donderdag 19 januari 2012

Van de vlam en het vuurtje

Ik gooide de stapel papier net naast de kachel. Er brandde een lekker vuurtje. Maar in mijn blinde woede dacht ik weer wel: ik gooi het ernaast, zonde als ik het straks opnieuw uit moet printen.

Ik had een gesprek over schrijven en zij zei dat het haar uiteindelijk om het leven ging en niet om de literatuur. De literatuur was een middel om meer over het leven te weten te komen. Om het te kunnen verklaren. Ik moest daar even over nadenken. Maar kon daar tenslotte mee instemmen. Al moet het goed opgeschreven zijn.

Ik luisterde naar een podcast van de Avonden waarin een jonge schrijfster vertelde over haar werk en waarom ze juist dit boek geschreven had. Ze zei dat het haar in eerste instantie niet om de betekenis van woorden ging, maar om de klank. Ook hoorde ik haar vertellen dat ze bewust nergens keuzes had gemaakt. Het meeste was in het midden gelaten. De personages bestonden misschien niet eens. Het was aan de lezer. Ik bewonderde haar heel erg om de trefzekerheid waarmee ze sprak, de zelfverzekerdheid, ze wist het echt prachtig te zeggen. Het sloeg alleen nergens op.

Ik luisterde ook naar een podcast waarin een oudere dichter voorlas en over zijn werk vertelde. Hij zei gewoon: dit gedicht heb ik geschreven omdat ik me zo schuldig voelde omdat ik mijn moeder haast nooit bezoek. Ik geloofde hem. En wat hij voorlas was geweldig. Ik kende hem nog niet. Ik ga hem nu lezen.