Zelfkennis
We waren
geen mensen die zouden trouwen. We waren geen mensen die kinderen zouden
krijgen. We waren al helemaal geen mensen die in een Vinex-wijk zouden gaan
wonen. En van alle stellen die we kenden, zouden wij de laatsten zijn die uit
elkaar gingen.
Over een
week verhuist man naar het Parents House.
Een tijdelijk opvanghuis voor mensen in scheiding. Drie jaar nadat wij op
IJburg kwamen wonen, werd het opgericht door dominee Visser. Er waren veel
buurtbewoners die protesteerden tegen de komst ervan omdat ze bang waren voor
waardevermindering van hun huizen.
Ik weet
nog dat we grapjes maakten over onze Vinex-wijk die als bijnaam Scheiburg
heeft. Over de wachtlijsten die er al waren vóór het huis geopend was. En over
de straat die ‘het testosteronstraatje’ werd genoemd.
We vonden
het toen maar komisch. Dat scheidingshuis.
Zelfs de gedáchte
dat wij van deze voorziening gebruik zouden kunnen maken, kwam niet in ons op. Heel
goed dat zoiets bestond. Maar voor een ander slag mensen. In een parallel
universum.
We hadden
nooit, maar dan ook nooit, kunnen bevroeden dat dat universum drie jaar later
al het onze zou zijn.
“Het is
een heel grappig huis!” zei man na bezichtiging, “ik krijg een best ruime kamer
waar de meisjes en ik kunnen slapen.”
“Wij doen
gewoon IJburg all the way.”
“Misschien
is het ook wel leuk om met anderen te wonen?”
“In elk
geval leuker dan met mij, hè?”
Man deelt
woonkamer, keuken en badkamer met twee andere vaders in scheiding en hun
kinderen. Een soort studentenhuis waar het vaak knoertgezellig schijnt te zijn.
Al waren we nooit zulke knoertgezellige mensen.
We waren
geen mensen die veel anderen nodig hadden. We waren ook al geen mensen die met
een vreemde mevrouw over onszelf zouden gaan praten.
Rijst nu de
vraag wat voor mensen we dan in hemelsnaam wèl waren?
Dat gaan
we dus uitzoeken. Met die mevrouw.
Het
scheidingshuis, daar is niets komisch aan. Het geeft ons een jaar ruimte om
onze vastgelopen patronen te doorgronden en alle praktische zaken goed af te
handelen. Zodat we straks echt samen verder kunnen. Als ouders.
Het gaat
nu eigenlijk best goed. Al had ik bij ‘goed’ ook al een totaal ander idee. En
kan ik me nog steeds iets véél beters voorstellen.
Maar wie
ben ik? Ik durf er geen enkele bewering
meer over te doen. Ik blijf aan het bijstellen.