Kleine dingen waar ik stiekem blij van word.
Dat we de komende
drie weken minstens twaalf middelbare scholen moeten bezoeken met de elfjarige
en daardoor verplicht zijn veel vaker samen te eten dan Het Schema voorschrijft.
Dat we ons
sowieso slecht aan ons eigen schema blijken te houden.
Dat het
eigenlijk beter met ons gaat als we elkaar door de week wél af en toe zien, dan
als wij elkaar helemaal niet zien.
Bij thuiskomst
de auto voor onze deur zien staan met een achterbak vol hout voor in de kachel.
Man die voor
mij en hem een Indiase curry heeft gemaakt en voor de meisjes spaghetti
bolognese. En dat hij als hij de curry serveert, zegt dat er eigenlijk nog
verse koriander bij moet en gehakte cashewnoten. Het halve limoentje naast mijn
bord, de andere helft knijpt hij fijn boven zijn bord.
“Heb je
cashewnoten?” vraagt hij.
Dat ‘je’
verpest de boel heel even.
Er, vlak
voor ik naar de les vertrek, toevallig achter komen dat er weer een
achterlampje op mijn fiets zit.
Zijn veel te
grote skihandschoenen aan hebben.
Dit appje
ontvangen: ‘Hoe ging je les?’
Bij
thuiskomst op het raam tikken, in plaats van in mijn tas naar de huissleutel
zoeken.
Zijn oude
legerdumphandtas gebruiken.
Zijn
lippen die per ongeluk vijf tellen op de mijne blijven hangen, in plaats van de
ene tel die normaal voor een afscheidszoen staat.
Dat we
2017 - ondanks alles – gewoon met z’n vieren onder één dak zijn begonnen, en
dat ik voor het eerst in maanden zijn stem weer hoorde in de morgen. Al kwam
die uit de logeerkamer.
Zijn stem
en de lach van de zesjarige.
Op de
eerste dag van het nieuwe jaar met het gezin de uitpuilende afvalcontainers van
La Place in Hilversum doorzoeken. Met witte wegwerphandschoenen aan.
We waren
alweer bijna in Amsterdam toen de elfjarige erachter kwam dat haar beugel niet
in haar mond zat.
Ik had
geen beter beeld kunnen bedenken dan dat van het uiteengevallen gezin, op 1
januari, gehurkt op het grauwe achterplaatsje van een restaurantketen, graaiend
in vele reuzenvuilniszakken.
Het gezamenlijke
doel dat ons bond.
De
triomfantelijke kop van man toen hij tenslotte het beugeltje uit een met
ketchup doordrenkt servetje viste en omhooghield.
Zijn
uitroep: “Zie je wel! Ik vind altijd álles terug!”
Tot nu toe
is man inderdaad altijd degene geweest die terugvond wat verloren was geraakt,
niet ik.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten