donderdag 9 juni 2016

De hond en ik

Ik liep te somberen over straat met mijn Turks Brood en twee bakjes aardbeien voor 5 Euro in een plastic tasje, toen ik voor het eerst aan de hond dacht.
Ik neem een hond, dacht ik. Een trouwe hond die altijd goed gehumeurd is. En nimmer van mijn zijde wijkt. Een Golden Retriever. Ze schijnen niet heel intelligent te zijn, maar dat hoeft van mij ook helemaal niet. Het gaat mij om zijn zonnige karakter.
De hond is altijd blij om mij te zien. Overal waar ik ben, is de hond. Als ik lesgeef, ligt in de hoek van het klaslokaal de hond op mij te wachten.
Als ik schrijf, slaapt de hond naast me. De hond en ik gaan samen op de achterflap van mijn nieuwe boek. Ga ik hardlopen, rent de hond blij met mij mee. Het zou voor de kinderen ook geweldig zijn, zo'n hond in huis om mee te knuffelen. Er staat nog altijd een foto van de Golden Retriever waarmee ik ben opgegroeid in mijn werkkamer. Daar kijk ik de laatste tijd veel naar.
Thuisgekomen zette ik de boodschappen op het aanrecht, googelde op Golden Retriever pups en keek of ik mijn hond er al tussen zag. Ik liet een nestje met goudblonde puppy's aan mijn buurvrouw zien. 'Schattig toch?' zei ik.
's Avonds appte de buurvrouw: 'Nog effe de hond uitlaten en dan lekker onder de wol!'
Toen ik vanmorgen koffiedronk met een collega zei hij: 'Een hond? Niets erger dan vrouwen met honden.'
Maar dat was gewoon jaloezie. Hij was nu eenmaal geen hond. Bij het Kruidvat heb ik daarnet alvast een roze etui gekocht met een afbeelding van mijn gouden hond erop. En de woorden: Best Friends Forever.
Eerst naar New York. Dan de hond.





Geen opmerkingen: