Het verschil
tussen ons en de andere mensen: papa en ik zijn geen gezelschapsdieren.
Ik denk dat
het voor mama beter zou zijn geweest als we dat wel waren. Zij kletst
graag. Maar op de dag dat ze het sanitair net weet te vinden en tegen de mensen daar begint aan te praten, vertrekken we. Als ze op de volgende
camping eenmaal doorheeft hoe de paadjes lopen, is dat een teken dat we moeten gaan. Mama vindt namelijk altijd iemand. Ook al
staan we op hele kleine campings waar geen hond naartoe gaat omdat het er
uitgestorven is, in de wijde omgeving niets te beleven en het landschap
eentonig. Naaldbossen. Daar zijn we van gaan houden.
Terwijl papa en ik de spullen inpakken, gaat mama alvast in onze auto zitten wachten, met de deuren en ramen dicht. Een
snelkookpan. Ze kan er absoluut niet tegen als de tent neergaat en ons kamp
wordt opgebroken. Soms lijkt het of ze bang is dat we haar vergeten mee te
nemen. Zoals dieren dat vaak hebben. Gelukkig
hebben we maar een klein tentje en is het inpakken zo gebeurd. Papa en ik zijn op elkaar ingespeeld.