maandag 31 maart 2014

Ik vertrek

Deze morgen werd ik opgeschrikt door een bericht op Facebook van twee mensen die heel binnenkort voor een jaar naar het Franse platteland vertrekken. Het opschrikken gebeurde omdat wij dat heel binnenkort niet gaan doen. Het ziet er zelfs naar uit dat wij nooit voor een jaar naar het Franse platteland zullen vertrekken. Terwijl ik hoognodig een jaar naar het Franse platteland moet. Ik was het al een tijd vergeten, maar Facebook herinnerde mij eraan. We moeten weg.
'Waarom wil je nou ineens naar het Franse platteland?' zegt hij.
'Het hoeft niet perse het Franse platteland te zijn,' zeg ik. 'Whatever.'
'Jij kan gewoon schrijven,' zegt hij.  'Maar wat moet ik dan doen, een jaar op het Franse platteland?'
'Gewoon. Die E-books maken. Daar zijn jullie toch mee bezig?'
'Er is er nog niet één verkocht.'
'Het kan heel erg goed gaan lopen. Dat kan toch?'
Het gesprek eindigt met het Nederlandse platteland. Ik wil ook wel naar het Nederlandse platteland vertrekken als dat voor hem makkelijker is. Het is een stuk minder idyllisch. Maar het blijft het platteland. In Groningen is alles ook heel anders.
'Jij wil altijd overal weg,' zegt hij.
Daar heeft hij gelijk in, maar ik ga nooit ergens weg.

donderdag 27 maart 2014

Trauma

Wat hebben we jou aangedaan? We hebben je opgezadeld met doodsangst. Je kleine hoofd werkt al vier dagen op volle toeren. Je kan het nergens anders meer over hebben.
Ook vannacht waren daar weer de nachtmerries. Gillen. Roepen. Huilen. Weer zie je de brullende draak die je zuster zal verslinden omdat die te dicht in de buurt van de schat komt. De heks die precies op je oud-oma lijkt, vind je, en dus wel moet zijn opgestaan uit de dood.  De wolf die achter de deur klaarstaat om de zeven lieve geitjes op te eten en misschien ook jou.
Afgelopen maandag bezochten we het pretpark. Wekenlang keek je ernaar uit. Het zou de beloning zijn voor goed gedrag. En je had je zo voorbeeldig gedragen. Maar het pretpark waar we je naartoe brachten, bleek helemaal niet prettig. Overal om je heen het geluid van piepende deuren, krakende stemmen, het gebrul van beesten of van je had geen idee wie.
 'Die reus is niet echt, hè mama?' zei je. 'Die is echt geweest.'
'Nee, die is ook nooit echt geweest. Die reus hebben ze gemaakt.'
'Maar de reus kan wèl bewegen,' zei je.
'De reus kan niet opstaan.'
Na enkele uren in deze wereld stond je stil, keek naar de grond, wees en schreeuwde uitzinnig: 'Kijk! Een miertje!'
Daarna fluisterde je: 'Ik wil naar huis.'
's Avonds voor het slapen zei je: 'Er was ook een pauw in de Efteling, hè?'
'Dat klopt,' zei ik, 'de pauw zette zijn veren op.'
'Een echte, hè?'
'Een echte,' zei ik, 'ga nu maar lekker slapen.'

dinsdag 25 maart 2014

Bewerking

Ik kreeg 4 scenario's te lezen die derdejaars kunstacademie studenten geschreven hadden naar aanleiding van Lastmens. Het is oorspronkelijk een verhaal van 65 bladzijdes waarin het draait om een moeder die op een dag besluit de au-pair van haar eigen kind te worden.
De studenten hadden de opdracht gekregen het te bewerken voor een film van tien minuten. Het beste scenario zou gekozen worden om te verfilmen. Ik las scripts over poetsende moeders,  onvruchtbare vrouwen met een kinderwens, verslaafde moeders met suïcidale neigingen. Eén scenario ging wel over een vrouw die moeite had de verantwoordelijkheid voor het moederschap te dragen.
Er ontstond geharrewar via de mail over wat een bewerking van een verhaal nou eigenlijk precies is en dat je in tien minuten natuurlijk geen heel verhaal kan navertellen. Het zit in de natuur van de kunstacademie-student om met een verhaal aan de haal te gaan. Dat moet ook, geloof ik. Anders hoef je niet op de kunstacademie te zitten.  De grens tussen iets bewerken en ergens op associëren kan dun zijn. Dat maakt niet uit, als het maar goed is wat je ervan maakt.
Waar ik nu wel op hoop is dat er een keer echt een verhaal of boek van mij verfilmd wordt.

zaterdag 22 maart 2014

Het maakbare kind

Ik ging naar Den Bosch waar pedagogiek studenten van verschillende hogescholen uit het zuiden van het land zich verzameld hadden om allerlei workshops te krijgen van experts. Op mijn lokaal stond Het maakbare kind. Die workshop ging ik geven. De expert was ik. Achter de lessenaar nam ik plaats en begon een paar a-viertjes in stukken te knippen waarop ik stellingen had geschreven. Het maakbare kind, het maakbare kind.
Het lokaal stroomde vol met meisjes. Vijfentwintig meisjes van net twintig of net nog geen twintig. Jonge pedagogen. Ze keken me aan. Ik vond het op de een of andere manier wel meteen gezellig dat het allemaal meisjes waren. Nu het maakbare kind nog.
Ik vertelde over mijn roman. En las een stukje voor.  Iemand vroeg: 'Waarom heb je dit geschreven als je het niet zelf hebt meegemaakt?'
Ja, waarom eigenlijk?
Even later werd er druk gediscussieerd, in groepjes, naar aanleiding van wat kwesties die ik uit mijn boek had gehaald. Dat werden zeer levendige gesprekken waarna ik echt moest concluderen dat het met de toekomst van pedagogisch Nederland heel goed gesteld is. Hun toekomstbeeld was veel rooskleuriger dan ik verwacht had. (Of dan het mijne is) Ze waren meer betrokken, liefdevoller en genuanceerder. 'Vorige generaties hebben moeite met mensen die anders zijn,' zei een studente, 'maar dat speelt voor ons helemaal niet meer.'
Nu, op hetzelfde moment dat ik over pedagogiek schrijf, krijgt mijn eigen maakbare kind een gigantische woedeaanval. Had ik maar één van die meisjes hier, die zouden wel weten hoe ik dat het beste aan kon pakken. 'Jij krijgt de hele dag geen eten als je niet ophoudt,' is vast niet aan te raden.

woensdag 19 maart 2014

Feitelijk leven

In de ochtend stemmen we netjes en daarna doen we boodschappen bij de AH. De bijna vierjarige en ik. Ze wil in zo'n karretje met een knalgele auto eraan vast. Maar ik krijg die zware kar niet door de winkel zonder steeds tegen de rekken op te knallen of tegen de schenen van mensen te rijden. 'Je bent bijna vier. Je moet eruit,' zeg ik.
'Nee,' zegt ze.
Terwijl ik met een mandje aan mijn arm door de winkel marcheer, zit zij in het geparkeerde wagentje te wachten. Achter het plastic stuurtje.
Tussen de middag komt de bijna negenjarige thuis en fietsen we naar het Kramatplantsoen waar ze gevaccineerd zal worden. We hebben storm tegen. Achterop zit de knikkebollende kleuter. 'Niet slapen,' roep ik, 'want je zit niet vast. Dadelijk val je van de fiets met je hoofd op de grond en dan zit alles onder bloed.' Naast mij fietst het meisje dat geprikt gaat worden. In elke arm één keer. Haar vaccinatiebewijs heb ik voor we vertrokken niet kunnen vinden, wel dat van onze poezen NoeNoe en Ronnie. Maar dat zal wel niet mogen. Het prikken gaat voorspoedig. Ze huilt niet. Er gebeurt niks noemenswaardigs. Soms hoor je dat ze totaal debiel worden van zo'n prikje.
Ik zeg: ''Goed zo, ik ben trots op je.' Dat heb ik alle anders ouders tegen hun net geprikte kind horen zeggen. We fietsen terug. De brug op. Weer hebben we tegenwind.
Thuis zet ik ze achter twee beeldschermen. Ik heb een half uur om een les voor te bereiden en iemand terug te bellen, voor ik de één naar pianoles zal brengen, de ander bij een vriendje aflever, en zelf naar de stad fiets om een schrijfcursus gaan geven. In plaats van iets voor te bereiden, schrijf ik dit.

zaterdag 15 maart 2014

Nooit meer slapen - verhaaltje vrijdagnacht

Armoede in NL

Tijdens het avondeten bespreekt de vijfentwintigjarige Rosy de nijpende financiële situatie met haar zoontje Jerry. Het is weer alle dagen macaroni met ketchup. En morgen zal hij vrij zijn. Ze maken de schoolreisjes elk jaar duurder.
Hij is acht jaar, maar begrijpt alles.
Rosy kan het met hem overal over hebben. Over de moeilijke dag die ze achter de rug heeft. En: de oneerlijkheid van het leven. Hoe ze ooit ontslagen werd omdat ze een baby kreeg. Hoe ze al haar  vrienden kwijtraakte omdat ze geen oppas kon betalen.
‘Ik vond het helemaal niet erg  hoor. Ik kreeg er iets veel mooiers voor terug.’
Rosy realiseert zich elke dag dat ze in haar handjes mag knijpen met Jerry.
Hij is zo anders dan de materialistische jongetjes uit zijn klas die alleen maar kunnen praten over de nieuwste computerspelletjes en de verzameling technisch lego in hun speelkamers. Die schreeuwlelijkerds op hun Nike Air Maxjes. Ze moet er niet aan denken.
Jerry is juist een jongen die zich overal mee kan vermaken. Hij geeft niets om spullen. Macaroni met ketchup eet hij graag.

Na de maaltijd barst Rosy  in tranen uit omdat ze voor zich ziet hoe de schoolbus morgen zonder haar zoon zal vertrekken. Ze voelt zich een slechte moeder. Ze weet best dat alle kinderen van pretparken houden. Jerry houdt haar stevig vast. Het liefst van alles is hij een dagje met haar, echt waar. Rosy blijft huilen. Hij is het beste zoontje is dat een moeder maar kan wensen. Als ze hem niet had, hoefde het voor haar allemaal niet meer. Jerry weet haar telkens weer uit de put te trekken, met dat lieve spitse snuitje van hem.

vrijdag 14 maart 2014

Nooit meer slapen - verhaaltje donderdagnacht

 De Tienerjihadist

Er was een jongen uit een Nederlands provinciestadje die geen zin had om zich elk weekend in coma te zuipen. Hij zag niets in pillen en andere chemische troep. Ook had hij geen zin om een chick te neuken, waar hij niet voor de rest van zijn leven bij zou blijven.
Hij wilde regels om zich aan te houden. Zingeving.
Zijn moeder zei: ‘Seks is niet vies jongen. Jongens van achttien zijn nu eenmaal nergens anders mee bezig. Daar hoef je je echt niet voor te schamen.’
Hij wilde helpen.
Terwijl de kinderen in Syrië bij bosjes het leven lieten door een luchtaanval, zat de jongen in een krap klaslokaal van het MBO te luisteren naar het grote belang van een d of een t op het eind.
‘Denk maar niet dat jij iets kunt betekenen,’ zei zijn moeder.
Hij zei dat hij iets wilde doen aan het leed in de wereld.
‘Dat is nou typisch iets voor kinderen,’ zei zijn moeder. 'Jullie zijn nog niet in staat te begrijpen dat dat niet kan.’
‘Wij willen de Syrische kinderen helpen.’
‘Dat begrijp ik goed, jongen. Wij hadden dat vroeger ook met de zeehondjes.’
De jongen bekeerde zich.
‘Ik leef voortaan voor een hoger doel, mama.’
‘Het is onzin wat jij gelooft. Dat heb je van die vriendjes van je.’
‘Ik wil naar de oorlog.’
‘Dan zul je toch moeten weten waar Syrië ligt,’ lachte zijn moeder.
Op een maandag verdween de jongen, samen met een vriend, in gevechtskleding, naar de oorlog.
Aan de pers meldde de moeder: ‘Mijn zoon is zwak en beïnvloedbaar. Het is nog maar een kind. Hij durft niet eens te vechten.


Beluister het verhaaltje hier.

donderdag 13 maart 2014

Nooit meer slapen - verhaaltje woensdagnacht

Amigo

Terwijl de bijna honderdjarige mevrouw Welles daar lag en nog even probeerde te slapen, - slapen werd hoe langer hoe moeilijker voor haar, maar met wakker zijn had ze tegenwoordig al net zoveel problemen - luisterde ze naar de afwasgeluiden die uit haar keuken kwamen, daarna was er het stofzuigen. Over tien minuten zou Amigo naast haar bed staan. Hij was precies zoals zij het hebben wou.
Tot nu toe: niets dan lof voor de nieuwe hulp. Hij hoefde geen koffie en verdeed zijn tijd ook niet met gezeur. Doortje had jarenlang tegen haar aangekletst.
Mevrouw Welles stond bekend als een moeilijke maar zelfstandige vrouw die geen genoegen nam met minder. Waarom zou ze?
Ze was moeder van zeven grijze zonen, waarvan de oudste al aan het dementeren was. Hij was zijn rijbewijs allang kwijt.
Ondanks het verlies van haar rijvaardigheid en haar totaal versleten rug woonde mevrouw Welles nog altijd op zichzelf.
Ze had Amigo meteen ingesteld op het dichtsnoeren van haar korset. Niet te los en niet te strak. Dat ging haar goed af. Ook de knopjes van de nieuwe magnetron kon ze makkelijk bedienen.
Ze ging met haar tijd mee. De eerste wasmachine was ooit haar huis binnen gedragen en later de eerste afwasmachine.  Nu was ze de eerste bejaarde van het dorp met een thuiszorgrobot. Amigo mèt TomTom functie.
Morgen of overmorgen, - als ze eindelijk eens een keer uitgerust was, niet meer zo vreselijk moe in elk geval - zou ze hem achter het stuur zetten en konden ze misschien een stukje gaan rijden. De vrijheid tegemoet.


Beluister het verhaaltje hier.

woensdag 12 maart 2014

Nooit meer slapen - verhaaltje dinsdagnacht

Een gummetje is zo gepakt.

In de klas met twaalf verwende meisjes die hoog moesten scoren van hun ouders, was er een dertiende die nooit verwend werd. En die ook niet hoog hoefde te scoren. Maar dat per ongeluk wel deed.
Ver boven haar eigenlijke niveau, concludeerde meester William.
Veel te ver.
Het was de kleine Jacquelientje van de koeienboerderij. De een-na-jongste van een hele trits kinderen. Het meisje met de donkere kringen rond haar ogen en de eeuwige mestgeur in haar kleren. Degene die nooit werd uitgenodigd op verjaardagsfeestjes.
In de wereld was er niemand die haar een handje hielp.
Dus deed meester William dat.
Jacquelientje was volgens hem meer het verzorgende type.
Op het voortgezet wetenschappelijk onderwijs zou het meisje steeds op haar tenen moeten lopen. In dat grote gebouwencomplex in de stad zou ze verdwalen. Nee, ze hoorde thuis op de school naast de zijne.
Iemand moest voorkomen dat zo’n kind aan haar ijver ten onder ging.
Door het raam zag meester William Jaquelientje zitten, op haar hurken voor haar rugzakbroertje. De manier waarop ze zijn jas dichtknoopte en hem daarna kort over zijn bol streek trof hem elke dag opnieuw.
Alleen zo iemand mocht hem – later in het verzorgingstehuis - in zijn kleren helpen of desnoods eruit. Maar hij zag haar ook best gelukkig worden in een bloemenwinkel. Het bleef haar leven.
‘De resultaten van Jacquelientjes citotoets lagen helaas weer iets onder het landelijk gemiddelde,’ zei hij op het laatste oudergesprek,  ‘maar u hoeft zich over uw dochter echt geen zorgen te maken. Het is zo’n ongelooflijk lief kind. En meer dan haar best kan ze niet doen.'


Beluister hier het radiofragment.

dinsdag 11 maart 2014

Nooit meer slapen - verhaaltje maandagnacht

Het mysterie van het verdwenen vliegtuig

Intussen in de Boeing 777 krijgt de vijftigjarige mevrouw Dahlia uit Amsterdam wel erg dikke benen van het zitten. 
Het zou iets meer dan vijf uur vliegen zijn van Kuala Lumpur naar Peking, maar ze zit nu toch al zeker vijftig uur rechtop in het vliegtuig -  ingeklemd tussen twee snurkende Chinezen, waar ze ook al niet op valt -  met de National Geographic reisgids van Beijng op haar schoot. Ze weet precies vanwaar de bus vertrekt die haar naar de Grote Muur kan brengen. Bij Badaling.
Mevrouw Dahlia is een reislustige en gelovige vrouw. Maar heeft geen idee waarheen Gods weg deze keer leidt. Het enige wat ze weet is dat ze thuis wil zijn, bij haar vriendinnen. Die wel van haar houden.
Een week geleden was ze naar de hoofdstad van Maleisië gevlogen om haar grote liefde – een zachtaardige zestigjarige man die ze via internet had leren kennen -, eindelijk in het echt te ontmoeten. Maar eenmaal daar kwam hij niet op dagen en wilde geen enkele taxichauffeur haar naar zijn adres toe rijden. Nu wil deze piloot haar ook al niet naar de Grote Muur brengen.
Het gaat allemaal de verkeerde kant op.
 ‘Dames en heren, hier is uw verlosser speaking,’ had de piloot twee dagen eerder gezegd. ‘Het is gelukt hoor. We zijn ontsnapt!’ Naast haar juichten de Chinezen. ‘We zijn totaal van de radar verdwenen. Ik heb iedereen van ons afgeschud. We zijn vrij, dames en heren. Vrij. Als een vogel in de lucht.’
Maar dat wil mevrouw Dahlia dus juist niet.


Hier is het radiofragment te beluisteren.