De middaglessen zullen zo starten. De docentenkamer zit vol.
'Ik ben drie keer getrouwd en drie keer weggegaan,' zegt de ouwe dichter.
'Hij heeft daar hele mooie poëzie over geschreven,' zegt iemand anders. 'Heel mooi.'
De dichter begint op gedragen toon z'n poëzie te reciteren. Iets over drie nesten die hij achtergelaten heeft.
'Ja, zo doe jij dat,' zeg ik, 'vertrekken en er dan gevoelige gedichten over schrijven. Tjonge jonge.'
'Heb jij er zelf soms ervaring mee?'
Ik vertel over mijn recentelijk weggelopen man.
'En dan zit jij zo te lachen hier,' zegt een schrijfster, 'maakt het jou dan niks uit?'
'Jawel.'
'Ik snap niet dat jij hier zo kan zitten.' Ze praat over de dag dat zij thuis vertrok, met alleen een krakkemikkige printer, en dat ze daar twee jaar lang totaal van in de kreukels lag. Maar dan ook totáál.
'Had je gewoon thuis moeten blijven, hè.'
Ze kijkt me aan.
'Wat voor type is jouw man?'
Nog voor ik uitgepraat ben, zegt ze: 'O, die komt niet terug. Dat heb je met die aardige mannen, ik ken ze, ze doen er heel lang over om tot een besluit te komen, en áls ze dan eenmaal iets besloten hebben, dóén ze het ook, en komen ze er niet meer op terug, nooit meer. Zo zijn ze.'
'Och misschien heeft hij gewoon een tijdje afstand nodig,' zegt weer een ander.
'Zit jij haar nou hóóp te geven?' zegt de schrijfster.
De ouwe dichter vertelt dat ik meteen een nieuwe man moet opduikelen. In het café. Of waar vind je ze tegenwoordig? Zijn relaas eindigt met iets over tinder.
Ik denk: het lijkt of we in een bekend sjabloon passen. Iedereen weet hoe het afloopt. Hoop is ongegrond.
En dan is het tijd om les te gaan geven.
zondag 6 november 2016
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten