Het geweldige aan het schrijven van een kort verhaal is
dat het niet zo lang duurt als het schrijven van b.v. een korte roman.
Vóórdat je je eigen schrijfsel totaal af hebt kunnen
fakkelen is het verhaal al af. Voordat je je zelfgecreëerde wereld spuugzat bent
geworden, zit je alweer in een heel andere wereld. Met nieuwe perspectieven.
Het geweldige aan het schrijven van een kort verhaal is
dat het meer aan de verbeelding overlaat, je meer uit kunt proberen, je wendbaarder bent, en vooral dat je veel kunt suggereren.
Je begint ergens halverwege, stopt halverwege en dan zoekt
de lezer het maar uit. Of de lezer zoekt
het niet uit.
Je zit niet ál te lang opgescheept met dezelfde figuren
en hun (on)doorgrondelijke drijfveren. Dat is belangrijk, want je moet wel van ze blijven houden. Ook in een paar regels kun je een personage scheppen
met een mogelijk verleden, heden en een toekomst. Voor de goede verstaander dan.
Het lezen vereist misschien meer concentratie, maar wat wil je als schrijver uiteindelijk anders dan een oplettende lezer?
Het geweldige aan het schrijven van een kort verhaal is
dat je steeds opnieuw mag beginnen. Je hoeft die lange adem niet te hebben, je
mag gewoon lekker kortademig zijn. Je hoeft je niet vast te houden aan één idee, maar mag je steeds in iets anders verdiepen.
Je gelooft in de woorden op je scherm. Op dat moment. Voor de tijd dat het duurt.
Precies lang genoeg om de betovering niet te verbreken.
Het gaat om kleine, onderlinge samenhang. Je hoeft geen
grote verbanden te leggen die er in de werkelijkheid ook niet zijn.
Daarnaast is het genre geknipt voor deze tijd.
Het geweldige aan het lezen van een kort verhaal is namelijk
óók dat het niet zo lang duurt. Maar dat het bij een goed kort verhaal toch
voelt alsof je een hele roman gelezen hebt. De verhalen van Alice Munro lezen stuk
voor stuk als romans. De wereld die zij in twintig pagina’s weet op te roepen is
vaak net zo groot en complex als een vuistdikke roman. Met dit verschil dat er
geen woord teveel in staat, de spanningsboog nooit verslapt. Het stilistisch
beter is. Compacter. Krachtiger.
Het geweldige aan het lezen van een korte verhalenbundel
is dat je ze niet allemaal achter elkaar hoeft te lezen, maar dat het wel màg.
Een van de laatste bundels die ik las was Hier wonen ook mensen van Rob van
Essen. Die verhalen kon ik niet
wegleggen, letterlijk, op het laatst zat ik in het park het titelverhaal te
lezen, het werd al donker, het begon te regenen, en ik bleef zitten.
De leeservaring veroorzaakte datgene waar al de
personages volgens de achterflap naar op zoek waren. Geluk, verlossing,
verlichting.
Het minder geweldige
van het lezen - en soms ook van het
schrijven - van het korte verhaal is misschien dat je meer wil. Door wil gaan. Niet halverwege wil stoppen. Maar dat is met
alles wat goed is.
Kortom: ik zie
alleen maar voordelen. Het enige jammere: dat niet iedereen die ziet.
Lezers bijvoorbeeld, boekhandelaren, uitgevers.
Je raakt die dingen tot op heden aan de straatstenen niet kwijt.
Toen ik een tijd terug tegen mijn uitgever zei dat ik misschien een verhalenbundel wilde maken, antwoordde ze: ‘Dat gaan we nú niet doen, hè? Ik wil van jou eerst een lijvige roman.’
Ik begreep dat wel.
Al is een kort verhaal geen oefening voor het schrijven van een roman, geen opmaat naar meer, maar een kunstvorm op
zichzelf. Ook dát ziet nog niet iedereen zo.
Het is wachten op de dag dat schrijvers voorstellen doen
voor lijvige romans en dat uitgevers zeggen: ‘Dat gaan we nu niet doen, hè? Ik
wil van jou eerst een bundel met korte verhalen.’
Een soortgelijk proces moet met de lezers geschieden.
Dan zijn we er. Wat het korte verhaal in Nederland
betreft.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten