Deetje vertelt aan het ontbijt dat haar vriendinnetje - Teetje - heeft gezegd dat sinterklaas helemaal niet bestaat en dat de ouders degenen zijn die de cadeaus kopen. Dat gelooft Deetje uiteraard niet. Maar er zijn toch veel dingen die ook zij niet kan rijmen. Dus vraagt ze het na. Haar ernstige, groene ogen kijken me aan.
'Hij bestaat,' zeg ik.
'Ben jij nog wel heel verliefd op papa eigenlijk?' is haar volgende vraag.
'Wat hoor ik nou?' Op het schoolplein komt Teetjes moeder naar me toe. Ze vertelt dat Deetje aan haar dochter heeft gemeld dat haar ouders gaan scheiden.
'Dat is zo.'
'Júllie.'
'Ja,' zeg ik. En heel zachtjes voeg ik eraan toe: 'voorlopig.'
'Jezus, dat is even wat anders dan het geloof in sinterklaas,' zegt ze.
Ik denk aan geloof. Geloof in je ouders. Geloof in sinterklaas. Hoe alles waarop je bouwde op zesjarige leeftijd al niet de waarheid blijkt te zijn. Hoe dé waarheid niet bestaat, maar hoe we die wel kunnen creëren. Het huwelijk is ook een geloofsovertuiging, een verhaal dat ophoudt te bestaan zodra één van de twee er niet meer aan meedoet.
In het boek Contouren van Rachel Cusk lees ik daarnet: 'En uiteindelijk besefte ik dat hun ruzies nooit konden worden bijgelegd zolang het doel was om de waarheid te achterhalen, aangezien er geen eenduidige waarheid meer bestond - dat was nu juist het hele probleem. Er was geen sprake meer van een gedeeld wereldbeeld of zelfs van een gedeelde werkelijkheid. Elk van beiden zag de dingen nu enkel nog vanuit zijn eigen perspectief. Er was maar één wereldbeeld dat ertoe deed.'
maandag 31 oktober 2016
zondag 30 oktober 2016
Eerste ontmoeting
Het was wéér zaterdag. Na een dag lesgeven fietste ik van de Herengracht naar huis. Hoe dichter ik mijn huis naderde, hoe groter de tegenzin. Ik had 2 dagen geen enkele vorm van contact met man gehad. Dat betekent: ik had hem geen app-berichtjes gestuurd.
Goed, ik was op weg naar huis. Ik dacht aan de cursiste die een warme, gezellige zondag beschreven had waarin ze als gezin - achteraf gezien voor het laatst - met z'n vieren bij elkaar zaten.
Goed, ik was op weg naar huis dus.
We zouden er met z'n drieën eten. Man, Deetje en ik. Jeetje was uit logeren. Ik hoopte dat hij iets lekkers gekookt had. En nee, ik hoopte verder nergens op. Misschien was het geen hoop, misschien ging ik er gewoon van uit dat hij deze 'afwezigheid' - of hoe het ook heet - zou compenseren met een exquise maaltijd. Iets interessants, veel pannen, glazen wijn.
Goed, bij binnenkomst stond man achter het fornuis. Op zijn sokken. Dat zag ik. En ook dat er maar één braadpan op de kookplaat stond. Aan de ene helft lagen twee dikke bleke worsten, en aan de andere helft een groente die het midden hield tussen broccoli en bloemkool.
'Gadver.'
'Nou zeg,' zei hij.
'Ja, gadver. Eten we dát?'
'Je lijkt Jeetje wel.'
'Weet je al niet meer dat ik niet van worst hou?'
We keken elkaar niet aan. We keken naar de braadpan.
'Dit is worst van de markt met een q,' zei hij toen.
'Ik dacht echt dat je iets lékkers zou maken.'
'Deze worst lust je wel.'
'Blóémkool. Gadver.'
'Dit is geen gewone...'
Hij rolde de worsten en de lichtgroene bloemkool heen en weer in de pan. Ik liep langs hem heen naar boven om mijn rugtas weg te leggen.
Goed, ik was op weg naar huis. Ik dacht aan de cursiste die een warme, gezellige zondag beschreven had waarin ze als gezin - achteraf gezien voor het laatst - met z'n vieren bij elkaar zaten.
Goed, ik was op weg naar huis dus.
We zouden er met z'n drieën eten. Man, Deetje en ik. Jeetje was uit logeren. Ik hoopte dat hij iets lekkers gekookt had. En nee, ik hoopte verder nergens op. Misschien was het geen hoop, misschien ging ik er gewoon van uit dat hij deze 'afwezigheid' - of hoe het ook heet - zou compenseren met een exquise maaltijd. Iets interessants, veel pannen, glazen wijn.
Goed, bij binnenkomst stond man achter het fornuis. Op zijn sokken. Dat zag ik. En ook dat er maar één braadpan op de kookplaat stond. Aan de ene helft lagen twee dikke bleke worsten, en aan de andere helft een groente die het midden hield tussen broccoli en bloemkool.
'Gadver.'
'Nou zeg,' zei hij.
'Ja, gadver. Eten we dát?'
'Je lijkt Jeetje wel.'
'Weet je al niet meer dat ik niet van worst hou?'
We keken elkaar niet aan. We keken naar de braadpan.
'Dit is worst van de markt met een q,' zei hij toen.
'Ik dacht echt dat je iets lékkers zou maken.'
'Deze worst lust je wel.'
'Blóémkool. Gadver.'
'Dit is geen gewone...'
Hij rolde de worsten en de lichtgroene bloemkool heen en weer in de pan. Ik liep langs hem heen naar boven om mijn rugtas weg te leggen.
vrijdag 28 oktober 2016
Het geschreven woord
Een greep uit de adviezen die ik krijg:
'Het wordt weer leuker later, echt waar. Het wordt béter.'
'Je kunt hem nu niet veranderen.'
'Zorg voor jezelf en je meisjes.'
'Hier moet je even doorheen.'
'Doorgaan met je leven.'
Dit schreef Renate Rubinstein over adviezen:
'Niemand zei: weet wat je wat jij moet doen, jij gaat hele mooie stukjes in de krant maken waarmee je hem naar je terugschrijft. De enige die dat de juiste tactiek vond was ik zelf. Het heeft niet zo gewerkt en iedereen vindt dat begrijpelijk. Behalve ik, ik sta er nog steeds versteld van dat het geschreven woord niet machtiger is. Maar ik heb ook altijd gedacht dat de slavernij opgeheven werd omdat de regering van Amerika 'De hut van oom Tom 'gelezen had.'
In mijn schrift kom ik een oud dialoogje tussen man en mij tegen:
'Jij dóét er niets aan. Het gáát niet vanzelf.'
'Ik ben hier,' zegt hij.
'Ja, ik ben er ook.'
'Jij bent er niet.'
'O nee?'
'Nee, jij bent er nooit. Ik ben. Dat is wat ik doe. Er zijn. Maar dat kunnen we van jou niet zeggen.'
Ik schrijf deze woorden. Ik ben h i e r.
donderdag 27 oktober 2016
Acceptatie
Het voelde alsof vanmorgen de eerste dag van mijn nieuwe leven was aangebroken. Er was iets van vrijheid mijn hoofd binnengeslopen. Lichtheid. Leven. Acceptatie. Ik ging koffiedrinken met een vriend in het Lloyd hotel.
'Heeft hij soms een ander?' vroeg de vriend.
'NEE JOH. HEL.'
'Dat gaat nog gebeuren,' zei hij droogjes. 'Daar kunnen we vast een voorschotje op nemen.'
'Ik wil die ander nu al doodschieten.'
'En jij krijg óók een ander,' zei hij.
'Ik niet. Ik zou ook niet weten hoe ik eraan kom.'
'Plenty.'
'Ik moet er niet aan denken.'
'Nee, nu niet.'
'Ik vind het juist een uitdaging om heel heel erg oud met dezelfde man te worden,' zei ik. 'Dat doet niemand meer tegenwoordig. Dat is pas a-von-tuur.'
Ik zag hem een beetje meewarig naar me kijken.
Na de koffie liep ik in de Jumbo die daar in de buurt zat, en zag ze plotseling overal. De Anderen. Mannen met boodschappenmandjes aan hun arm. En versleten cowboylaarzen aan hun voeten. Een eenzame blik in hun ogen. Ze glimlachten naar mij.
Ik wist heus wel dat de vriend gelijk had. Het leven gaat door. Op een gegeven moment komt er misschien een ander. En waarschijnlijk worden we - hoe dan ook - allemaal weer gelukkig. Maar werkelijk: ik moet er niet aan dénken dat het ooit zover komt. Ik sterf nog liever.
Tot zover: mijn acceptatie.
'Heeft hij soms een ander?' vroeg de vriend.
'NEE JOH. HEL.'
'Dat gaat nog gebeuren,' zei hij droogjes. 'Daar kunnen we vast een voorschotje op nemen.'
'Ik wil die ander nu al doodschieten.'
'En jij krijg óók een ander,' zei hij.
'Ik niet. Ik zou ook niet weten hoe ik eraan kom.'
'Plenty.'
'Ik moet er niet aan denken.'
'Nee, nu niet.'
'Ik vind het juist een uitdaging om heel heel erg oud met dezelfde man te worden,' zei ik. 'Dat doet niemand meer tegenwoordig. Dat is pas a-von-tuur.'
Ik zag hem een beetje meewarig naar me kijken.
Na de koffie liep ik in de Jumbo die daar in de buurt zat, en zag ze plotseling overal. De Anderen. Mannen met boodschappenmandjes aan hun arm. En versleten cowboylaarzen aan hun voeten. Een eenzame blik in hun ogen. Ze glimlachten naar mij.
Ik wist heus wel dat de vriend gelijk had. Het leven gaat door. Op een gegeven moment komt er misschien een ander. En waarschijnlijk worden we - hoe dan ook - allemaal weer gelukkig. Maar werkelijk: ik moet er niet aan dénken dat het ooit zover komt. Ik sterf nog liever.
Tot zover: mijn acceptatie.
woensdag 26 oktober 2016
De wederopstandeling
Voor ik naar binnenging, stond ik een tijdje door het keukenraam te kijken. Man lag op het vloerkleed voor de kachel. Hij keek televisie op de iPad. Tot voor kort was dit tafereel het beschrijven niet waard. Nu was het een ideaal plaatje. Een wonder haast. Zolang ik buiten bleef staan.
Voor mij voelt het alsof hij drie weken geleden stierf en dan ís hij er steeds ineens weer.
Meteen toen ik binnenkwam, stond hij op van het kleed en ging op de stoel zitten.
Hij had met de meisjes gegeten en ze naar bed gebracht. Ik was netjes tot half tien thuis weggebleven.
Daar zaten we. Tegenover elkaar. Boven sliepen onze meisjes. Ik vertelde ditjes en datjes over mijn dag, zoals ik gewoon ben. Hij begon zijn schoenen aan te trekken.
'Ik ga maar eens.'
'Ja.'
'Ik ben moe.'
'Ik ook.'
'Ik had nog wel wijn voor je,' zei hij.
'Zullen we nog één glaasje wijn drinken?'
'Dat is goed.'
Even later zaten we in de tuin. We hadden het over het tijdelijke appartement dat hij over anderhalve week zou betrekken. Hier op het eiland. Over dat dat prettig is. Dat het goed zal zijn als hij weer meer betrokken kan zijn bij de meisjes.
'Ik mis ze vreselijk,' zei hij.
'Ja.'
We dronken dat ene wijntje. We rookten.
'En mis je mij ook?'
'Nee,' zei hij, 'jou niet.'
'O.'
'Helemaal niet.'
'Misschien komt dat nog.'
'En mijn droefheid, of depressie wat was het? is al bijna weg,' zei hij.
'Dan is het toch ergens goed voor.'
'Ja.'
'Nu heb ik de droefheid.'
'Ja,' zei hij.
We lachten. De wijn was op. De sigaret was op. En toen zwaaide ik de levende dode weer uit.
Voor mij voelt het alsof hij drie weken geleden stierf en dan ís hij er steeds ineens weer.
Meteen toen ik binnenkwam, stond hij op van het kleed en ging op de stoel zitten.
Hij had met de meisjes gegeten en ze naar bed gebracht. Ik was netjes tot half tien thuis weggebleven.
Daar zaten we. Tegenover elkaar. Boven sliepen onze meisjes. Ik vertelde ditjes en datjes over mijn dag, zoals ik gewoon ben. Hij begon zijn schoenen aan te trekken.
'Ik ga maar eens.'
'Ja.'
'Ik ben moe.'
'Ik ook.'
'Ik had nog wel wijn voor je,' zei hij.
'Zullen we nog één glaasje wijn drinken?'
'Dat is goed.'
Even later zaten we in de tuin. We hadden het over het tijdelijke appartement dat hij over anderhalve week zou betrekken. Hier op het eiland. Over dat dat prettig is. Dat het goed zal zijn als hij weer meer betrokken kan zijn bij de meisjes.
'Ik mis ze vreselijk,' zei hij.
'Ja.'
We dronken dat ene wijntje. We rookten.
'En mis je mij ook?'
'Nee,' zei hij, 'jou niet.'
'O.'
'Helemaal niet.'
'Misschien komt dat nog.'
'En mijn droefheid, of depressie wat was het? is al bijna weg,' zei hij.
'Dan is het toch ergens goed voor.'
'Ja.'
'Nu heb ik de droefheid.'
'Ja,' zei hij.
We lachten. De wijn was op. De sigaret was op. En toen zwaaide ik de levende dode weer uit.
dinsdag 25 oktober 2016
Nee hoor
Er zitten ook praktische kanten aan het verhaal van de weggelopen man. Vanmorgen is bijvoorbeeld mijn fiets stuk gegaan. Normaal gesproken zou ik met de fiets aan de hand naar huis lopen en 'Man!' roepen. 'Fiets kapot! Maken!'
Dat doe ik al 24 jaar lang.
En dan zou man naar buiten komen op z'n sokken, met z'n warrige haar, frons in zijn wenkbrauwen, een beetje tegenzin, hij zou de fiets op z'n kop zetten, met de ketting rommelen, hier en daar wat verbuigen, het ding weer rechtop zetten. En dan deed de fiets het weer.
Een kusje zou ik hem geven, zwaaien, en de brug over racen.
Maar oké. Het is nu even niet normaal gesproken.
Dus ik zette daarnet zélf m'n fiets op z'n kop, rommelde met de ketting, verboog hier en daar wat en zette het ding weer rechtop. En toen deed de fiets het niet.
Ik herhaalde dit protocol een paar keer - dacht na over emancipatie waar ik wel een grote mond over kan hebben, maar die in de praktijk toch stilletjes aan mij voorbijgegaan is, wat niet weet wat niet deert - maar de fiets deed het nog altijd niet.
Ik hoorde dat iemand gestopt was met het lezen van dit weblog omdat de stukjes te droevig voor haar waren. Het zóú ook mooier zijn als ik nu eens een triomf zou beschrijven. Zo van: ik rommelde wat met die fiets, en ja hoor! Natuurlijk! Simpel!
Maar nee hoor.
maandag 24 oktober 2016
Tastbaar
In het holst van de nacht kropen ze bij mij in bed. Eerst Deetje en toen Jeetje. Ze konden niet slapen. Ik kon ook niet slapen. Zo lagen we met z'n drieën in het grote bed dat aan de kleine kant is. De poezen mauwend voor de deur. Maar die mochten er niet bij.
Ik had één meisje onder mijn ene arm en het andere meisje onder m'n andere arm. Ze kleefden aan me vast. Heel stil lagen we. De levensgrote afwezige haast tastbaar om ons heen.
'Niet denken,' fluisterde ik. '
'Nee,' zei Jeetje.
'Voel je ademhaling.'
Heel lang luisterde ik naar het ademen van de meisjes. Tot man echt in de kamer verscheen, ons alledrie omarmde en de heilige vier-eenheid compleet was. De onrust was meteen weg. Zelfs de poezen werden stil. Hij lag aan de andere kant van de stad alleen in een bed, niet te slapen, en had gevoeld dat hij nu terug moest. Het volgende moment was hij er. 'Ik wist niet dat je dat kon,' zei ik. Heel snel daarna was het ochtend en liepen we gevieren achter elkaar de trap af, hij dekte de ontbijttafel, er klonk een prachtig muziekje. Alles was goed.
En toen..ja toen ging de wekker.
En toch leek het niet op een droom.
Ik had één meisje onder mijn ene arm en het andere meisje onder m'n andere arm. Ze kleefden aan me vast. Heel stil lagen we. De levensgrote afwezige haast tastbaar om ons heen.
'Niet denken,' fluisterde ik. '
'Nee,' zei Jeetje.
'Voel je ademhaling.'
Heel lang luisterde ik naar het ademen van de meisjes. Tot man echt in de kamer verscheen, ons alledrie omarmde en de heilige vier-eenheid compleet was. De onrust was meteen weg. Zelfs de poezen werden stil. Hij lag aan de andere kant van de stad alleen in een bed, niet te slapen, en had gevoeld dat hij nu terug moest. Het volgende moment was hij er. 'Ik wist niet dat je dat kon,' zei ik. Heel snel daarna was het ochtend en liepen we gevieren achter elkaar de trap af, hij dekte de ontbijttafel, er klonk een prachtig muziekje. Alles was goed.
En toen..ja toen ging de wekker.
En toch leek het niet op een droom.
zondag 23 oktober 2016
Niets
Er was niets. Buiten het schrijven van een stukje op dit weblog was er niets dat mij nog boven mijzelf uit kon tillen. Ik zat op de bank naar de tuin te kijken. Of in de tuin te roken.
Man en Deetje waren naar oma. Jeetje uit logeren. Vroeger zou ik heel blij en tevreden zijn met een vrije zaterdagmiddag. Nu was het al met al: niets.
Op een gegeven moment deed ik toch iets goeds: ik nam een bad. Maar de badkamermuren werkten niet mee. Dus dat was ook niets.
En toen deed ik nog iets goeds: ik vluchtte het huis uit. Ik was precies op tijd toen de film Tonio begon. Over het ergste verlies dat een mens kan meemaken.
Hoe de vader naar de bewakingsbeelden zit te kijken. De lege nachtelijke straat. Zijn zoon die eraan komt fietsen. De auto van rechts. Het beeld stop zetten. Roepen dat hij even moet vertragen, heel even maar. Een paar seconden.
Het was heel mooi om te zien hoe de schrijver in hem - na een periode van zichzelf bijna-dood zuipen - opstond om in te grijpen. Hoe hij probeerde godverdomme recht te breien wat totaal niet had moeten gebeuren. De tijd stil te zetten. Het leven voor te zijn. De dood te slim af. Zijn zoon terugschrijven. Maar die zoon kwam niet echt terug.
Man en Deetje waren naar oma. Jeetje uit logeren. Vroeger zou ik heel blij en tevreden zijn met een vrije zaterdagmiddag. Nu was het al met al: niets.
Op een gegeven moment deed ik toch iets goeds: ik nam een bad. Maar de badkamermuren werkten niet mee. Dus dat was ook niets.
En toen deed ik nog iets goeds: ik vluchtte het huis uit. Ik was precies op tijd toen de film Tonio begon. Over het ergste verlies dat een mens kan meemaken.
Hoe de vader naar de bewakingsbeelden zit te kijken. De lege nachtelijke straat. Zijn zoon die eraan komt fietsen. De auto van rechts. Het beeld stop zetten. Roepen dat hij even moet vertragen, heel even maar. Een paar seconden.
Het was heel mooi om te zien hoe de schrijver in hem - na een periode van zichzelf bijna-dood zuipen - opstond om in te grijpen. Hoe hij probeerde godverdomme recht te breien wat totaal niet had moeten gebeuren. De tijd stil te zetten. Het leven voor te zijn. De dood te slim af. Zijn zoon terugschrijven. Maar die zoon kwam niet echt terug.
zaterdag 22 oktober 2016
Toeval
Op zaterdagochtend wandelen Deetje (6) en ik van de tram naar de Bijenkorf. Ze krijgt daar een paar te dure laarzen en drie veel te dure maillots. En dan gaan we weer terug. In een hip zaakje in de Warmoesstraat eet zij een ijsje en drink ik espresso en versgeperste jus. We zitten naast elkaar op een roodleren bank. Ik kijk of ik nog een nieuw bericht heb en scroll door de boze berichtjes die man en ik vanmorgen naar elkaar gestuurd hebben.
'Papa gaat in een ander huisje wonen, hè?' zegt Deetje dan. 'Papa is niet meer verliefd op jou, hè?'
'Zei hij dat?'
'Ja.'
'Nee, papa is niet meer verliefd op mij.'
'Dus dat is eigenlijk scheiden?'
'Ja.'
Ze likt van haar aardbeienijsje. Ik drink mijn sapje. We kijken voor ons uit.
'Mama?'
'Ja?'
'Ben jij eigenlijk nog wel verliefd op papa?'
'Nou, eh, ja.' En dan zeg ik dat ik even af ga rekenen. Dat we moeten gaan. Dat we de tram moeten halen. Papa zal haar zo thuis op komen halen voor zwemles.
Even later wandelen we hand in hand in de richting van het Centraal Station. Langs drommen toeristen. En als we bij de Prins Hendrikkade het fietspad oplopen om over te steken, worden we bijna omver gefietst door de persoon die we nú net niet hadden verwacht. En meteen lachen we breed, ondanks de berichtjes, dat gaat vanzelf als we elkaar zien. Een kort moment van connectie.
'Ik was op weg naar huis,' zegt man. 'Wat een toeval!
'Ja, wat een toeval!'
'Deze weg neem ik anders nooit,' zegt hij.
'Papa!'
Even later zit ik op het kinderzitje achterop, Deetje staat voorop de stang, en zo fietsen we gedrieën de stad uit. Op zachte banden.
'Papa gaat in een ander huisje wonen, hè?' zegt Deetje dan. 'Papa is niet meer verliefd op jou, hè?'
'Zei hij dat?'
'Ja.'
'Nee, papa is niet meer verliefd op mij.'
'Dus dat is eigenlijk scheiden?'
'Ja.'
Ze likt van haar aardbeienijsje. Ik drink mijn sapje. We kijken voor ons uit.
'Mama?'
'Ja?'
'Ben jij eigenlijk nog wel verliefd op papa?'
'Nou, eh, ja.' En dan zeg ik dat ik even af ga rekenen. Dat we moeten gaan. Dat we de tram moeten halen. Papa zal haar zo thuis op komen halen voor zwemles.
Even later wandelen we hand in hand in de richting van het Centraal Station. Langs drommen toeristen. En als we bij de Prins Hendrikkade het fietspad oplopen om over te steken, worden we bijna omver gefietst door de persoon die we nú net niet hadden verwacht. En meteen lachen we breed, ondanks de berichtjes, dat gaat vanzelf als we elkaar zien. Een kort moment van connectie.
'Ik was op weg naar huis,' zegt man. 'Wat een toeval!
'Ja, wat een toeval!'
'Deze weg neem ik anders nooit,' zegt hij.
'Papa!'
Even later zit ik op het kinderzitje achterop, Deetje staat voorop de stang, en zo fietsen we gedrieën de stad uit. Op zachte banden.
vrijdag 21 oktober 2016
Lifeline
In mij knippert de laatste weken continu het alarmerende rode lichtje. Je batterij is bijna leeg. Bijna leeg. De procenten hollen achteruit. En hoe vaak ik het huis ook doorzoek, mijn oplader is kwijt. Weg. Verdwenen.
Dit is een ontzettend lelijke metafoor. Maar het is wel waar.
Vanmorgen plukte ik man uit de kamer - die hier was gekomen om 'iets leuks' met Deetje te gaan doen - trok hem met me mee, deed alles wat ik juist niet moet doen, en lag in dat gestolen moment tegen hem aan, mijn ogen gesloten, zijn hand op mijn hart, en toen ja, toen voelde ik het leven weer in mij stromen. Hoogstens één minuut. Groen licht. Vijftien procent.
Ik kan er weer een tijdje tegenaan. Volledig autonoom. Voor jezelf zorgen heet dat.
Goed, dit is een overgangsperiode.
Goed, dit is een proces van ontvlechten.
Bij mijn ouders was ik achttien jaar. Bij man vierentwintig jaar. Twaalf dagen geleden is hij vertrokken. Loskomen kost tijd. Dat snap ik. Oké. Goed. Prima. Fijn. Ik begrijp het.
'Neem je verlies,' zei iemand.
'Doe ik, doe ik.'
Apple Music heeft vandaag de song 'Back for good' van Take That speciaal voor mij geselecteerd.
Op Facebook ontvang ik een gesponsord bericht van De Ex Terug Methode.
Mijn verlies en ik, we luisteren 'Waiting for the Miracle to come' van Cohen uitgevoerd door de Scandinavian Report.
Dit is een ontzettend lelijke metafoor. Maar het is wel waar.
Vanmorgen plukte ik man uit de kamer - die hier was gekomen om 'iets leuks' met Deetje te gaan doen - trok hem met me mee, deed alles wat ik juist niet moet doen, en lag in dat gestolen moment tegen hem aan, mijn ogen gesloten, zijn hand op mijn hart, en toen ja, toen voelde ik het leven weer in mij stromen. Hoogstens één minuut. Groen licht. Vijftien procent.
Ik kan er weer een tijdje tegenaan. Volledig autonoom. Voor jezelf zorgen heet dat.
Goed, dit is een overgangsperiode.
Goed, dit is een proces van ontvlechten.
Bij mijn ouders was ik achttien jaar. Bij man vierentwintig jaar. Twaalf dagen geleden is hij vertrokken. Loskomen kost tijd. Dat snap ik. Oké. Goed. Prima. Fijn. Ik begrijp het.
'Neem je verlies,' zei iemand.
'Doe ik, doe ik.'
Apple Music heeft vandaag de song 'Back for good' van Take That speciaal voor mij geselecteerd.
Op Facebook ontvang ik een gesponsord bericht van De Ex Terug Methode.
Mijn verlies en ik, we luisteren 'Waiting for the Miracle to come' van Cohen uitgevoerd door de Scandinavian Report.
donderdag 20 oktober 2016
Bij de Blokker
Man, Jeetje en Deetje vertrokken voor een nachtje naar een hotel met zwembad. Jeetje zat voorin, op mijn plek, en Deetje zat achterin. En toen reden ze weg. Ik moest huilen. Niet omdat ik mee wilde. Maar omdat ik niet mee wilde.
Alles wat ik ooit heb gelezen over liefdesverdriet en wat erover gezongen wordt, is waar. Barensweeën zijn er niets bij. Geen wonder dat er altijd zulke aanstellerig grote woorden voor gebruikt worden. Het ís geen aanstellerij.
Iemand zei me: 'De wond zit op dezelfde plek als verliefdheid. Maar nu is het het omgekeerde.'
Iemand zei me: 'Het is wél goed voor de literatuur.'
Toen ik dit gisteravond tegen een vriendin vertelde, riep zij uit; 'Jezus, de literatuur! Jij zou natuurlijk nog liever bij de Blokker gaan werken en voor altijd met schrijven stoppen, als je je gezin maar bij elkaar houdt.'
'Ja, tuurlijk!' zei ik en nam een slokje wijn. Nee, dacht ik. Dat niet. Ik zou niet nog liever bij de Blokker gaan werken. Maar dat durfde ik niet hardop te zeggen.
woensdag 19 oktober 2016
Kanariegeel
We zaten in de bus. Lijn 83 waar ik vroeger zo vaak ingezeten heb. Als kind ging ik altijd met mijn oma naar de stad, als tiener zat ik hier alleen - onderuitgezakt, met dat gepermanente haar, het wit weggetrokken kopje en die lege blik in mijn ogen - en nu zaten we met z'n drieën in de bus. Jeetje, Deetje en ik. Met een rugzak vol herfstbladeren en kastanjes. En onze rolkoffer. We waren een paar dagen bij opa en oma geweest.
'Wat gaat die bus langzaam,' zei Jeetje. 'Het lijkt wel of we stilstaan.'
Lijn 83 reed inderdaad in slakkentempo langs de plaatsjes Gennep, Ottersum, Plasmolen, Mook, Malden - er was niets veranderd behalve halte 'de Helweg' - en na een klein uur kwamen we in Nijmegen aan. Daar hadden we de aansluiting met de trein naar Amsterdam gemist.
Jeetje en Deetje mochten een tijdschrift uitzoeken en ik nam de Psychologie waarin stond hoe je om moest gaan met een gebroken hart. Nog voor de trein station Arnhem bereikt had, had ik het blad al in een prullenbakje gepropt.
'Je moet het rijbewijs echt halen, mama!' zei Jeetje. 'Ik zie ons al helemáál voor me. Hoe we dan rijden in een klein autootje. Met de muziek kei hard. En onze hond hijgend in onze nek.'
Toen zag ik het ook even voor me. Een kanariegeel wagentje waarin ik over de wegen scheurde met mijn dochters en een immense Golden Retriever op de achterbank.
maandag 17 oktober 2016
Het gat
Het is zes uur 's avonds. Ik heb de hele dag lesgegeven. Heel langzaam fiets ik terug naar huis. Over de gracht, de brug en de dijk. Zoals elke zaterdag. Het gat in mij is zo groot dat de wind er dwars doorheen waait. Misschien dat ik daarom haast niet vooruit kom.
Door het raampje zie ik hem al staan. In de keuken. Zijn hoofd onder de afzuigkap. In plaats van op te kijken, blijft hij nu doorroeren in zijn pan. En in plaats van aan te kloppen, zoek ik naar de huissleutel in mijn rugtas.
De houtkachel brandt. De kinderen spelen op het kleed. Zodra ik binnenkom, schieten de oogjes pijlsnel van mij naar man en weer terug. Ze lachen net te hoog, te veel en te opgewekt.
'Hallo!'
'Hallo,' zegt man. 'Goed gewerkt?'
'Ja hoor.'
'Ik had deze wijn net gekocht. En vandaag staat die toevallig ook in de wijngids.' Hij houdt een fles omhoog.
'Wat goed!'
'Goed van mij, hè?'
Man schenkt een glaasje wijn voor me in. De kaarsjes branden. Hij en Jeetje hebben een complete Indonesische rijsttafel gemaakt. Even later zitten we met het hele gezin aan tafel, maar - hoeveel bakjes er ook voor onze neus staan - het voelt alsof er in ons midden een bom is ontploft. Ook in ons vieren is een gat geslagen.
'Lekker is die wijn,' zeg ik.
'Gewoon van de AH.'
'Moet ik onthouden.'
En na het eten laat ik me naar rechts vallen. Mijn hoofd in zijn schoot. Hij legt zijn handen op mijn rug. Mijn ademhaling wordt kalm. Alles wordt kalm. Heel even is het gat gedicht.
vrijdag 14 oktober 2016
Dus
Op mijn zeventiende werd ik gedumpt door de knapste jongen van de hele school. Een paar dagen later kwam er een geblindeerde zwarte BMW het schoolplein in Boxmeer oprijden. Voor mij. De deur ging open en de dertigjarige Michael Jackson stapte uit. Zoals hij eruit zag in zijn BAD periode. Iedereen - ook de knapste jongen - zag het toen ik op hoge hakken naar hem toe liep.
Daar gingen Michael Jackson en ik. In de BMW. Over de snelweg. Naar Oss. Daar woonde hij met zijn moeder.
'Gaan we naar Oss?'
'Ik zal je straks lekker masseren.' Hij fluisterde.
'Maar ik moet huiswerk maken,' zei ik. 'Dus.'
'Huiswerk?'
'Huiswerk.'
Het bleef stil. De BMW gleed geruisloos over de weg. Michael Jackson rook sterk naar parfum.
'Ik moet nú naar huis. Nu.'
Hij stopte bij een parkeerplaats. Hij boog zijn gepoederde gezicht naar me toe.
''Ik hou ook niet van masseren,' zei ik. 'Dus.'
donderdag 13 oktober 2016
Duidelijkheid
Deetje (6) kwam mijn slaapkamer binnen.
'Waar is papa nou?'
'Hij logeert toch ergens anders?'
'Ja, maar hoe láng dan?'
'Best een hele tijd.'
'O,' zei Deetje. En meteen daarna: 'We maken een kalender! Dan kunnen we de dagen afstrepen tot hij er weer is!'
Ik zei niets.
'We kunnen toch een kalénder maken, mama?'
Aan de ontbijttafel had Jeetje (11) 'Aan de Amsterdamse grachten' op repeat gezet.
'Zeg, papa komt toch wel weer terug in de herfstvakantie?' vroeg ze.
'Nee.'
'Nee?'
'Dit gaat veel langer duren dan een paar dagen,' zei ik.
Jeetje trok krijtwit weg. Deetje aaide de afbeelding van de Golden Retriever pup op een roze etui.
'Dit is mijn hondje,' zei ze. 'En dit etui heb jij ook, hè mama, en jij ook, hè Jeetje?'
'Dus hij gaat voorlopig ergens anders wonen,' zei ik. En toen volgde die hele riedel, bla bla bla, zus zus zus en zo, houden van jullie, allebei heel vaak zien, zus zus zus en zo en als laatste zei ik: 'Op proef. Dus nog niet definitief.'
En als allerlaatste: 'Jullie mogen er ab-so-luut niet onder lijden.'
'Ja haha,' zei Jeetje.
'Ja, dat is onzin hè?'
'Nou,' zei Jeetje, 'dan heb ik liever een vader die zégt dat hij definitief weggaat, maar gewoon blijft, dan een vader die niet definitief weggaat, maar al weg is.'
(De ouders van haar beste vriendin gaan uit elkaar. Ze hebben dit vorige maand heel serieus medegedeeld, maar er is nog niets veranderd)
En toen zei ik: 'We gaan zaterdagavond gewoon met z'n vieren eten, goed? En daarna nog een potje kaarten.'
En daar kikkerden ze enorm van op.
En daarmee liet ik mijn idee van man voorlopig helemaal niet zien ter plekke varen.
En toen zongen we nog even mee van 'een huisje in Amsterdam' en 'ik ben zo blij een Amsterdammer te zijn'.
woensdag 12 oktober 2016
Tegenstrijdigheid
In mijn lessen creatief schrijven geef ik vooral aandacht aan de tegenstrijdigheid die in een tekst moet zitten. Dubbelheid. In een personage. In de omstandigheden. In elk woord dat je opschrijft.
Dat is wat een tekst goed maakt.
Dus het is beter als iemand weg wil en tegelijkertijd wil blijven.
Het is mooier dat iemand bij je weggaat waarvan je nog houdt, dan dat er iemand bij je weggaat waarvoor je al niets meer voelde. Dat laatste zou de tekst saai maken. Dan denken we: 'hè, hè, die is weg. Gelukkig maar. Einde verhaal.'
Hoe groter de liefde is, hoe érger de afwijzing voor je personage is.
En daar gaat het allemaal om bij het schrijven: maak het voor je personage zo moeilijk mogelijk. Laat er dus ook nog kinderen in het spel zijn. Dat is altijd goed.
En nee, laat ze nou eens géén vijandige relatie hebben, met veel ruzie, schelden, spanningen over en weer, maar laat je personages avond aan avond spelletjes doen met hun dochtertjes, samen een wijntje drinken bij de houtkachel, lepeltje lepeltje tegen elkaar aan in slaap vallen, en dán besluit de één om te vertrekken.
Dat is mooi. Omdat we het niet verwacht hadden. Omdat de lezer het niet aan had zien komen.
De klap is dan dés te groter. Dat is literatuur.
En nee, laat er nou eens geen ánder in het spel zijn. Dat is te voorspelbaar.
Speel met het verwachtingspatroon van je lezer.
De mensen van wie je het het minst verwacht had, laat die het moeilijk krijgen samen.
Het is mooier als je personage het allerliefst in iemands armen wil liggen, vastgehouden wil worden, voor altijd samen wil zijn, maar diegene ook het allerliefst met zijn zelfgemaakte gehaktballetjes zou bekogelen, met de koekenpan op zijn hoofd zou timmeren en hem nooit meer wil zien.
Alléén een boosaardig type is niets.
Alléén iemand die lijdt is ook saai.
Die tweestrijd in jezelf én in je omgeving, dat is wat literatuur is all about. Van het leven begrijp ik niks.
dinsdag 11 oktober 2016
Gewoon helemaal
Vannacht werd ik wakker van het miauwen van een kater op straat en het rommelen aan het slot van de voordeur. Ronnie is terug! Man is terug! Alle hens aan dek! Maar beneden bleek de stoep leeg. Ik haalde voor de zekerheid toch de haak van de deur. Een mens kan zich vergissen. Ook man.
Op een ander moment in de nacht kwam Deetje mijn slaapkamer in: 'Ik hoor steeds iemand beneden koffie malen,' fluisterde ze.
'Er is niemand,' zei ik.
'Papa misschien?'
'Papa is toch uit logeren.'
'Komt hij morgen terug?'
'Hij komt woensdag en zaterdag.'
'En dan gaat hij weer?'
'Dat denk ik wel.'
'Maar wanneer komt hij echt helemáál terug? Gewoon helemaal.'
'Dat weet ik niet precies.'
'Ik ben bang.'
'Kom maar bij me liggen.'
Een opgekruld meisje lag naast me te slapen, op de plek waar gisteren man nog lag.
Op een ander moment in de nacht kwam Deetje mijn slaapkamer in: 'Ik hoor steeds iemand beneden koffie malen,' fluisterde ze.
'Er is niemand,' zei ik.
'Papa misschien?'
'Papa is toch uit logeren.'
'Komt hij morgen terug?'
'Hij komt woensdag en zaterdag.'
'En dan gaat hij weer?'
'Dat denk ik wel.'
'Maar wanneer komt hij echt helemáál terug? Gewoon helemaal.'
'Dat weet ik niet precies.'
'Ik ben bang.'
'Kom maar bij me liggen.'
Een opgekruld meisje lag naast me te slapen, op de plek waar gisteren man nog lag.
maandag 10 oktober 2016
Not yet
Ik zwaaide man uit vanmorgen. Hij moest in alle vroegte naar het werk, en daarna zal hij naar een andere stad rijden om de sleutel op te halen. Nee, ik zwaaide hem niet uit, ik stond stiekem door het glas van onze voordeur te kijken hoe hij in de auto stapte, de deur dichttrok en wegreed. De donkerte in.
Zoals ik op zaterdagavond in de Leidsedwarsstraat naar hem had staan kijken. Hij was wat eerder dan afgesproken bij Bombay en stond al voor het restaurant. En ik was er ook wat eerder en keek. Hij liep precies de andere kant op dan daar waar ik stond. Hij was wat vroeg, hij maakte nog een ommetje. Hij slenterde als het ware de straat uit. Nou daag dan, zei ik en zwaaide met een slap handje.
Op het Leidseplein pakte ik mijn fiets en racete hem via een andere straat tegemoet.
'Hee hoi. Ik had je al gezien.'
'Hè? Wanneer dan?'
'Ik hou je overal in de gaten.'
'Heb je nieuwe schoenen aan?'
'Ja. Hoe weet jij dat?'
'Dat zie ik toch.'
'Dat jij dat ziet.'
We gingen naar de voorstelling Husbands and Wives van Toneelgroep Amsterdam. Een absolute aanrader, maar dit terzijde. Na de voorstelling spraken we over de vorm en de structuur van het stuk dat die zo goed was geweest, dronken we een paar wijntjes, spraken we over mensen in het algemeen dat die altijd maar weer zulke domme dingen doen tot ze dood gaan, liepen we naar de fietsenstalling waar zijn fiets stond. Ik werd staande gehouden door een singer/songwriter uit New York die mij om een vuurtje vroeg. Ik zag hoe man verdween onder de grond.
'Is he leaving you?' vroeg de singer/songwriter.
'Not yet,' zei ik.
En dat is ook zo.
Abonneren op:
Posts (Atom)