee is bevlolen?' zegt Deetje.
'Nee, het water is bevroren en de slee is gestolen.'
'De slee is gestolen', zegt Deetje, 'andere kinderen hebben onze slee afgepakt.'
'Ja.'
'Dat mag niet.'
'Nee, zeker niet.'
'Het water is niet weg. Het water is bevlolen.'
'Bevroren.'
'Ja, bevlolen niet gestolen,' zegt ze. 'Maar waar zwemmen de eendjes nu dan?'
donderdag 24 januari 2013
Perspectief
Iemand wees me er net op dat ik op de wij-vorm overschakelde zodra mij iets gevraagd werd.
Het idee dat we hierbinnen met meer zijn, heeft me altijd erg aangesproken. Iemand, niemand en honderdduizend van Pirandello vond ik ooit geweldig.
We zijn ook met meer natuurlijk, maar waar ben ik?
Het onbetrouwbare ik-perspectief daar ging mijn les gisteren ook over. De ik-beleving. De ik-vertelling. Een cursist had er moeite mee een andere 'ik' neer te zetten dan hijzelf. Zich te verplaatsen in een andere ik. Ik heb geen moeite me te verplaatsen. Wel moeite me niet te verplaatsen. Maar ook dan kan het ik-perspectief moeilijk zijn. Want er moet een vertrekpunt zijn.
Die avond kwamen man, buurman en ik erop dat verandering van perspectief de tijd waarin we nu leven kenmerkte. Niets is nog duidelijk. Alles en iedereen valt van z'n voetstuk. De banken, de wielrenners, de mensen die we dachten te kennen. We moeten onze mening steeds herzien. En net als we dat gedaan hebben, komt er weer een ander perspectief bij.
Eh..ik. Ik herzie.
Het idee dat we hierbinnen met meer zijn, heeft me altijd erg aangesproken. Iemand, niemand en honderdduizend van Pirandello vond ik ooit geweldig.
We zijn ook met meer natuurlijk, maar waar ben ik?
Het onbetrouwbare ik-perspectief daar ging mijn les gisteren ook over. De ik-beleving. De ik-vertelling. Een cursist had er moeite mee een andere 'ik' neer te zetten dan hijzelf. Zich te verplaatsen in een andere ik. Ik heb geen moeite me te verplaatsen. Wel moeite me niet te verplaatsen. Maar ook dan kan het ik-perspectief moeilijk zijn. Want er moet een vertrekpunt zijn.
Die avond kwamen man, buurman en ik erop dat verandering van perspectief de tijd waarin we nu leven kenmerkte. Niets is nog duidelijk. Alles en iedereen valt van z'n voetstuk. De banken, de wielrenners, de mensen die we dachten te kennen. We moeten onze mening steeds herzien. En net als we dat gedaan hebben, komt er weer een ander perspectief bij.
Eh..ik. Ik herzie.
woensdag 23 januari 2013
Het zwijgen
Door dit filmpje dacht ik weer na over het zwijgen. Waar ik vandaan kom, wordt veel gezwegen. Ik zwijg zelf ook meer dan ik aanvankelijk dacht. Zelfs tegen mezelf zeg ik niet alles.
'Praten heeft geen zin,' zei mijn moeder laatst nog aan de telefoon. 'We moeten de dingen in ons eentje verwerken. Elk voor zich.'
Ik zei daar niets op.
Vroeger werd er bij ons aan de keukentafel wel gepraat. Maar zodra het over onszelf ging, zwegen we, gingen we geruisloos uiteen. Ieder ons eigen ding doen, ergens in het huis. Tot het voorbij was.
Dan kon er weer gewoon gepraat worden. Over anderen. En daarmee soms, zijdelings, over onszelf.
'Praten heeft geen zin,' zei mijn moeder laatst nog aan de telefoon. 'We moeten de dingen in ons eentje verwerken. Elk voor zich.'
Ik zei daar niets op.
Vroeger werd er bij ons aan de keukentafel wel gepraat. Maar zodra het over onszelf ging, zwegen we, gingen we geruisloos uiteen. Ieder ons eigen ding doen, ergens in het huis. Tot het voorbij was.
Dan kon er weer gewoon gepraat worden. Over anderen. En daarmee soms, zijdelings, over onszelf.
dinsdag 22 januari 2013
Wie kuste ik?
Er was het moment waarop ik Deetje gedag zei en glimlachte naar de leidster van het kinderdagverblijf en ik ineens niet zeker meer wist wie ik daarnet nou gekust had, was zij het, keek ze me daarom zo schalks lachend aan en waarom kleurden haar wangen rood en toen meteen de mijne ook? Had ik in alle hectiek per ongeluk de verkeerde gekust? Had ik de achtentwintigjarige leidster een enthousiaste dikke zoen op haar wang gegeven terwijl ik mijn tweejarige dochter een hele fijne dag wenste? Ik wist het niet meer. Zij zei er niets van. Toen ik de kou weer inging om samen met Jeetje naar school te lopen, zwaaiden Deetje en de leidster ons uit. Allebei even enthousiast leek wel.
maandag 21 januari 2013
Hoop
We keken DWDD toen ik weer gebeld werd door Peter die zich nu Rick noemde. Ik zonderde me meteen af.
'Dag Elke, je weet toch wie ik ben?'
'Ja natuurlijk. Peter! Peter Rutten!'
'Nee. Rick.'
'O. Rick. Rick?'
Het gesprek werd een herhaling van zetten. Ook Rick belde voor een kletsje. De tweede keer werkt zoiets niet. Rick wilde niet zeggen waarvoor hij belde noch wilde hij zeggen waar ik hem van zou moeten kennen. Rick deed professioneel vaag. Ik hoorde aan het accent dat Rick uit Nijmegen kwam en toen ik het vroeg, bevestigde hij dat inderdaad. Maar wat kon mij het eigenlijk schelen dat Rick uit Nijmegen kwam? Waarom verspilde ik mijn tijd aan Rick? Misschien kwam het omdat ik ziekjes ben en dus toch al bezig met tijd verspillen? Misschien hoopte ik dat Rick met iets interessants zou komen? Dat hoop ik heel vaak als ik met mensen praat.
Maar Rick vroeg naar mijn weekend 'lekker weekend gehad?' en vertelde over zijn lekkere weekend, hij was er nogal druk mee. Ik vroeg mij af waarom mensen toch altijd zo over het weekend zeuren. Ik had het gevoel dat het weekend alweer dagen achter me lag. Maar het bleek gisteren nog weekend te zijn geweest. Daar kon ik ineens niet over uit. De tijd ging erg veel langzamer dan ik dacht.
Toen ik zei dat ik wel klaar was met het gesprek, zei Rick: 'Dat is goed.' Ook al niet erg boeiend.
'Dag Elke, je weet toch wie ik ben?'
'Ja natuurlijk. Peter! Peter Rutten!'
'Nee. Rick.'
'O. Rick. Rick?'
Het gesprek werd een herhaling van zetten. Ook Rick belde voor een kletsje. De tweede keer werkt zoiets niet. Rick wilde niet zeggen waarvoor hij belde noch wilde hij zeggen waar ik hem van zou moeten kennen. Rick deed professioneel vaag. Ik hoorde aan het accent dat Rick uit Nijmegen kwam en toen ik het vroeg, bevestigde hij dat inderdaad. Maar wat kon mij het eigenlijk schelen dat Rick uit Nijmegen kwam? Waarom verspilde ik mijn tijd aan Rick? Misschien kwam het omdat ik ziekjes ben en dus toch al bezig met tijd verspillen? Misschien hoopte ik dat Rick met iets interessants zou komen? Dat hoop ik heel vaak als ik met mensen praat.
Maar Rick vroeg naar mijn weekend 'lekker weekend gehad?' en vertelde over zijn lekkere weekend, hij was er nogal druk mee. Ik vroeg mij af waarom mensen toch altijd zo over het weekend zeuren. Ik had het gevoel dat het weekend alweer dagen achter me lag. Maar het bleek gisteren nog weekend te zijn geweest. Daar kon ik ineens niet over uit. De tijd ging erg veel langzamer dan ik dacht.
Toen ik zei dat ik wel klaar was met het gesprek, zei Rick: 'Dat is goed.' Ook al niet erg boeiend.
zaterdag 19 januari 2013
Gelukkig
Zeventien jaar geleden alweer las ik onder andere Anna Karenina en Honderd jaar eenzaamheid gezeten bij de open haard ergens in de Franse Cevennes. Met een kilodoos bonbons erbij. Beide boeken maakten een enorme indruk. De rust waarmee ik ze las ook. Het lijkt alsof ik sindsdien nooit meer zo goed heb kunnen lezen als toen. Ik liep daar stage bij een schrijver en man, die ik nog maar net kende, was met me meegekomen.
We lazen elk avond, we tekenden of we schreven brieven. We dronken wijn en aten dus bonbons. Op zondag hadden we vrij, dan wandelden we in de bergen.
Een paar maanden woonden we in een gastenverblijf dat aan het kasteel van de schrijver vastzat. Het was winter, we raakten nog ingesneeuwd zelfs. We zaten er totaal geïsoleerd. 's Ochtends werkten we met z'n vieren buiten, de schrijver, zijn vrouw en wij twee. Man werkte 's middags op het landgoed terwijl ik in de werkkamer van de schrijver zat te werken. Aan mijn eigen bureautje. Ik zat in het derde jaar van de HKU en had nog allerlei post-modernistische ideeën over schrijven waar toen korte metten mee werd gemaakt. Het paste niet in de politieserie.
Als iemand me zou vragen naar een van de gelukkigste tijden uit mijn leven tot nu toe, zou ik ongetwijfeld hierover beginnen. Ik heb er op dit blog ook al weleens over geschreven. Die tijd in Frankrijk wordt met het jaar mooier valt me op.
Soms aten we bij de schrijver en zijn vrouw maar meestal kookte man. Hij braadde enorme speklappen en grote koteletten van de plaatselijke slager. Elke avond aten we een bak Häagen-Dasz ijs leeg. Ik kwam in die tijd meer dan tien kilo aan. Daar kwam ik pas achter toen ik weer thuis was. Weer terug in Nederland gingen die kilo's er zo snel af dat de huisarts dacht dat ik anorexia had. Maar dat had ik niet. Het ging helemaal vanzelf. Alles.
We lazen elk avond, we tekenden of we schreven brieven. We dronken wijn en aten dus bonbons. Op zondag hadden we vrij, dan wandelden we in de bergen.
Een paar maanden woonden we in een gastenverblijf dat aan het kasteel van de schrijver vastzat. Het was winter, we raakten nog ingesneeuwd zelfs. We zaten er totaal geïsoleerd. 's Ochtends werkten we met z'n vieren buiten, de schrijver, zijn vrouw en wij twee. Man werkte 's middags op het landgoed terwijl ik in de werkkamer van de schrijver zat te werken. Aan mijn eigen bureautje. Ik zat in het derde jaar van de HKU en had nog allerlei post-modernistische ideeën over schrijven waar toen korte metten mee werd gemaakt. Het paste niet in de politieserie.
Als iemand me zou vragen naar een van de gelukkigste tijden uit mijn leven tot nu toe, zou ik ongetwijfeld hierover beginnen. Ik heb er op dit blog ook al weleens over geschreven. Die tijd in Frankrijk wordt met het jaar mooier valt me op.
Soms aten we bij de schrijver en zijn vrouw maar meestal kookte man. Hij braadde enorme speklappen en grote koteletten van de plaatselijke slager. Elke avond aten we een bak Häagen-Dasz ijs leeg. Ik kwam in die tijd meer dan tien kilo aan. Daar kwam ik pas achter toen ik weer thuis was. Weer terug in Nederland gingen die kilo's er zo snel af dat de huisarts dacht dat ik anorexia had. Maar dat had ik niet. Het ging helemaal vanzelf. Alles.
vrijdag 18 januari 2013
Het ergste in je leven tot nu toe
Jeetje (7) moest een vraag bedenken die ze aan haar klasgenoten mocht stellen in het kader van interview-technieken. De eerste vraag die ze bedacht was: 'Wat is het ergste dat je hebt meegemaakt in je leven tot nu toe?'
Ik vond dat wel een goeie. Ik zou dat ook willen weten van mensen. Vooral dat 'tot nu toe' in de vraag doet het hem. Ik zie de zevenjarigen kijken. Het heeft iets dreigends. Het impliceert dat er dan wel iets ergs gebeurd kan zijn, maar dat het ergste nog altijd moet komen.
Maar toen kreeg ik meteen de vraag.
'Eh ja, het érgste zeg je?'
'Ja, en waar was je toen?'
'Eh...'
'Met wie was je?'
'Eh, ik, eh. Ik weet niet. Eh.'
'Wat gebeurde er precies?'
'Nou, eh.'
'Hoe liep het af?'
'Slecht natuurlijk.'
Ik vond dat wel een goeie. Ik zou dat ook willen weten van mensen. Vooral dat 'tot nu toe' in de vraag doet het hem. Ik zie de zevenjarigen kijken. Het heeft iets dreigends. Het impliceert dat er dan wel iets ergs gebeurd kan zijn, maar dat het ergste nog altijd moet komen.
Maar toen kreeg ik meteen de vraag.
'Eh ja, het érgste zeg je?'
'Ja, en waar was je toen?'
'Eh...'
'Met wie was je?'
'Eh, ik, eh. Ik weet niet. Eh.'
'Wat gebeurde er precies?'
'Nou, eh.'
'Hoe liep het af?'
'Slecht natuurlijk.'
donderdag 17 januari 2013
Donderdag
Deetje en ik hebben de dag samen doorgebracht, in plaats van elk onze eigen weg te gaan, want vannacht werd ze ziek. 's Morgens vroeg al vertrekken we naar de bovenste verdieping waar de houtkachel brandt en waar de sneeuw wit en dik op het dakterras ligt en op de daken van de huizen. Daarachter het bevroren IJmeer. Hier brengen we de dag door, hier is alles gedempt. Ik zit er met mijn laptop en zij met een camperbus met poppetjes. We spelen. Het is jammer dat ik de houtkachel niet brandende weet te houden.
En ik stop haar in bad als ze gespuugd heeft.
'Met veel schuim?' vraagt ze hoopvol.
En ik stop haar in bad als ze gespuugd heeft.
'Met veel schuim?' vraagt ze hoopvol.
'Ja met veel schuim.'
'Heb je wel schuim gekocht?'
'Ik heb schuim gekocht.'
En als ze uit bad is, trek ik haar schone kleren aan, en even later moet ik haar opnieuw schone kleren aantrekken. Ze gaat slapen zonder slaapzakje.
'De slaapzakjes zijn vies,' zeg ik.
'De slaapzakjes zitten allemaal in de was,' zegt ze.
'Ja,' zeg ik.
'Jeetje slaapt ook zonder slaapzakje,' zegt ze.
'Ja,' zeg ik. Tevreden gaat ze liggen. Slaapt. Zoals haar grote zus zou slapen.
De vorige keer dat ze ziek was verscheen Het Spook. Zie hier.
'De slaapzakjes zijn vies,' zeg ik.
'De slaapzakjes zitten allemaal in de was,' zegt ze.
'Ja,' zeg ik.
'Jeetje slaapt ook zonder slaapzakje,' zegt ze.
'Ja,' zeg ik. Tevreden gaat ze liggen. Slaapt. Zoals haar grote zus zou slapen.
De vorige keer dat ze ziek was verscheen Het Spook. Zie hier.
dinsdag 15 januari 2013
Dinsdagmorgen
Om kwart voor negen zat ik in de lerarenkamer te wachten op het eerste kind dat bij mij zou komen, de leesmoeder, om hardop te lezen. Het jongetje kwam binnenlopen. Met gebogen hoofd.
'Ben je ook met de slee naar school gekomen?'
Hij schudde zijn hoofd.
'Lopend?'
Nee, hij was met de auto gekomen.
'Oe! Dat is ook gevaarlijk!'
Dat was het helemaal niet, zei het jongetje verveeld, ze hadden een Landrover.
'Begin maar,' zei ik.
De jongen begon. Woord voor woord kwam uit zijn mond. Hij las de d als een b en de b als een d en de h werd een n en ie werd ei en ei werd ie. Intussen waren de vrouw van de administratie en de juffrouw van de bibliotheek bezig de vier koffiezetapparaten die er stonden te vullen.
Bij het vierde kind kwam de concièrge binnen met een dweil en een emmer. Ik had niet gemerkt dat het water van het aanrecht op de grond kletterde. Eén koffiezetapparaat was twee keer met water gevuld, zei hij en dat hij ook wel wist wie het gedaan had, maar dat ging hij niet tegen haar zeggen.
Toen ik daarna naar huis liep, scheen man stapvoets voorbij te zijn gereden en een paar keer getoeterd te hebben. Aan de telefoon zei hij dat hij het raam open had gedaan en mijn naam had geroepen. Hij ging zelfs zover dat hij achteruit met me mee begon te rijden om mijn aandacht te trekken. En toen hij begon te slippen, is hij tenslotte maar doorgereden. Het gekke is dat ik niet weet waar ik was toen ik liep.
'Ben je ook met de slee naar school gekomen?'
Hij schudde zijn hoofd.
'Lopend?'
Nee, hij was met de auto gekomen.
'Oe! Dat is ook gevaarlijk!'
Dat was het helemaal niet, zei het jongetje verveeld, ze hadden een Landrover.
'Begin maar,' zei ik.
De jongen begon. Woord voor woord kwam uit zijn mond. Hij las de d als een b en de b als een d en de h werd een n en ie werd ei en ei werd ie. Intussen waren de vrouw van de administratie en de juffrouw van de bibliotheek bezig de vier koffiezetapparaten die er stonden te vullen.
Bij het vierde kind kwam de concièrge binnen met een dweil en een emmer. Ik had niet gemerkt dat het water van het aanrecht op de grond kletterde. Eén koffiezetapparaat was twee keer met water gevuld, zei hij en dat hij ook wel wist wie het gedaan had, maar dat ging hij niet tegen haar zeggen.
Toen ik daarna naar huis liep, scheen man stapvoets voorbij te zijn gereden en een paar keer getoeterd te hebben. Aan de telefoon zei hij dat hij het raam open had gedaan en mijn naam had geroepen. Hij ging zelfs zover dat hij achteruit met me mee begon te rijden om mijn aandacht te trekken. En toen hij begon te slippen, is hij tenslotte maar doorgereden. Het gekke is dat ik niet weet waar ik was toen ik liep.
vrijdag 11 januari 2013
Handel in boze brieven
Boze brieven schrijf ik nooit meer. Helaas of misschien niet helaas. De tijd van de goeie boze brieven ligt in elk geval achter me. Er is email nu en vermoedelijk ben ik wijzer geworden. Want goeie boze emails schrijf ik ook eigenlijk niet.
Vroeger ging er zeer regelmatig één de deur uit, een kwaaie brief waar ik lang aan geschaafd had en die tot in de puntjes was uitgewerkt. De brief was volkomen in balans. Het mocht geen emotionele uitbarsting worden die alleen mijzelf verraadde.
De brief was uiteindelijk dodelijk. De ontvanger ervan en ik zouden daarna niet snel meer met elkaar door één deur kunnen. Dat was ook niet de bedoeling. De waarheid vertellen was mijn bedoeling, want die kende ik toen, de ontvanger pijn doen en kwetsen zoals hij of zij mij gekwetst had. Maar dan erger. De brief moest ook een openbaring zijn voor de ander. Hij zou door mijn schrijven zichzelf beter leren kennen. Ook al had hij die kant van zichzelf nooit onder ogen willen komen; ik zou hem tonen.
De taal was mijn wapen. Dat is de taal natuurlijk nog steeds wel. Maar ik heb - helaas of niet helaas? -het gelijk niet meer zo aan mijn zijde als vroeger. Hoe ouder je wordt hoe meer het gelijk verdwijnt, is mij opgevallen.
Maar ik mis het schrijven van de boze brief ontzettend. Gisteravond vroeg man me om even te kijken naar een email die zijn compagnon en hij geschreven hadden aan een bedrijf dat de samenwerking met hen opzegde. Nog voor hij uitgepraat was, spurtte ik al naar mijn werkkamer.
'Dit vind je leuk om te doen, hè?' riep man mij na.
'Ja!' juichte ik. 'Geweldig.'
Dat was ook zo. Mijn hart ging er werkelijk sneller van kloppen.
Vanaf vandaag begin ik dan ook een handel in boze brieven.
Dus: Wil je iemand een boze brief schrijven? Kom je er niet uit? Wil je 'm perfectioneren? Stuur 'm naar mij en ik herschrijf 'm voor je, precies zoals je wil.
Wil je alleen tips? Dat is ook mogelijk.
Vergoeding nader overeen te komen.
Vroeger ging er zeer regelmatig één de deur uit, een kwaaie brief waar ik lang aan geschaafd had en die tot in de puntjes was uitgewerkt. De brief was volkomen in balans. Het mocht geen emotionele uitbarsting worden die alleen mijzelf verraadde.
De brief was uiteindelijk dodelijk. De ontvanger ervan en ik zouden daarna niet snel meer met elkaar door één deur kunnen. Dat was ook niet de bedoeling. De waarheid vertellen was mijn bedoeling, want die kende ik toen, de ontvanger pijn doen en kwetsen zoals hij of zij mij gekwetst had. Maar dan erger. De brief moest ook een openbaring zijn voor de ander. Hij zou door mijn schrijven zichzelf beter leren kennen. Ook al had hij die kant van zichzelf nooit onder ogen willen komen; ik zou hem tonen.
De taal was mijn wapen. Dat is de taal natuurlijk nog steeds wel. Maar ik heb - helaas of niet helaas? -het gelijk niet meer zo aan mijn zijde als vroeger. Hoe ouder je wordt hoe meer het gelijk verdwijnt, is mij opgevallen.
Maar ik mis het schrijven van de boze brief ontzettend. Gisteravond vroeg man me om even te kijken naar een email die zijn compagnon en hij geschreven hadden aan een bedrijf dat de samenwerking met hen opzegde. Nog voor hij uitgepraat was, spurtte ik al naar mijn werkkamer.
'Dit vind je leuk om te doen, hè?' riep man mij na.
'Ja!' juichte ik. 'Geweldig.'
Dat was ook zo. Mijn hart ging er werkelijk sneller van kloppen.
Vanaf vandaag begin ik dan ook een handel in boze brieven.
Dus: Wil je iemand een boze brief schrijven? Kom je er niet uit? Wil je 'm perfectioneren? Stuur 'm naar mij en ik herschrijf 'm voor je, precies zoals je wil.
Wil je alleen tips? Dat is ook mogelijk.
Vergoeding nader overeen te komen.
donderdag 10 januari 2013
Kleur
De baliemedewerker schiet in de lach zodra ik het CREA-gebouw binnenloop, happend aan een peer. Ik moet ook lachen. Waarom weet ik eigenlijk niet. Lachen is nu eenmaal aanstekelijk.
'Jij hebt goede voornemens gemaakt dit jaar, zegt hij. 'Een heel nieuw imago!' Hij wijst naar de peer en naar mijn sjaal.
'Hoezo?'
'Ik ben van jou geen kleur gewend,' zegt hij.
'Mijn zwarte das heb ik ergens laten liggen, dus ik moest deze wel om.'
'Ja, zwart, dat past jou wel,' zegt hij. 'Zwart. Maar kleur...'
Ik kijk naar mezelf met die gezonde peer in mijn mond, de enorme bontgekleurde sjaal om mijn nek, het knotje op mijn kop, de bril op mijn neus. De lerarentas om mijn schouder.
Na de les sta ik na te praten met een cursist die Het besluit van Dola Korstjens gelezen heeft.
'En? Wat vond je ervan?'
'Nou,' zegt hij. En het blijft gevaarlijk stil.
'O,' zeg ik.
'Het titelverhaal vond ik mooi,' zegt hij dan. 'Het had de sfeer van Amélie Poulain. Maar dan precies de andere kant op. Helemaal grijs.'
'Grijs?'
'Het zijn geen verhalen waar je goed van slaapt,' zegt de cursist. 'Het is allemaal zo grijs en zwart. Word je volgende boek wel wat kleuriger? Stop je er meer kleur in?'
Ik denk aan het zwartgeblakerde gebied in de Schoorlse duinen waar mijn personage momenteel doorheen banjert. De hoopjes as. De verbrande bomen. Verlangend naar een andere kleur. Ik kan hem niets beloven.
'Jij hebt goede voornemens gemaakt dit jaar, zegt hij. 'Een heel nieuw imago!' Hij wijst naar de peer en naar mijn sjaal.
'Hoezo?'
'Ik ben van jou geen kleur gewend,' zegt hij.
'Mijn zwarte das heb ik ergens laten liggen, dus ik moest deze wel om.'
'Ja, zwart, dat past jou wel,' zegt hij. 'Zwart. Maar kleur...'
Ik kijk naar mezelf met die gezonde peer in mijn mond, de enorme bontgekleurde sjaal om mijn nek, het knotje op mijn kop, de bril op mijn neus. De lerarentas om mijn schouder.
Na de les sta ik na te praten met een cursist die Het besluit van Dola Korstjens gelezen heeft.
'En? Wat vond je ervan?'
'Nou,' zegt hij. En het blijft gevaarlijk stil.
'O,' zeg ik.
'Het titelverhaal vond ik mooi,' zegt hij dan. 'Het had de sfeer van Amélie Poulain. Maar dan precies de andere kant op. Helemaal grijs.'
'Grijs?'
'Het zijn geen verhalen waar je goed van slaapt,' zegt de cursist. 'Het is allemaal zo grijs en zwart. Word je volgende boek wel wat kleuriger? Stop je er meer kleur in?'
Ik denk aan het zwartgeblakerde gebied in de Schoorlse duinen waar mijn personage momenteel doorheen banjert. De hoopjes as. De verbrande bomen. Verlangend naar een andere kleur. Ik kan hem niets beloven.
woensdag 9 januari 2013
Peter rules!
Een tijdje geleden Peter aan de telefoon, toen Peter op mijn blog, gisteren een korte versie van Peter in het Parool en nu diezelfde versie van Peter weer in een Torpedofilmpje. Het wordt tijd dat Peter weer eens belt voor iets nieuws.
dinsdag 8 januari 2013
Nitroglycerine in het bloed
Er zit nitroglycerine in mijn bloed. Toen ik jaren geleden het toneelstuk Curse of the Starving Class (of was het True West?) van Sam Shepard zag en die term hoorde, wist ik meteen dat dat het explosieve karakter van mijn familie verklaarde.
Mijn familie heeft het, ik heb het en het zit nu ook in het bloed van mijn dochters. Vanavond nog merkte ik iets van de nitroglycerine toen ik tijdens het verschonen van Deetje eerst een klap in mijn gezicht kreeg en hetzelfde handje me daarna een paar keer bij mijn nekvel greep om het flink hard om te draaien.
Ik had gezegd dat ze geen speentje kreeg.
Toen ik boos op haar werd, begon ze te huilen. Ze zei 'solly.'
'Weet je waarom je sorry moest zeggen?'
'Ja, ik heb geknepen en geslagen. En dat mag niet. En ik mag ook niet schoppen,' voegde het meisje op het aankleedkussen er braaf aan toe.
Even later stond ik tegenover Jeetje die naar me siste en haar lip optrok, zoals hondjes dat doen voordat ze gaan bijten. Dat deed ze omdat ik zei dat ze haar tanden moest gaan poetsen.
Nitroglycerine is een van de eerste krachtige springstoffen die werden ontwikkeld, lees ik op wikipedia. Het werd aanvankelijk gebruikt voor tunnelbouw, mijnbouw en dergelijke, maar door de grote gevoeligheid ervan - het kan al exploderen bij een relatief kleine slag, stoot of wrijving - was het vervoer ervan een groot en gevaarlijk probleem.
Onhandig spul dus als dat door je aderen vloeit.
Mijn familie heeft het, ik heb het en het zit nu ook in het bloed van mijn dochters. Vanavond nog merkte ik iets van de nitroglycerine toen ik tijdens het verschonen van Deetje eerst een klap in mijn gezicht kreeg en hetzelfde handje me daarna een paar keer bij mijn nekvel greep om het flink hard om te draaien.
Ik had gezegd dat ze geen speentje kreeg.
Toen ik boos op haar werd, begon ze te huilen. Ze zei 'solly.'
'Weet je waarom je sorry moest zeggen?'
'Ja, ik heb geknepen en geslagen. En dat mag niet. En ik mag ook niet schoppen,' voegde het meisje op het aankleedkussen er braaf aan toe.
Even later stond ik tegenover Jeetje die naar me siste en haar lip optrok, zoals hondjes dat doen voordat ze gaan bijten. Dat deed ze omdat ik zei dat ze haar tanden moest gaan poetsen.
Nitroglycerine is een van de eerste krachtige springstoffen die werden ontwikkeld, lees ik op wikipedia. Het werd aanvankelijk gebruikt voor tunnelbouw, mijnbouw en dergelijke, maar door de grote gevoeligheid ervan - het kan al exploderen bij een relatief kleine slag, stoot of wrijving - was het vervoer ervan een groot en gevaarlijk probleem.
Onhandig spul dus als dat door je aderen vloeit.
maandag 7 januari 2013
Verandering
In NRC van vandaag stond dat we de komende veranderingen in onze persoonlijkheid consequent onderschatten. We denken dat we over tien jaar nog ongeveer hetzelfde zijn. Maar dat is dus niet zo. Als we over tien jaar terugkijken, weten we niet meer wie we zien.
Ik denk inderdaad dat mijn persoonlijkheid vanaf nu niet zo gek veel meer zal veranderen. Op wat punten en komma's na. Maar we veranderen veel meer dan we denken, allemaal. Dus ook ik.
We kunnen het ons nu alleen niet gemakkelijk voor de geest halen. De persoon die we dan zijn.
Er stond: 'Vaak verwarren mensen de kans dat iets zal gebeuren met het gemak waarmee ze zich het voor de geest kunnen halen. En: 'Doordat het moeilijk is om veranderingen te voorspellen die met henzelf te maken hebben, zouden mensen ten onrechte kunnen denken dat die veranderingen niet zo waarschijnlijk zijn.'
Wat ik me niet gemakkelijk voor de geest kan halen is dat ik een heel extravert, materialistisch persoon ben, iemand die alleen jurken en rokjes draagt, dol op binnenhuisarchitectuur, verknocht aan verenigingswerk in de vrije weekenden, stampvolle carnavalskroegen, gezelligheid, kaasfonduen, salsa dansen en al het andere wat ik me nu echt niet voor kan stellen.
Ik snap wel waarom we het allemaal het liefst zo lang mogelijk niet weten.
Ik denk inderdaad dat mijn persoonlijkheid vanaf nu niet zo gek veel meer zal veranderen. Op wat punten en komma's na. Maar we veranderen veel meer dan we denken, allemaal. Dus ook ik.
We kunnen het ons nu alleen niet gemakkelijk voor de geest halen. De persoon die we dan zijn.
Er stond: 'Vaak verwarren mensen de kans dat iets zal gebeuren met het gemak waarmee ze zich het voor de geest kunnen halen. En: 'Doordat het moeilijk is om veranderingen te voorspellen die met henzelf te maken hebben, zouden mensen ten onrechte kunnen denken dat die veranderingen niet zo waarschijnlijk zijn.'
Wat ik me niet gemakkelijk voor de geest kan halen is dat ik een heel extravert, materialistisch persoon ben, iemand die alleen jurken en rokjes draagt, dol op binnenhuisarchitectuur, verknocht aan verenigingswerk in de vrije weekenden, stampvolle carnavalskroegen, gezelligheid, kaasfonduen, salsa dansen en al het andere wat ik me nu echt niet voor kan stellen.
Ik snap wel waarom we het allemaal het liefst zo lang mogelijk niet weten.
zaterdag 5 januari 2013
De feesten zijn voorbij
Het normale leven begint weer. Alle feesten zijn eindelijk voorbij, waarvan kerstmis het gruwelijkst was. Eerst wou ik schrijven 'traditioneel gezien' het gruwelijkst omdat kerst vieren voor veel mensen nogal gruwelijk is, gezellig samenzijn en familie rijmt niet, maar eerlijk gezegd had ik nooit zo'n afkeer van kerst. Ik herinner me die ene keer dat ik niet naar mijn ouders ging toen ik éénentwintig was. Man en ik bleven in de gekraakte boerderij en we deden lekker helemaal niets aan het geboortefeest van de zoon van God. We negeerden het. Al die onzin was aan ons niet besteed. Ik dacht steeds aan de schaaltjes met kerstkransjes in mijn ouderlijk huis. Ik zag voor me waar ze stonden.
Ook herinner ik me nog een heel duistere kerst toen ik zeventien jaar was. Mijn vader, moeder, broer van drie en ik vierden het bij mijn opa, oma en er was ook een oom. Mijn vader had gekookt en 's middags zaten we aan de tafel in de donkere achterkamer waar we anders nooit zaten. Tijdens het diner viel opa voorover met zijn gezicht in de boeuf bourguignon. Zoals dat in een film gaat. Ik zie hem nog zitten met zijn gezicht in het bord en er was verder niemand die er op reageerde. Het gesprek werd voortgezet. Toen hij weer omhoog kwam, werd mij kort gezegd hem naar bed te begeleiden. Hij had genoeg gehad. We stiefelden naar de slaapkamer, opa en ik, ik kon hem bijna niet houden, zo zwaar leunde hij op mij. Toen ik weer aan tafel zat, hadden we het er niet meer over. Drie maanden later was hij dood. De eerste kerstdag dit jaar, nu ik negenendertig ben, was ook gruwelijk, maar daar spreken we niet meer over. Want dat is in de loop der jaren niet veranderd.
donderdag 3 januari 2013
Afgelegen pad
In de verte zag ik iemand aankomen.
Langs de rivier rende ik, het pad leek oneindig lang en tot nu toe had ik geen levend wezen gezien.
De zon scheen op mijn gezicht, dat was heerlijk, echt heerlijk, dat leek me ook heel gezond, maar steeds dacht ik aan losse ledematen hier aangespoeld op de modderstrandjes en dode baby's in vuilniszakken verstopt tussen het struikgewas. Zo'n afgelegen plek was het.
Nu kwam er dus iemand op me afrennen. Van het mannelijk geslacht.
Ik kneep mijn ogen samen om hem beter te kunnen zien. Grijs, zag ik. Oud. Die kan ik hebben. Mocht die oude lul mij dadelijk ineens beetpakken. Mij naar zich toetrekken. Mij de keel dichtknijpen. Weet ik veel wat oude lullen op afgelegen plekken plotseling van plan kunnen zijn. Welk stofje er door hun lichaam jaagt als ze een vrouw in het wild tegenkomen. Wat het precies is dat het beest in hen doet ontwaken. Hij kwam steeds dichterbij. Maar ik kon hem hebben.
Het vrachtschip in het water heette 'Harmonie'. Onthouden, dacht ik. De oude man die me passeerde, bleek een beroemd bestsellerauteur. Niet eens zo oud. Ik weet niet of ik hem zou kunnen hebben. Ik denk het. We glimlachten.
De rest van de weg, was er alleen de zon op mijn gezicht. Aan ledematen en dode baby's hoefde ik niet meer te denken. Dat zou de schrijver daarnet anders zeker gezien hebben.
Langs de rivier rende ik, het pad leek oneindig lang en tot nu toe had ik geen levend wezen gezien.
De zon scheen op mijn gezicht, dat was heerlijk, echt heerlijk, dat leek me ook heel gezond, maar steeds dacht ik aan losse ledematen hier aangespoeld op de modderstrandjes en dode baby's in vuilniszakken verstopt tussen het struikgewas. Zo'n afgelegen plek was het.
Nu kwam er dus iemand op me afrennen. Van het mannelijk geslacht.
Ik kneep mijn ogen samen om hem beter te kunnen zien. Grijs, zag ik. Oud. Die kan ik hebben. Mocht die oude lul mij dadelijk ineens beetpakken. Mij naar zich toetrekken. Mij de keel dichtknijpen. Weet ik veel wat oude lullen op afgelegen plekken plotseling van plan kunnen zijn. Welk stofje er door hun lichaam jaagt als ze een vrouw in het wild tegenkomen. Wat het precies is dat het beest in hen doet ontwaken. Hij kwam steeds dichterbij. Maar ik kon hem hebben.
Het vrachtschip in het water heette 'Harmonie'. Onthouden, dacht ik. De oude man die me passeerde, bleek een beroemd bestsellerauteur. Niet eens zo oud. Ik weet niet of ik hem zou kunnen hebben. Ik denk het. We glimlachten.
De rest van de weg, was er alleen de zon op mijn gezicht. Aan ledematen en dode baby's hoefde ik niet meer te denken. Dat zou de schrijver daarnet anders zeker gezien hebben.
dinsdag 1 januari 2013
Knal, nieuw jaar!
Op oudejaarsavond waren we bij vrienden. Hun zoon van zeven en hun dochter van vijf waren met Jeetje (7) en Deetje (2) boven aan het spelen. Omdat ik op een gegeven moment gekrijs en gegil hoorde, nam ik een kijkje in de kleine slaapkamer.
'Zij maakt er een chaos van hier. Ze moet weg. Nee, ze moet dood!' Het hoofd van de jongen was rood. Zijn vinger wees naar zijn zusje.
'Ik kàn helemaal niet dood,' lachte zij terwijl ze op het logeerbed heen en weer aan het springen was.
'O jawel, dat kan jij wel!'
'Ja, dat kan jij wel,' voegde Jeetje eraan toe. 'Jij kan wel dood hoor.'
'Ik kan jou doodmaken.' De jongen keek zijn zus aan. Zijn ogen tot kleine spleetjes samengeknepen. Zijn tanden op elkaar.
'Ho, ho,' zei ik, 'dat is niet vriendelijk. Zo praten we niet met elkaar. Wat is er aan de hand?'
'Zij gaat steeds op ons allemaal zitten,' zei Jeetje boos.
'Is het waar? Ga jij steeds op iedereen zitten?' vroeg ik aan de vijfjarige.
'Je kunt mij lekker toch niet dood maken.' Het meisje stak nu haar tong uit tegen haar broer.
'Ik heb een echte pijl en boog.' De tranen sprongen in zijn ogen. 'Uit Afrika. Weet je nog?'
'Ja hij heeft een pijl en boog,' zei Jeetje. 'Hij kàn je wel doodmaken dus.'
'Ho, ho,' zei ik maar weer.
Toen kwam vader erbij en die nam zijn tegenstribbelende dochtertje mee naar beneden en ik nam Deetje mee die ook meer chaos maakte dan iets anders. Er werd nog even flink gehuild om de splitsing, maar daarna werd er overal in het huis door iedereen zoet gespeeld en bespraken de volwassenen rondom de eettafel hun familietoestanden tijdens de kerst.
'Zij maakt er een chaos van hier. Ze moet weg. Nee, ze moet dood!' Het hoofd van de jongen was rood. Zijn vinger wees naar zijn zusje.
'Ik kàn helemaal niet dood,' lachte zij terwijl ze op het logeerbed heen en weer aan het springen was.
'O jawel, dat kan jij wel!'
'Ja, dat kan jij wel,' voegde Jeetje eraan toe. 'Jij kan wel dood hoor.'
'Ik kan jou doodmaken.' De jongen keek zijn zus aan. Zijn ogen tot kleine spleetjes samengeknepen. Zijn tanden op elkaar.
'Ho, ho,' zei ik, 'dat is niet vriendelijk. Zo praten we niet met elkaar. Wat is er aan de hand?'
'Zij gaat steeds op ons allemaal zitten,' zei Jeetje boos.
'Is het waar? Ga jij steeds op iedereen zitten?' vroeg ik aan de vijfjarige.
'Je kunt mij lekker toch niet dood maken.' Het meisje stak nu haar tong uit tegen haar broer.
'Ik heb een echte pijl en boog.' De tranen sprongen in zijn ogen. 'Uit Afrika. Weet je nog?'
'Ja hij heeft een pijl en boog,' zei Jeetje. 'Hij kàn je wel doodmaken dus.'
'Ho, ho,' zei ik maar weer.
Toen kwam vader erbij en die nam zijn tegenstribbelende dochtertje mee naar beneden en ik nam Deetje mee die ook meer chaos maakte dan iets anders. Er werd nog even flink gehuild om de splitsing, maar daarna werd er overal in het huis door iedereen zoet gespeeld en bespraken de volwassenen rondom de eettafel hun familietoestanden tijdens de kerst.
Abonneren op:
Posts (Atom)