Een gummetje is zo gepakt.
In de klas met twaalf verwende meisjes die hoog moesten
scoren van hun ouders, was er een dertiende die nooit verwend werd. En die ook
niet hoog hoefde te scoren. Maar dat per ongeluk wel deed.
Ver boven haar eigenlijke niveau, concludeerde meester
William.
Veel te ver.
Het was de kleine Jacquelientje van de koeienboerderij.
De een-na-jongste van een hele trits kinderen. Het meisje met de donkere
kringen rond haar ogen en de eeuwige mestgeur in haar kleren. Degene die nooit
werd uitgenodigd op verjaardagsfeestjes.
In de wereld was er niemand die haar een handje hielp.
Dus deed meester William dat.
Jacquelientje was volgens hem meer het verzorgende type.
Op het voortgezet wetenschappelijk onderwijs zou het
meisje steeds op haar tenen moeten lopen. In dat grote gebouwencomplex in de
stad zou ze verdwalen. Nee, ze hoorde thuis op de school naast de zijne.
Iemand moest voorkomen dat zo’n kind aan haar ijver ten
onder ging.
Door het raam zag meester William Jaquelientje zitten, op
haar hurken voor haar rugzakbroertje. De manier waarop ze zijn jas dichtknoopte en hem daarna kort over zijn bol streek trof hem elke dag opnieuw.
Alleen zo iemand mocht hem – later in het verzorgingstehuis
- in zijn kleren helpen of desnoods eruit. Maar hij zag haar ook best gelukkig
worden in een bloemenwinkel. Het bleef haar leven.
‘De resultaten van Jacquelientjes citotoets lagen helaas weer
iets onder het landelijk gemiddelde,’ zei hij op het laatste oudergesprek, ‘maar u hoeft zich over uw dochter echt geen
zorgen te maken. Het is zo’n ongelooflijk lief kind. En meer dan haar best kan ze niet doen.'
Beluister hier het radiofragment.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten