De dames van de notenwinkel in mijn oude buurt. Ik was hier inmiddels vijf jaar weg en herkende ze meteen bij binnenkomst. (Ik herinnerde me zelf nog het klemmen van de deur. Je moest er een bepaald duwtje tegenaan geven.) Hun haar was veel lichter. Ze waren van aubergine naar blond gegaan.
De dames gaven - zoals gewoonlijk - totaal geen sjoege. Dat was niet gek. Ze waren heel aardig, maar in de twaalf jaar dat ik bij hen kwam, hadden ze nooit blijk gegeven van enige herkenning. (Ik ben van naturen een afstandelijk type, maar aan die twee kan ik niet tippen.)
Het gekke was dat ik in die allereerste flits al zag dat ze dood waren. Er was iets in hen gestorven. De problemen die het leven met zich meebracht waren hen te veel geworden. Nu stonden er twee doden achter de toonbank.
Ik bestelde twee ons pecannoten. Omdat ik dat vroeger ook altijd kocht.
'Hebben jullie geen brood meer?' vroeg ik.
'O nee, al járen niet meer,' zei de ene.
'Nee,' zei de ander. 'Anders nog iets?'
'Nee,' zei ik.
vrijdag 27 februari 2015
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten