donderdag 28 mei 2015

Lachen

De cursisten die ik nu lesgeef, hebben autonomie hoog in het vaandel staan, merk ik al vanaf les 1. Toen ik er nog het hardst om kon lachen. Het is nooit verkeerd voor een schrijver om eigenzinnig te zijn. Het is ook grappig dat mensen iets heel anders doen dan de opdracht was. Dat kan iets  goeds opleveren.Soms.
Het valt me op dat er binnen dit clubje, behalve autonomie, ook een sterke hang is naar regels, structuur en controle.
Vandaag mogen ze zelf met een verhaalidee komen.
Een cursist zegt: 'Het moet gaan over iemand die een nieuwe religie bedenkt.'
'Oké,' zeg ik, 'laten we beginnen met de concrete situatie. Wie..'
'Concreet, concreet,' zegt hij, 'jij wil het altijd concreet!'
'Ja,' zeg ik. 'Een nieuwe religie op zichzelf is niet interessant, want..'
'Oké dan zet ik twee personages aan een bar, ze hebben flink gedronken en beginnen een nieuwe religie te bedenken.'
'Is dit dramatisch interessant?' Ik kijk de groep rond. 'Hoe zou je zo'n idee nóg sterker kunnen maken?'
'Hoe weet ik dat jij ons niet gewoon jouw mening over schrijven probeert op te leggen?' vraagt de cursist. 'Hoe weet ik dat?'
Met half dichtgeknepen ogen kijkt hij me aan. Armen over elkaar. Achteroverleunend in zijn stoel. Kauwgom kauwend.
'Stáát er ergens hoe het moet?' vraagt hij.
'Er zijn heel veel handboeken om te leren schrijven geschreven,' zeg ik.
'Ja, geef me de titels maar.'
'Je kunt ze misschien ook zelf opzoeken op internet?'

maandag 25 mei 2015

Geen bereik

Het laatste teken van leven van man is van 30 uur geleden. Hij en Jeetje hadden hun kunstje gedaan op het festival in Montréal. Het was goed gegaan, mailde hij. Ze vertrokken met een auto naar 130 km verderop. Want een stad was maar een stad. Nee, ze gingen met z'n tweeën naar een Canadees natuurgebied. (Met echte beren, denk ik.) De Europese vader en dochter. De natuurliefhebbers.
Twee dagen zouden ze in zo'n yurt aan het water vertoeven.
Sindsdien is het stil. Op mijn sms, app, mail en telefoon wordt niet meer gereageerd. Er is daar natuurlijk geen WiFi. Ze slapen. Etcetera.
Maar nu zie ik steeds David Vann-achtige taferelen. Vader en dochter. De ongerepte natuur. Regen. Ver van de bewoonde wereld. Beren. Een tienjarig meisje middenin de wildernis geknield naast haar half opgegeten vader. Nacht. Huilen. Niemand die haar hoort.
Haar moeder die hier dit zit te typen.

zondag 24 mei 2015

De geest is terug

In een flessenhals zat ik. Klemvast. Ik wist niet hoe lang ik daar al in zat en hoe ik daar ooit in terechtgekomen was, maar het begon er zo langzamerhand te benauwen. Te stinken ook. Dat wist ik. Steeds als ik naar mezelf keek - zo'n grote geest in de hals van een fles gepropt - moest ik denken aan de baby met ernstige afwijking die ik vorige week op sterk water had zien staan. Het enorme, dode snoetje platgedrukt tegen het glas. Ingemaakt. Ik vroeg me af óf en hoe ik ooit levend  uit deze fles tevoorschijn zou komen.
Tot ik op deze Pinksterochtend mijn voordeur opende.
Het begon meteen al op de stoep tegenover mijn huis. Er was een zwembad neergedaald met alleen maar lachende kinderen er in. En in het Diemerpark wandelden en fietsten de mensen, ze sportten, kletsten en her en der lagen ze in het gras. Tegen elkaar aan. Als gouden stipjes waaierden ze voor me uit, dansten ze voor mijn ogen, vingen de ene frisbee na de andere. De babykonijntjes hupsend voor hun voeten. Overal om me heen zag ik families met picknickmandjes. Op het strandje waar ik voorbij holde, werden kleine schepjes in het zand gestoken. Emmertjes werden omgekiept.  Water spatte op. Honden renden rond met stokken in hun bek. Ook zij hadden de geest gekregen. Het was vanzelf gegaan.

donderdag 21 mei 2015

Ver weg

Ik krijg zojuist een berichtje dat vader en dochter in Montréal zijn geland.
Zij zijn duizend zeeën over gevlogen terwijl ik het huis alleen verliet om Deetje op te halen bij een vriendje. Daarna hebben we  gegeten. We hebben met een ballon 41 x overgetikt. We zijn naar de glas- en papierbak gegaan, Deetje op de spacescooter en ik lopend, en daarna weer snel naar huis. In bed las ik haar een verhaaltje van Jubelientje voor. Ik keek een programma over Nederlandse vrouwen die zich bekeerden tot Moslima.
En al die tijd was Jeetje ergens hoog in de lucht, vloog ze steeds verder van ons weg. 


maandag 18 mei 2015

Veilig

'Alles wat we van de mens zien, is dood,' zei de geneeskunde student. Hij droeg een spierwit gekreukt colbertje, een knalrode broek en trok steeds aan de bleke huid van zijn arm om ons het dode te laten zien. 'Allemaal hartstikke dood,' grijnsde hij. 'Maar hieronder leeft het.'
Ik was afgezet voor het AMC, de rest van de familie reed alvast door naar een verjaardag die daar vlakbij gevierd werd op een grasveld. Het was hier niets voor kinderen. Buiten scheen de zon, hierbinnen was het donker.
Met een klein groepje stonden we voor een vitrine met een baby op sterk water met een vissenhuid. Het meisje had als het ware overal eelt en als ze zou groeien, barstte ze uit elkaar. Hij vertelde over de pijn waarmee dat openscheuren van de huid gepaard ging en de vele infecties waaraan ze binnen een week zou bezwijken.
'Alles in de buitenwereld is levensgevaarlijk voor ons,' zei hij, 'daarom hebben we een huid.'
We luisterden naar de anatomie verhalen van de geneeskundestudent die ons rondleidde door museum Vrolik in het AMC. Overal te grote baby's in kleine flessen.  Baby's met afwijkingen op sterk water, Siamese tweelingen, organen, skeletten met syfilis, de schedel van een man die een trap van een paard gekregen had. Een versteende buitenbaarmoederlijke zwangerschap. We stonden te kijken bij kinderen die serenen werden genoemd, omdat ze een soort zeemeerminnenstaart hadden in plaats van benen, en daarna bij de cyclopen. Baby's met één oog in het midden van het gezicht en ergens een soort van slurfje dat een neus moest voorstellen.
We zagen het verloop van een zwangerschap op sterk water. De baarmoeder waarin wij allemaal ooit verbleven en ons veilig waanden.
Daarna wandelde ik naar het feest.

donderdag 14 mei 2015

Vrije dag

We spraken over hemelvaart en dat het een vrije dag is. De kapster vond dat de afschaffing van de slavernij een vrije dag moest zijn. Haar oma was één van de laatste slavinnen.
'Je oma?'
'Ja.'
Via de spiegel keek ik naar haar. De kapster leek me hoogstens begin dertig. Ze zei: 'black don't crack.' Ze vertelde over haar oma op de plantage, die, als ze nog leefde, honderdtien geweest zou zijn. De slavernij is honderdvijftig jaar geleden officieel afgeschaft, maar haar oma's moeder was in gevangenschap geboren en bleef bij haar boer. Ze had een eigen kamertje en kon haar kinderen voeden. Hij was goed voor haar, als ze gehoorzaamde. Ze hadden geen weet van een vrije wil.
'Jee,' zei ik. 'Zo dichtbij.'
'Ja,' zei ze.
Ook vertelde ze dat haar oma later dement werd en dat toen in plaats van het kind, de slavin weer tevoorschijn kwam. We communiceerden via de spiegel. Ik keek naar mijn eigen gezicht en dacht aan die ene onbekende Afrikaan die onze familie al generaties lang donker kleurt. Ook dacht ik aan de veel voorkomende achternaam van slavenhouders die hetzelfde is als die van mijn moeder.


dinsdag 12 mei 2015

Boodschappen

We hebben het in de mei maand zo druk met feesten, dat er nauwelijks tijd is om een blog bij te houden. En als we niet aan het feestvieren zijn, doen we boodschappen voor het volgende feest.
Ook vandaag staan we weer in de rij met een afgeladen volle kar. Achter ons sluit een vrouw aan met een vrijwel leeg mandje.
'Zullen we haar voorlaten,' fluister ik.
'Nee,' zegt man, 'waarom?'
'Ze heeft maar vier dingetjes,' fluister ik. 'Wij minstens vierhonderd.'
'Waarom zouden we haar voor moeten laten dan?' Man duwt onze kar nog iets verder naar voren.
De vrouw met het mandje om haar arm, zegt: 'Nou, wel iets meer dan vier hoor.'
'Ik probeer je te helpen,' zeg ik. 'Ik probeer hem positief te beïnvloeden.'
Ze glimlacht. We kijken naar man. Hij rijdt de winkelwagen naar achter en maakt een kort driftig gebaar dat ze eerst mag. Ze legt haar zes kleine gezonde dingetjes snel op de band voor ons. Ik leg de beurtbalk neer en stapel dozen met zoenen op, blikken sinas, zakken chips, repen chocolade.
'Ik haat boodschappen doen,' zegt man. 



donderdag 7 mei 2015

Jong of oud

'Kun je geen straf geven?' vraagt de cursiste.
'Stráf?'
'Wil je ons straffen als we het huiswerk niet gemaakt hebben?'
'Ons,' zegt een andere cursiste. 'Lèkker dan.'
We zitten in een carré vorm. Het is de vierde les. De groep is volgens mij jonger dan ik gewend ben, maar leeftijd kan ik nooit helemaal goed inschatten. Dat merk je gaandeweg aan bepaalde dingen.
Dat ze op hun eigen tijd binnendruppelen bijvoorbeeld, dat de koffie in het studentencafé te duur wordt bevonden. Liever een automaat. Soms slepen ze grote weekendtassen met zich mee. In de twee uur dat de les duurt, moet er echt een pauze worden ingelast. In hun teksten figureren hele oude mensen.
'Hoe oud is je personage dan ongeveer?'
'Héél oud. Iets in de dertig denk ik wel'
'Iets in de dertig.'
'Nee, ik denk in de véértig zelfs.
'Tjonge,' zeg ik. 'Dat is kapot oud.'
Ze praten over veertigers met burn-outs, alsof die twee zaken met elkaar verbonden zijn.
Afgeschreven. Uitgedaan. Teleurgesteld. Opgebrand. Geestdood. Gesetteld. Niet meer van deze wereld. Nog net niet in een invalide karretje. Maar daar is eigenlijk alles mee gezegd.

zondag 3 mei 2015

Eenwording

Het is gevaarlijk om observaties over je gezinsleven te noteren, de meeste schrijfsters laten het wel uit hun hoofd, je wordt hoe dan ook in de hoek van de minder validen geplaatst, dat weten we nu zo langzamerhand, dus schrijf ik maar beter niets over het kinderfeestje hier.
We zijn bang te worden weggezet in het mierzoete moederschap hoekje. Ik ben daar door mijn boeken en deze tekstjes vermoedelijk vanzelf in terechtgekomen, al is het bijvoeglijk naamwoord 'mierzoet' op mij niet van toepassing. Ergens las ik dat vrouwen niet goed (waarmee 'slecht' wordt bedoeld) kunnen schrijven over het ouderschap omdat ze té persoonlijk betrokken zouden zijn. Voor mij ligt het precies andersom.
Wanneer ik weer eens van een afstand naar mijn leven kijk, verbaas ik me er over hoe het zo heeft kunnen lopen met alles. Wat ik zie komt me vaak genoeg vreemd voor.
Op zo'n moment begin ik meestal in te zoomen, nog verder in te zoomen, we moeten dichterbij komen, nog dichterbij, mijn leven en ik. Hier ga ik net zolang mee door tot het beeld glashelder is. Op het oude Perzische tapijt, naast de tafel waaraan ik zit, verschijnt nu een man in kleermakerszit en naast hem een meisje in een lange nachtjapon met bloemetjesmotief. Ze spelen. De inhoud van de nieuwe doos playmobil omgekeerd tussen hen in. De man zadelt een gevlekt paard op. Het meisje is bezig het witte paard binnen het hekwerk te houden.
'Ik heb te weinig hekjes,' zegt ze tegen het paard, 'ik kan maar een heel klein weitje voor je maken.'
'Sluit me niet op,' zegt het paard, 'sluit me niet op.'
Het meisje galoppeert met het paard door de kamer. Weg van de man, weg van het kleed. De wereld in.
Pas tijdens het schrijven van zo'n stukje vallen we  samen, mijn leven en ik. Dichterbij kan ik niet komen. Ik kan het niet niet opschrijven. Ze zitten er!