In het holst van de nacht kropen ze bij mij in bed. Eerst Deetje en toen Jeetje. Ze konden niet slapen. Ik kon ook niet slapen. Zo lagen we met z'n drieën in het grote bed dat aan de kleine kant is. De poezen mauwend voor de deur. Maar die mochten er niet bij.
Ik had één meisje onder mijn ene arm en het andere meisje onder m'n andere arm. Ze kleefden aan me vast. Heel stil lagen we. De levensgrote afwezige haast tastbaar om ons heen.
'Niet denken,' fluisterde ik. '
'Nee,' zei Jeetje.
'Voel je ademhaling.'
Heel lang luisterde ik naar het ademen van de meisjes. Tot man echt in de kamer verscheen, ons alledrie omarmde en de heilige vier-eenheid compleet was. De onrust was meteen weg. Zelfs de poezen werden stil. Hij lag aan de andere kant van de stad alleen in een bed, niet te slapen, en had gevoeld dat hij nu terug moest. Het volgende moment was hij er. 'Ik wist niet dat je dat kon,' zei ik. Heel snel daarna was het ochtend en liepen we gevieren achter elkaar de trap af, hij dekte de ontbijttafel, er klonk een prachtig muziekje. Alles was goed.
En toen..ja toen ging de wekker.
En toch leek het niet op een droom.
maandag 24 oktober 2016
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten