Na de lunch bracht ik de meisjes naar Boven de Turk. Voor het eerst zouden ze er een nachtje slapen. We liepen naar het begin van onze straat. Ik met een kist speelgoed in mijn handen en een Vomartas met spelletjes om mijn schouders. Deetje trok haar roze rolkoffer vol barbies achter zich aan. En Jeetje droeg de tas met kleren, pyjama's en tandenborstels die we toch dubbel hadden. Ze hadden hun schooltas voor morgen - met een leeg bekertje en een leeg broodtrommeltje erin - al om.
'Ik weet niet waar het is,' zei ik. 'Jullie laten het me zien, hè?'
'Het lijkt wel of we er gaan wónen,' zei Jeetje.
'Nee joh,' zei ik, 'we nemen dit mee om het huis van papa gezellig te maken voor jullie.'
We schopten steeds tegen de herfstblaadjes die in bergen op het trottoir lagen.
De meisjes belden aan bij een vreemd nummer met een onbekend naamplaatje ernaast. De buitendeur klikte open. De lift was kapot dus sjouwden we de spullen twee trappen op.
Vanuit mijn ooghoeken zag ik man al staan. Zag ik hoe hij in een vreemde deuropening leunde. Op sokken. Zijn kalme voorkomen, zijn vriendelijke glimlach. Hij vond het spannend, dat zag ik ook.
Er klonk een muziekje van ons thuis.
'Het stinkt hier hè?' zei Jeetje toen we in de hal stonden. De meisjes liepen langs hun vader heen de woonkamer in en ik rende als een kip zonder kop achter ze aan. Ergens moet ik die kist en die Vomartas nog neergezet hebben. Ik weet het niet meer.
'Hee Elke.' Zijn aimabele stem. 'Hee Elke.'
'Ja, ik ga,' zei ik.
En ik ging.
Het was een heel korte weg terug naar huis. Ik had niets bij me. Ik deed de haak op mijn voordeur.
Ik was veel liever volledig in elkaar getrimd, dan dit.
woensdag 23 november 2016
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten