Na de film Stellet Licht dronken we nog twee kopjes muntthee. Toen we wilden vertrekken, zei mijn vriendin opeens:
'Er leeft geloof ik iets in mijn jas.'
Ze liet haar stem zakken: 'Er lééft iets in mijn jas.' We keken om ons heen. Of iemand het gehoord had. Het was raar wat ze zei. We lachten er een beetje bij. We wisten allebei dat het natuurlijk niet waar was. Ze dácht alleen maar dat er iets leefde in haar jas. Na zo'n film leek alles mogelijk. En, eerlijk is eerlijk, mijn vriendin zelf had ook best vaak vreemde gedachten. Dus we vonden het grappig.
Totdat we Het Beest, in een overvol café, uit de mouw van haar jas zagen lopen. We gilden hoog. We begonnen onze jassen driftig uit te schudden.
'Het was best een grote,' zei ze.
'Nou,' piepte ik, 'een zwarte.'
'Hij zat er al de hele avond,' zei ze. 'Als ik mijn hand op mijn jas legde, voelde ik al steeds iets bobbelen. Maar dan denk je toch dat je je zoiets maar inbeeldt.'
We begonnen op en neer te springen. Om het grote zwarte beest te verjagen.
vrijdag 14 maart 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
1 opmerking:
Dat zijn nog eens oneliners!
Een reactie posten