zaterdag 27 april 2013

Bijna jarig

'Een oranje vlaggetje op de tram!' roept Deetje. Over de IJburglaan fietsen we, ik heb de bijna driejarige achterop, de bijna acht- en negenjarige fietsen naast of achter me. En dan fietsen ze weer voorop. Ze zijn druk in gesprek. We zijn de hele ochtend in de speeltuin in het Theo Van Goghpark geweest. Het was er precies goed. Schommels, kabelbaan, glijbanen. Voor we weer gingen hebben we oranje donuts gegeten. 'Waar blijft de koning nou?' vroeg Deetje voor ze er in hapte. Ze keek om zich heen. Het was de verjaardag van de koning, we aten een donut, maar waar bleef de jarige job zelf nu eigenlijk?
Bij de espressofabriek zitten mensen op het terras. Het ziet er goed uit. Al dragen ze dikke jassen.
'Oók op de bus een vlaggetje!' roept Deetje nu. Het is waar. Overal wapperen de vlaggen.
Hier fietst de bijna veertigjarige. En meteen daarna bedenk ik dat ik zeker op de helft van mijn leven zit. Hoe afgrijselijk snel dat gegaan is. Ik denk aan de mensen die ik ken en al lang over de helft van hun leven zijn. Nog meer denk ik aan het niet weten hoe lang nog. Voor iedereen. Misschien is dit wel anderhalve week voor het einde. De IJburglaan is lang en kaarsrecht en je kunt erg veel nare dingen denken als je daar op rijdt, terwijl je tegelijkertijd echt gezellig met je dochters en haar vriendin aan het fietsen bent.
'Na de koning ben ik jarig, hè? zegt Deetje. 
'Ja, dan ben jij jarig.'
'Ik krijg ook vlaggetjes.'

donderdag 25 april 2013

De leuke vader

Bij een optreden van Jeetje en haar klas in het muziekgebouw ontmoet ik een leuke vader. Hij helpt ook mee de kinderen de tram in te begeleiden, er weer uit en ze daarna het muziekgebouw in te loodsen. Als schaapjes. En wij zijn de herders.
Eenmaal in de zaal waar het zo dadelijk allemaal zal gebeuren, vraagt hij: 'ken ik jou van dat krantje?"
'Ja, dat kan.'
'Leuke stukjes. Vooral over die seksfeesten.'
'Mijn onderzoek naar de seksfeesten is helaas doodgelopen,' zeg ik.
'Het is vreemd met ouders,' zegt de leuke vader, 'ze hebben het alleen nog over hun kinderen. Alsof mensen als ze ouders zijn ineens binnen bepaalde grenzen blijven. Ze schieten in een mal. Terwijl ze zo niet zijn.'
'Ja, vandaar die stiekeme seksfeesten dus. De ontsnapping.'
'De eerste keren dat ik op het schoolplein kwam, viel het me behoorlijk tegen,' zegt hij.
'Ik heb al geprobeerd de seksfeesten zo persoonlijk mogelijk te maken,' zeg ik. 'Terug naar de kern.'
'Dat is goed. Dat moet je altijd doen. Het kan niet persoonlijk genoeg!'
'Ik wilde een hele reeks schrijven over mijn bezoekjes aan de buren en dat het daarmee in wezen begint. Maar ik bleef steken bij één stukje.'
De vader kijkt mij aan. Hij zegt: 'Misschien moet je het juist even helemaal aan de andere kant van het spectrum zoeken.'
'O zo,' zeg ik.
Om ons heen stroomt de zaal vol met kinderen en ouders. De voorstelling begint. Ik blijf maar nadenken over de andere kant van het spectrum van de seksfeesten.

dinsdag 23 april 2013

De doos

Een paar dagen voor de verjaardag van man werd er een grote bruine doos bij ons afgeleverd met aan beide zijden de afbeelding van een gril. Daaronder het woord 'grill'. Het handvat van ons tosti-ijzer was afgebroken omdat het brood dat we ertussen stopten te dik was. Dat zou met zo'n gril niet gebeuren, dacht ik zo. Man was de enige die thuis was toen de doos bezorgd werd en hij had de doos dus ook in ontvangst genomen.
'Wat zit er in die doos, papa?' vroeg Jeetje toen ze thuiskwam.
'Boeken voor mama denk ik,' zei hij.
'Die doos is het cadeau voor papa. Niet zeggen,' zou ik haar later influisteren. 'Dat is ons geheim.'
Jeetje glunderde. Sindsdien werden er onophoudelijk zinspelingen gemaakt over de doos en over tosti's.
'Papa, we brengen even de doos met boeken voor mama naar boven, hoor!'
'Jammer hè? Dat we geen tosti's meer kunnen maken?'
We pakten de doos samen in en verborgen de doos daarna onder jassen en dekens. We barricadeerden de deur voor de bijna-jarige. Een dag voor het feest nam Jeetje haar kleine zus mee naar boven om haar deelgenote te maken van de doos.

De klein zus riep bovenaan de trap al: 'Er staat een groot cadeau op mama's werkkamer!'
'O ja?' zei man.
'Ja, dat is een verrassing,' zei ze. 'Voor jouw verjaardag! Een heel groot cadeau.'
'Dat mag papa niet weten, hè?' zei ik.
'Nee!,' zei ze blij.

's Avonds voor het slapengaan zei Deetje nog. 'Papa? Het tosti-ijzer is toch stuk, hè?'
'Ja, het tosti-ijzer is stuk,' zei man.
'Ja. En als jij morgen jarig bent, is het tosti-ijzer niet meer stuk!'

Toen de grote dag aanbrak, terwijl man het papier van de doos scheurde, was de spanning om te snijden. Wat zou erin zitten?

vrijdag 19 april 2013

Nostalgie

De afgelopen maand luisterde ik vrijwel non-stop naar Michael Jackson. Het was mijn schrijfmuziek. Het is grappig dat alles wat je schrijft z'n eigen muziek heeft. Een paar dagen geleden zag ik de documentaire This is it nog een keer. De repetities van zijn grote toer. De laatste dagen van Michael Jackson. Hij intrigeert me eigenlijk mateloos, die man. Met z'n neus. Of eigenlijk zonder neus. Nu hoef ik niet meer te luisteren naar Michael Jackson. Maar doe ik het nog. Zoals ik mijn kamer op zou mogen ruimen, maar dat juist nog niet doe. Elk boek dat ik uit de boekenkast trok toen ik aan het schrijven was, ligt op de grond. In stapeltjes tegen de muur en op de vensterbank. Overal ligt papier. Aantekeningen. Ze zijn niet meer nodig. Er mag een bezem doorheen.


woensdag 17 april 2013

Klassiek

Er vonden hier gisteravond na het eten twee nogal klassieke scènes plaats.

Deetje (bijna 3) zat aan tafel te tekenen.  Ze vroeg me of ik een poppetje voor haar wilde maken.
'Hoofdje, buikje, benen, armen, benen, haartjes, ogen, neus, mond,' zei ik hardop. Ze volgde mijn potloodstrepen nauwgezet, alsof ik haar tekenlerares was. Toen ik klaar was, tekende zij een poppetje.  Ze tekende werkelijk alles op de goede plek, maar vergat - zoals dat hoort bij peuters - de buik. De armen en de benen werden aan het grote hoofd bevestigd.
Ik zei: 'Alleen de buik nog.'
Met haar tong uit haar mond tekende ze nog een paar poppetjes. Weer buikloos. Een heel leger koppoters kwam er nog tevoorschijn.

 Jeetje (bijna 8) zat even verderop achter de piano. Naast haar zat man.
'Ik wil een man zijn,' hoorde ik haar tegen hem zeggen. 'Ik wou dat ik een man was!'
'Waarom?'
'Dan kon ik met een vrouw trouwen. Vrouwen zijn allemaal veel mooier.'
'Je kunt ook als vrouw trouwen met een vrouw hoor,' riep ik vanaf mijn plek. 'Niks mis mee.'
'Ik kan nooit zo'n leuke man vinden als jou, papa.' Ze zuchtte.  'Ik ben verliefd op jou.'

dinsdag 16 april 2013

Wat nu?

Goed. Klaar. Af. Uit. Boek vier. (Boek drie heb ik overgeslagen) Najaarsaanbieding 2013 wordt het. Dat is mooi, heel mooi, niet lang geleden leek dit allemaal nog erg ver weg.
Het was een magisch moment vanmorgen. In de hal van de uitgeverij stonden we, mijn redactrice en ik.  Ietwat onwennig tegenover elkaar. Het proces was eigenlijk nog maar net begonnen. We hadden een paar keer koffiegedronken. We kennen elkaar nog niet. Maar dat is niet altijd nodig blijkbaar.
Bij de Jaren at ik een broodje zalm, dronk een kopje muntthee. En daarna fietste ik naar huis. Wat nu? dacht ik.

maandag 15 april 2013

Witte zak

Het is vrijdag. De stocksale van een kinderkledingmerk begint om tien uur, om kwart voor tien was ik er al. Vroeg dacht ik zelf. Ik dacht slim te zijn. Maar de rij met vrouwen staat al tot aan het einde van de straat. Mijn neiging om meteen rechtsomkeert te maken, negeer ik. Het is goed om die impuls soms te negeren, heb ik geleerd. Ik kan ook gemakkelijk blijven, ik heb nu alle tijd, mijn werkje is in handen van de anderen, het weer is goed, misschien gebeurt er hier zelfs nog iets voor in een Brugcolumn. Sommige vrouwen hebben kartonnen bekers met koffie in hun hand. Sommigen komen hiervoor uit Haarlem  hoor ik. De meesten zijn met een vriendin. Behalve ik en de zwangere naast me. Wij twee zwijgen aan één stuk door. Meer gebeurt er niet. Of ik krijg het niet mee.
Voor ik het weet sta ik in een witte ruimte vol kledingrekken en vrouwen met witte plastic tassen. Ook ik loop met zo'n witte vuilniszak. Met rode hoofden doorkruisen we de ruimte, graaien we in het rond, nemen jurkje en tuniekjes van de rekken, stellen ons voor hoe die onze kinderen zullen staan.  Even vergeten we alles. Totdat we weer in een rij belanden. Om eruit te komen deze keer. Ik maak een foto van de lange slingerende rij  vanaf de ingang naar de uitgang. Ik heb nog geen man hier gezien. Geen man zou in een rij gaan staan om te mogen betalen. Maar ik sta er. Ik ben ook geen man. Weer buiten zie ik dat er gebeld is. Het telefoontje waar ik deze week min of meer op aan het wachten was.

vrijdag 12 april 2013

Gevaarlijk

De afgelopen week was vreemd. Zeker in vergelijking met de weken ervoor toen ik dag en nacht bezig was met het te schrijven boek. Het maakte niet uit waar ik zat, of het lawaaiig was. Er waren geen strikte voorwaarden waaronder ik werken kon. Het ging maar door. Dat is het beste. Maar deze week was er een van ledigheid. Wachten. Met beide benen sta ik op de grond en kijk rondom mij heen. Het is een zooitje geworden in mijn kamer. Op de school en de crèche is alles hetzelfde gebleven.  Op de uitgeverij wordt geborreld in fel licht. Ik heb het idee dat ik heel lang naar het buitenland geweest ben en nu net weer terug. Het miezert hier.
'Je hebt op je blog geschreven dat je op send gedrukt hebt,' zei een collega tegen me. 'Dan gaan ze je feliciteren en zo. Wil je dat wel?'
Ik knikte. Het was zo. Ik wist het. Aan de ene kant was het voorbarig, maar aan de andere kant klopte het dat ik dat deed. Omdat ik iets stuurde waar ik achter stond. Dat is best heel wat. Ergens achter staan. Dat is gevaarlijk.

woensdag 10 april 2013

Onze strijd

'Pas op de natuur neemt het van ons over.' We kijken door de glazen pui van de kapperszaak in mijn straat naar de eenden die aan de andere kant staan. Een mannetje en een vrouwtje zo te zien. Eentje is namelijk bontgekleurd en de andere is grijs/bruin. Zo staren we naar elkaar, gescheiden door het glas gelukkig, natuur en cultuur. Tot de eenden besluiten door te lopen. Op hun oranje vliezen wandelen ze door een totaal versteende wereld. Op hun gemak. Alsof ze lunchpauze hebben. Toen ik ze voor het eerst tegenkwam, een week of twee geleden, dacht ik dat het verdwaalde eenden waren. Maar niets is minder waar. Ze komen hier steeds weer terug, wordt mij nu verteld. Het zijn bekende eenden. Het is alsof ze iets willen. Als buiten de twee eenden uit ons zicht verdwenen zijn, gaan wij binnen door met onze strijd tegen de natuur, het oprukkende grijs.  Alsof dat zin zou hebben.

dinsdag 9 april 2013

Rustig

Tijd van wachten is tijd van lezen. Dus kocht ik gisteren dan eindelijk Vader van Karl Ove Knausgard.    Het is niet zo dat ik geen enkel ongelezen boek meer hier heb liggen. Aan beide zijden van mij stapelen ze zich op. Er is een half jaar vakantie voor nodig om de stapel weg te werken. Zonder kinderen. En dat laatste zou ik ook weer niet willen. Dus het wordt gewoon hapsnap lezen zoals altijd. Ik bedenk me nu dat we het laatst, tijdens een geheime bijeenkomst, nog hadden over dat ene halve uurtje per dag dat mensen over schijnen te hebben. Het ging erom dat wij die tijd in moesten zien te pikken met onze verhalen. Het kort verhaal als ideale vorm.
Voor ik Vader kocht, fietste ik nog naar een zieke vriendin, geen zieke vriendin maar gewoon een vriendin met griep. Bij haar lunchte ik. Ik had iets smerigs meegenomen voor op het brood, maar zij wilde dat graag eten. Ze legde repen Tony Chocolonely op tafel en toen ik weer wegging deed ze die repen weer terug in de kast. We praatten over in hoeverre je jezelf kunt vertrouwen, je eigen mening over wat je maakt. We kwamen er niet helemaal uit. Ook hadden we het erover waarom je bij het lezen van sommige literatuur zo rustig wordt. De uitkomst was dat dat goede literatuur moest zijn. Van het lezen van de boeken van Gerbrand Bakker word je rustig. Dat zit ook in zijn blogs. Maar wat dat precies is? Ik heb het ook heel sterk als ik Coetzee lees.
In de Bijenkorf paste ik spijkerbroeken, maar ze zaten allemaal niet goed. Bij de HEMA kocht ik een kinderwcbril en salmiaklolly's. Op de terugweg at ik op de fiets vijf lolly's achter elkaar, deed de stokjes in mijn jaszak en probeerde te onthouden dat ik die straks ongezien de prullenbak in zou moeten doen. Dat deed ik.

maandag 8 april 2013

Send

'Hoe is het met je boek?'
De afgelopen twee jaar een veelgehoorde vraag waar ik almaar iets anders op antwoordde. Of: bezig. Of: moeilijk. Iets te vaak zei ik: moeilijk. Tot ik Moeilijk in hoogst eigen persoon werd. Het laatste wat ik over dat boek zei was: 'Ik heb het weggedaan.'
Na er ongeveer twee jaar aan te hebben gewerkt, moest het weg. Of vriendelijker gezegd: blijven liggen. De dag erna begon ik met iets nieuws. Een idee dat er nog lag voor ik met de roman begon.
Nu een kleine vier maanden later is het 'af', heb ik op send geduwd.
Toen ik net uit raam keek zag ik op de gevel van het huis, rechts van het onze, de spreuk die er ingebeiteld is: Waar veel mensen zijn, moet meer lucht. Adem.
Ik haal adem.

donderdag 4 april 2013

Superieur

We zaten in de personeelsruimte. Mijn collega at soep en ik bokkenpootjes. Ze vertelde over haar eerste keer op een basisschool - ze bracht het kind van haar vriend naar school - en de ontmoeting met Moeders. Hun superieure blikken. 'O jij schrijft. Leuk. Leuk.' Alsof die Moeders nou zo nuttig bezig waren. Met het snotterige kroost aan hun benen en in kangoeroebuidels op hun buik.
'Kijken alle moeders zo?' vroeg ik.
'Ja allemaal!' zei ze. 'Allemaal even superieur.'
Ik knikte, propte het bokkenpootje naar binnen en transformeerde in een vrouw zonder kinderen. Transformeren, daar ben ik sowieso goed in. Kameleon had ik moeten worden.Dit terzijde.
Voor het met mij zover kwam, voelde ik me juist superieur aan de mensen die vertelden dat ze zwanger waren. Ik vond ze  zielig. Alsof ze niets beters wisten te doen met hun tijd. Wie koos er vrijwillig voor zo'n slavenleven? Nou ik niet. Ik nooit. Ook wist ik zeker dat er nooit één kind in mijn geschriften terecht zou komen. Zo oninteressant. Die gedachte herinner ik me vrij letterlijk. Daar word ik nog ongemakkelijk van.
Terwijl ik de derde bokkenpoot uit de trommel pakte, bekeek ik de collega tegenover me. Ze was jong, mooi, had de liefde van haar leven gevonden en zag overal superieure moeders.
Misschien ook in mij.

woensdag 3 april 2013

Moeder wordt niet goed

's Avonds, net als ik nog even door wil werken, huilen de dames. Nee, dat is overdreven.  Eén dametje huilt. De andere fluistert steeds dat ze niet kan slapen. Nog voor ze het geprobeerd heeft.
Drie keer ben ik al teruggekomen voor de huilende. Dorst. Pop gevallen. Speentje gevallen. (Lees: gegooid) Bij de vierde keer, ik zit net achter mijn computer als ik het hese gebrul weer hoor, stamp ik de trap af. Moeder is er klaar mee.
Ze heeft bloed, zegt ze. Ze moet nu een pleister. Ik knik.
Het is beter te gehoorzamen dan nu een scène te gaan maken over gebiedende wijs, bloed en pleisters. Nodig of niet nodig. Het gaat mij er tenslotte om dat ik nog even door wil werken. 
Dus moeder gaat op zoek naar pleisters. In de badkamer zoekt ze. Alle kastjes en laatjes trekt ze open, maar nergens een pleister te zien. De tijd tikt door. De hele bovenverdieping haalt ze overhoop voor een fucking pleister. Moeder wordt niet goed.
Uiteindelijk onderbreekt de tweejarige haar gehuil om mij kalm een aanwijzing te geven: 'De pleisters liggen beneden, mama!'
Uit de andere kamer roept de slapeloze zevenjarige: 'Ja! In de bruine kast, in het laatje.'