maandag 27 februari 2017

Column Trouw, 25 feb

Zelfkennis

We waren geen mensen die zouden trouwen. We waren geen mensen die kinderen zouden krijgen. We waren al helemaal geen mensen die in een Vinex-wijk zouden gaan wonen. En van alle stellen die we kenden, zouden wij de laatsten zijn die uit elkaar gingen.
Over een week verhuist man naar het Parents House. Een tijdelijk opvanghuis voor mensen in scheiding. Drie jaar nadat wij op IJburg kwamen wonen, werd het opgericht door dominee Visser. Er waren veel buurtbewoners die protesteerden tegen de komst ervan omdat ze bang waren voor waardevermindering van hun huizen.
Ik weet nog dat we grapjes maakten over onze Vinex-wijk die als bijnaam Scheiburg heeft. Over de wachtlijsten die er al waren vóór het huis geopend was. En over de straat die ‘het testosteronstraatje’ werd genoemd.
We vonden het toen maar komisch. Dat scheidingshuis.
Zelfs de gedáchte dat wij van deze voorziening gebruik zouden kunnen maken, kwam niet in ons op. Heel goed dat zoiets bestond. Maar voor een ander slag mensen. In een parallel universum.
We hadden nooit, maar dan ook nooit, kunnen bevroeden dat dat universum drie jaar later al het onze zou zijn.
“Het is een heel grappig huis!” zei man na bezichtiging, “ik krijg een best ruime kamer waar de meisjes en ik kunnen slapen.”
“Wij doen gewoon IJburg all the way.”
“Misschien is het ook wel leuk om met anderen te wonen?”
“In elk geval leuker dan met mij, hè?”
Man deelt woonkamer, keuken en badkamer met twee andere vaders in scheiding en hun kinderen. Een soort studentenhuis waar het vaak knoertgezellig schijnt te zijn. Al waren we nooit zulke knoertgezellige mensen.
We waren geen mensen die veel anderen nodig hadden. We waren ook al geen mensen die met een vreemde mevrouw over onszelf zouden gaan praten.
Rijst nu de vraag wat voor mensen we dan in hemelsnaam wèl waren?
Dat gaan we dus uitzoeken. Met die mevrouw.
Het scheidingshuis, daar is niets komisch aan. Het geeft ons een jaar ruimte om onze vastgelopen patronen te doorgronden en alle praktische zaken goed af te handelen. Zodat we straks echt samen verder kunnen. Als ouders.
Het gaat nu eigenlijk best goed. Al had ik bij ‘goed’ ook al een totaal ander idee. En kan ik me nog steeds iets véél beters voorstellen.
Maar wie ben ik?  Ik durf er geen enkele bewering meer over te doen. Ik blijf aan het bijstellen.


Geen opmerkingen: