dinsdag 15 januari 2013

Dinsdagmorgen

Om kwart voor negen zat ik in de lerarenkamer te wachten op het eerste kind dat bij mij zou komen, de leesmoeder, om hardop te lezen. Het jongetje kwam binnenlopen. Met gebogen hoofd.
'Ben je ook met de slee naar school gekomen?'
Hij schudde zijn hoofd.
'Lopend?'
Nee, hij was met de auto gekomen.
'Oe! Dat is ook gevaarlijk!'
Dat was het helemaal niet, zei het jongetje verveeld, ze hadden een Landrover.
'Begin maar,' zei ik.
De jongen begon. Woord voor woord kwam uit zijn mond. Hij las de d als een b en de b als een d en de h werd een n en ie werd ei en ei werd ie. Intussen waren de vrouw van de administratie en de juffrouw van de bibliotheek bezig de vier koffiezetapparaten die er stonden te vullen.
Bij het vierde kind kwam de concièrge binnen met een dweil en een emmer. Ik had niet gemerkt dat het water van het aanrecht op de grond kletterde. Eén koffiezetapparaat was twee keer met water gevuld, zei hij en dat hij ook wel wist wie het gedaan had, maar dat ging hij niet tegen haar zeggen.
Toen ik daarna naar huis liep, scheen man stapvoets voorbij te zijn gereden en een paar keer getoeterd te hebben. Aan de telefoon zei hij dat hij het raam open had gedaan en mijn naam had geroepen. Hij ging zelfs zover dat hij achteruit met me mee begon te rijden om mijn aandacht te trekken. En toen hij begon te slippen, is hij tenslotte maar doorgereden. Het gekke is dat ik niet weet waar ik was toen ik liep.


Geen opmerkingen: