Het is vrijdag. De stocksale van een kinderkledingmerk begint om tien uur, om kwart voor tien was ik er al. Vroeg dacht ik zelf. Ik dacht slim te zijn. Maar de rij met vrouwen staat al tot aan het einde van de straat. Mijn neiging om meteen rechtsomkeert te maken, negeer ik. Het is goed om die impuls soms te negeren, heb ik geleerd. Ik kan ook gemakkelijk blijven, ik heb nu alle tijd, mijn werkje is in handen van de anderen, het weer is goed, misschien gebeurt er hier zelfs nog iets voor in een Brugcolumn. Sommige vrouwen hebben kartonnen bekers met koffie in hun hand. Sommigen komen hiervoor uit Haarlem hoor ik. De meesten zijn met een vriendin. Behalve ik en de zwangere naast me. Wij twee zwijgen aan één stuk door. Meer gebeurt er niet. Of ik krijg het niet mee.
Voor ik het weet sta ik in een witte ruimte vol kledingrekken en vrouwen met witte plastic tassen. Ook ik loop met zo'n witte vuilniszak. Met rode hoofden doorkruisen we de ruimte, graaien we in het rond, nemen jurkje en tuniekjes van de rekken, stellen ons voor hoe die onze kinderen zullen staan. Even vergeten we alles. Totdat we weer in een rij belanden. Om eruit te komen deze keer. Ik maak een foto van de lange slingerende rij vanaf de ingang naar de uitgang. Ik heb nog geen man hier gezien. Geen man zou in een rij gaan staan om te mogen betalen. Maar ik sta er. Ik ben ook geen man. Weer buiten zie ik dat er gebeld is. Het telefoontje waar ik deze week min of meer op aan het wachten was.
maandag 15 april 2013
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten